ECLI:NL:RBDHA:2024:10602

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
NL24.20512
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Turkse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had het verzoek niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat zijn bijzondere individuele situatie onvoldoende is meegewogen. Tijdens de zitting op 28 juni 2024 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest.

De rechtbank heeft overwogen dat de eiser niet tijdig beroep had ingesteld, maar dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar was. Eiser beroept zich op het arrest C.K. en het Tarakhel-arrest, waarin wordt gesteld dat voor kwetsbare personen aanvullende garanties moeten worden gevraagd aan de ontvangende lidstaat. Eiser stelt dat hij psychische klachten heeft en dat zijn overdracht naar Kroatië onaanvaardbare gevolgen voor zijn gezondheid kan hebben. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat zijn gezondheid in gevaar komt bij overdracht naar Kroatië. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische zorg in Kroatië beschikbaar is en dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen bijzondere kwetsbaarheid is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft geoordeeld dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling wordt genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.20512

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. B. Manawi),
en
de minister van Asiel en Migratie, daaronder mede begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder,
(gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Bij besluit van 3 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag
niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling
daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is aanwezig [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1996 en de Turkse nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
3. Niet in geschil is dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft ter zitting reeds geoordeeld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het beroep is dan ook ontvankelijk en wordt hierna verder behandeld.
4. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende aandacht heeft besteed aan zijn bijzondere individuele situatie. Hij beroept zich op het arrest C.K. [3] en stelt dat hij wegens onder andere zijn psychische klachten niet kan worden overgedragen aan Kroatië. Verweerder had niet tot overdracht mogen overgaan zonder het BMA [4] onderzoek te laten doen naar zijn psychische gesteldheid. Subsidiair moet hij worden aangemerkt als een bijzonder kwetsbaar persoon in de zin van het arrest Tarakhel. [5] Verweerder had dan ook individuele garanties moeten vragen aan Kroatië. Eiser meent dat ten aanzien van hem niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Asielzoekers in Kroatië hebben zeer beperkte toegang tot reguliere gezondheidszorg. De psychologische hulp voor asielzoekers is vooral afhankelijk van de hulp van NGO’s en projectgebonden financiering. Daarnaast heeft Médecins du Monde vanaf 22 mei 2023 zijn activiteiten in opvangcentra tijdelijk gestopt, wat de situatie voor Dublinclaimanten verergert. Het ontbreekt aan adequate geestelijke gezondheidszorg. Dublinclaimanten worden in een opvangcentrum geplaatst waarbij geen verschillende behandeling is voor kwetsbare personen. Ook worden Dublinclaimanten slachtoffer van pushbacks in Kroatië, omdat deze niet kunnen worden onderscheiden van andere asielzoekers. Tot slot is hij, in het kader van artikel 16 van de Dublinverordening, afhankelijk van de zorg en ondersteuning van zijn ouders. Gelet op alle medische en psychische aandoeningen en eisers afhankelijkheid van zijn ouders is er sprake van uitzonderlijke humanitaire omstandigheden die een inhoudelijke behandeling van zijn asielaanvraag rechtvaardigen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Niet in geschil is dat Kroatië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De Afdeling [6] heeft in haar uitspraak van 13 september 2023 [7] bevestigd dat in het geval van Kroatië wordt uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarbij heeft de Afdeling overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn dat Dublinclaimanten in Kroatië te maken hebben met pushbacks. Met het claimakkoord hebben de autoriteiten van Kroatië ook de terugname van eiser geaccepteerd. Eiser zal daarom in het kader van de Dublinverordening gereguleerd worden overgedragen en zijn asielaanvraag zal in behandeling worden genomen met inachtneming van de Europese richtlijnen en internationale verplichtingen.
Arrest C.K.
6. Uit het arrest C.K. volgt dat het aan eiser is om met medische stukken aan te tonen dat zijn overdracht een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn medische situatie inhoudt. Het is dus aan eiser om met objectieve gegevens de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en ook de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aan te tonen. [8] Indien eiser deze gegevens heeft overgelegd, dient verweerder het risico op een dergelijke verslechtering van de gezondheidstoestand te laten onderzoeken door het BMA, zo volgt uit verweerders eigen Werkinstructie 2021/3.
7. Eiser heeft meerdere stukken overgelegd, waaronder een verklaring uit 2000 van een ziekenhuis in Turkije waarin de diagnose Thalassemie bij eiser wordt gesteld. Ook heeft hij een gezondheidsverklaring van een Turkse huisarts overgelegd, waarin is opgenomen dat eiser darmpoliepen heeft, het van belang is dat eiser samen met zijn familie leeft, en dat zij bij de regelmatige controles aanwezig zijn. Deze stukken zijn echter niet actueel en ook niet verder toegelicht of onderbouwd. Daar komt bij dat eiser een recente verklaring van zijn huisarts in Nederland, namelijk van 22 mei 2024, heeft overgelegd, waarin enkel het advies wordt gegeven aan eiser om bij zijn familie te gaan wonen. Tot slot heeft eiser ook een aanvullende en meer uitgebreide verklaring van zijn huisarts van 19 juni 2024 ingebracht. In deze brief worden de door eiser gestelde medische klachten bevestigd en is opgenomen dat eiser momenteel onder behandeling staat bij de POH-GGZ.
8. De rechtbank stelt vast dat niet wordt betwist dat eiser onder behandeling staat voor zijn psychische en fysieke klachten. Echter wordt nergens vermeld dat een overdracht aan Kroatië zal leiden tot de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen voor eisers gezondheidssituatie als bedoeld in het arrest C.K. Het primaire standpunt van eiser slaagt niet.
Individuele garanties
9. In het Tarakhel-arrest heeft het Hof [9] overwogen dat de verzoekende lidstaat voor bijzonder kwetsbare personen voorafgaand aan de overdracht aanvullende garanties moet vragen aan de ontvangende lidstaat, als de vreemdeling aantoont dat hij zonder die garanties geen toereikende zorg- en opvangvoorzieningen zal krijgen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 3 december 2015 [10] volgt dat het Tarakhel-arrest ook van toepassing kan zijn op andere personen die bijzonder kwetsbaar zijn, als aannemelijk is gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden, waarbij het geslacht, de leeftijd en de gezondheidstoestand van de vreemdeling van belang kunnen zijn. De bewijslast dat er sprake is van deze bijzondere kwetsbaarheid ligt bij de vreemdeling. [11]
10. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat er geen sprake is van bijzondere kwetsbaarheid zoals volgt uit het arrest Tarakhel. De medische klachten van eiser zijn daartoe onvoldoende. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij, zonder het verkrijgen van aanvullende garanties, in Kroatië niet de benodigde zorg zal krijgen. Ter zitting heeft verweerder terecht gewezen op de Afdelingsuitspraak van 19 juni 2024 [12] , waaruit volgt dat, zelfs voor een vreemdeling die wel als bijzonder kwetsbaar is aangemerkt, adequate psychische gezondheidszorg beschikbaar is in Kroatië. Daarbij is van belang dat Médecins du Monde de werkzaamheden tot het einde van augustus 2023 had gestaakt maar daarna weer heeft hervat.
11. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er dan ook van uitgaan dat de medische zorg en medicijnen die eiser nodig heeft in Kroatië beschikbaar zijn. In het bestreden besluit is vermeld dat verweerder op grond van artikel 32 van de Dublinverordening met toestemming van eiser zijn medische gegevens kan uitwisselen met de Kroatische autoriteiten, waarmee zij voor de overdracht worden geïnformeerd over zijn medische behoeften. Ook zal voorafgaand aan de overdracht een ‘fit to fly’ onderzoek plaatsvinden. Het subsidiaire standpunt van eiser slaagt dan ook evenmin.
Artikel 16 en 17 van de Dublinverordening
12. Verweerder heeft in de besluitvorming voldoende gemotiveerd waarom geen sprake is van afhankelijkheid in de zin van artikel 16 van de Dublinverordening. In de recente verklaringen van de Nederlandse huisarts wordt niet gesteld dat eiser afhankelijk is van zijn familie voor medische zorg. In de verouderde Turkse stukken wordt wel gezegd dat het van belang is dat eiser bij zijn familie leeft, maar deze stelling is verder niet toegelicht of nader onderbouwd. Ook is niet gebleken dat de vader van eiser afhankelijk is van zijn hulp.
13. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eisers omstandigheden geen aanleiding vormen om zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 5 juli 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening nr. (EU) 604/2013.
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 februari 2017 in de zaak C.K. tegen Slovenië, ECLI:EU:C:2017:127.
4.Bureau Medische Advisering.
5.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
8.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3480.
9.Het Europees Hof voor de rechten van de mens.