ECLI:NL:RBDHA:2024:10506

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
C/09/649257 / HA ZA 23-542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders op basis van de Beklamelregel in een zorgovereenkomst

In deze zaak, gewezen door de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2024, staat de aansprakelijkheid van de bestuurders van Zuidplas Care Beheer B.V. centraal. Zorgfactory B.V. heeft Zuidplas c.s. aangeklaagd wegens onrechtmatig handelen, omdat zij zouden hebben geweten dat Care niet aan haar betalingsverplichtingen kon voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Zorgfactory een overeenkomst had gesloten met Care, waarbij Zorgfactory zorgmedewerkers overnam. Na een periode van niet-betaling door Care, werd deze in staat van faillissement verklaard. Zorgfactory vorderde schadevergoeding van Zuidplas c.s. op basis van de Beklamelregel, die stelt dat bestuurders aansprakelijk kunnen zijn als zij wisten of hadden moeten weten dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen kon voldoen. De rechtbank oordeelde dat Zuidplas c.s. niet op de hoogte waren van de slechte financiële situatie van Care op het moment van de overeenkomst. De vorderingen van Zorgfactory werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. In de reconventie vorderde [bedrijfsnaam 1] de opheffing van een beslag, wat ook werd afgewezen. In de vrijwaringszaak werden de vorderingen van [naam 2] c.s. afgewezen, omdat zij niet waren veroordeeld in de hoofdzaak. De proceskosten werden aan alle partijen opgelegd, waarbij Zorgfactory als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 3 juli 2024
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/09/649257 / HA ZA 23-542 van
ZORGFACTORY B.V., te Ter Apel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.J.W. Hemmes te Drachten,
tegen

1.ZUIDPLAS CARE BEHEER B.V., te Nieuwerkerk aan den IJssel,

gedaagde in conventie,
advocaat mr. G.A. Krol te Rotterdam,
2.
[bedrijfsnaam 1] B.V., te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. G.A. Krol te Rotterdam,
3.
[naam 1], te [woonplaats 1] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. G.A. Krol te Rotterdam,
4.
[bedrijfsnaam 2] B.V., te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. M. Snoek te Den Haag,
5.
[naam 2], te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. M. Snoek te Den Haag,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/655593 / HA ZA 23-948 van

1.[bedrijfsnaam 2] B.V., te [vestigingsplaats 2] ,

2.
[naam 2], te [woonplaats 3] ,
eiseressen,
advocaat mr. M. Snoek te Den Haag,
tegen

1.[bedrijfsnaam 1] B.V., te [vestigingsplaats 3] ,

2.
[naam 1], te [woonplaats 4] ,
gedaagden,
advocaat mr. G.A. Krol te Rotterdam.
In de hoofdzaak zullen partijen hierna afzonderlijk Zorgfactory, Zuidplas, [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] en [naam 2] genoemd. Gedaagden sub 1, 2 en 3 worden hierna gezamenlijk Zuidplas c.s. genoemd, en gedaagden sub 4 en 5 gezamenlijk [naam 2] c.s.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier in de hoofdzaak bestaat uit:
- de dagvaarding van 6 juni 2023, met producties;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [naam 2] c.s., met producties;
- de incidentele conclusie van antwoord;
- het vonnis in incident van 13 september 2023;
- de conclusie van antwoord van [naam 2] c.s., met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie tevens akte houdende producties van Zuidplas c.s., met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het tussenvonnis van 20 maart 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de producties 24 en 25 van Zorgfactory.
1.2.
Het procesdossier in de vrijwaringszaak bestaat uit:
- de dagvaarding van 17 oktober 2023, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens akte houdende producties, met producties;
- het tussenvonnis van 20 maart 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen.
1.3.
De mondelinge behandeling van de hoofd- en de vrijwaringszaak heeft plaatsgevonden op 16 mei 2024. Partijen hebben over en weer hun standpunten verder toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen tijdens de zitting hebben gezegd.
1.4.
Ten slotte is de datum vastgesteld waarop dit vonnis wordt gewezen.
1.5.
Op 28 juni 2024 heeft de advocaat van Zorgfactory de rechtbank bericht dat een regeling is getroffen met [bedrijfsnaam 2] en [naam 2] . Zij verzoekt de rechtbank de procedure tegen [bedrijfsnaam 2] en [naam 2] door te halen. [bedrijfsnaam 2] en [naam 2] hebben daartegen geen bezwaar gemaakt. De rechtbank acht daarom de hoofdzaak geëindigd tegen [bedrijfsnaam 2] en [naam 2] en zal in de hoofdzaak tussen Zorgfactory en [bedrijfsnaam 2] en [naam 2] geen vonnis wijzen.

2.De feiten in de hoofd- en vrijwaringszaak

2.1.
Zorgfactory houdt zich bezig met het in opdracht van zorgorganisaties uitvoeren van zorgtaken, het bieden van (thuis)zorg, en/of dagopvang aan ouderen en aan (andere) minder- of meerderjarige personen. Daarbij beoogt Zorgfactory werkgeversrisico’s en personeelsadministratie van zorgorganisaties over te nemen. Zorgfactory is landelijk actief.
2.2.
Zuidplas is op 7 mei 2001 opgericht met [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] als bestuurders en aandeelhouders (ieder 50%). [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] zijn vennootschappen van [bedrijfsnaam 1] respectievelijk [naam 2] .
2.3.
Zuidplas is enig aandeelhouder en bestuurder van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Zuidplas Care Villa Zoetermeer B.V. (hierna: Villa), Zuidplas Care W.L.Z. B.V. (hierna: WLZ), Zuidplas Care B.V. (hierna: Care) en Zuidplas Care Zorg B.V. (hierna: Zorg). Deze vennootschappen worden hierna gezamenlijk de Zuidplas Groep genoemd.
2.4.
Care is opgericht op 3 juli 2019. Zij hield zich bezig met het verlenen van zorg. Op advies van externe adviseur zijn de activiteiten van Care in mei 2021 opgesplitst en ondergebracht in een holdingstructuur, waardoor de Zuidplas Groep is ontstaan.
2.5.
In de Zuidplas Groep werden de inkomsten, die bestonden uit de vergoedingen van de zorgkantoren, ontvangen door Care. Het personeel was in dienst bij Zorg. In Villa waren de activiteiten van een zorgvilla te Zoetermeer ondergebracht.
2.6.
In 2021 hebben Care, Zorg en Villa een winst behaald van respectievelijk € 36.993,
€ 2.367 en € 921.
2.7.
Op 2 januari 2023 heeft [bedrijfsnaam 1] via de website van Zorgfactory een offerteaanvraag gedaan voor het uitbesteden van zorg aan Zorgfactory en het overnemen van personeel door Zorgfactory.
2.8.
Zorgfactory heeft hierover telefonisch contact opgenomen met [bedrijfsnaam 1] . Naar aanleiding hiervan heeft [bedrijfsnaam 1] nadere informatie verstrekt. Vervolgens heeft Zorgfactory bij e-mail van 17 januari 2023 een offerte toegestuurd, welke offerte op 30 januari 2023 namens Zorgfactory en Care is besproken.
2.9.
Op 8 februari 2023 hebben Zorgfactory en Care een overeenkomst van opdracht gesloten (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst is namens Care getekend door [bedrijfsnaam 1] en [naam 2] en heeft als ingangsdatum 1 februari 2023. Hierbij is ook een incassomachtiging verleend aan Zorgfactory.
2.10.
In de overeenkomst is onder meer bepaald dat Zorgfactory medewerkers zal overnemen. De voor overname benodigde gegevens heeft Zorgfactory eind februari 2023 van Care ontvangen. Per 1 maart 2023 zijn 20 medewerkers van Zorg in dienst gekomen van Zorgfactory.
2.11.
Bij e-mail van 22 maart 2023 heeft de accountant van de Zuidplas Groep aan [bedrijfsnaam 1] en [naam 2] de concept-jaarrekeningen 2022 van Care, Villa, Zorg en WLZ toegestuurd en hierover onder meer het volgende meegedeeld:
“Gewoonlijk salderen wij de onderlinge rekening-courant zodat de BV’s alleen een rekening courant met de BV hebben die erboven hangt en niet met de BV’s “ernaast”.
Dit is ook in de jaarrekeningen van 2021 verwerkt.
Per 1-1-2022 hebben we dit echter teruggedraaid om een duidelijker beeld te hebben tussen alle BV’s.”
2.12.
Op 28 maart 2023 heeft [naam 2] telefonisch aan Zorgfactory meegedeeld dat Care naar alle waarschijnlijkheid niet aan haar betalingsverplichtingen jegens Zorgfactory zou kunnen voldoen.
2.13.
Bij brief van 4 april 2023 heeft Zorgfactory aan [bedrijfsnaam 1] en [naam 2] onder meer laten weten dat voor de werkzaamheden voor Care over maart 2023 een te betalen bedrag openstaat van € 32.519,45, dat de automatische incasso daarvan niet is gelukt, dat duidelijk is geworden dat Care niet aan haar betalingsverplichtingen zal kunnen voldoen en dat Zorgfactory haar werkzaamheden voor Care opschort. Zorgfactory heeft haar werkzaamheden opgeschort per 11 april 2023.
2.14.
Bij vonnissen van 18 april 2023 heeft deze rechtbank Care, Zorg en Villa in staat van faillissement verklaard. Deze faillissementen worden door de curator gezamenlijk afgewikkeld.
2.15.
Zorgfactory heeft voor haar werkzaamheden onder de overeenkomst aan Care - door middel van facturen van 7 maart 2023 tot 24 april 2023 – in totaal € 91.475,59 in rekening gebracht.
2.16.
Op 25 september 2023 heeft Zorgfactory ten laste van [bedrijfsnaam 1] conservatoir beslag laten leggen op de onverdeelde helft van de eigendom van de onroerende zaak staande en gelegen te Gouda aan de Moestuin 4.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
in conventie
3.1.
Zorgfactory vordert thans, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat Zuidplas c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens Zorgfactory en aansprakelijk zijn voor de als gevolg daarvan of in verband daarmee door Zorgfactory geleden en nog te lijden schade;
II Zuidplas c.s. hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van die schade door betaling van € 184.310,88, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente daarover vanaf de vervaldatum van de verzonden facturen tot aan de dag van algehele voldoening, te voldoen binnen acht dagen na betekening van het vonnis;
III tot betaling binnen acht dagen dit vonnis aan Zorgfactory van € 2.618,11 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
IV Zuidplas c.s. veroordeelt in de kosten van de procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na vonnisdatum.
3.2.
Aan deze vorderingen legt Zorgfactory, samengevat, ten grondslag dat Zuidplas c.s. als (middellijk) bestuurders van Care onrechtmatig hebben gehandeld jegens Zorgfactory, nu Zuidplas c.s. bij het aangaan van de overeenkomst wisten of behoorden te weten dat Care niet aan haar betalingsverplichtingen jegens Zorgfactory zou kunnen voldoen en evenmin verhaal zou bieden. De geleden schade bestaat uit:
de vergoedingen die Care verschuldigd was aan Zorgfactory voor de zorg verleend vanaf 1 maart 2023 tot en met 11 april 2023 van € 91.475;
de loonkosten van de overgenomen werknemers over de periode 11 april 2023 tot en met 31 mei 2023 van € 74.870,04; en
de transitievergoedingen die Zorgfactory aan deze medewerkers heeft moeten betalen van € 17.865,84.
3.3.
Zuidplas c.s. concluderen tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[bedrijfsnaam 1] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Zorgfactory veroordeelt om het onder 2.16 bedoelde beslag binnen één dag na betekening van het vonnis op te heffen, op verbeurte van een dwangsom van € 5.000 voor iedere dag dat zij hiermee in gebreke blijft.
3.6.
Zorgfactory concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
3.8.
[naam 2] c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [bedrijfsnaam 1] c.s. veroordeelt om aan [naam 2] c.s. te betalen al hetgeen waartoe zij in de hoofdzaak mochten worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van [bedrijfsnaam 1] c.s. in de kosten van de vrijwaring.
3.9.
Hieraan leggen [naam 2] c.s., ten grondslag dat zij door toedoen van [bedrijfsnaam 1] c.s. in de hoofdzaak betrokken zijn geraakt, terwijl [naam 2] c.s. ten aanzien van de de totstandkoming van de overeenkomst geen enkele betrokkenheid hebben gehad. [naam 2] c.s. hadden geen inzage in de administratie van Care en evenmin toegang tot de bankrekeningen. [bedrijfsnaam 1] c.s. hebben [naam 2] c.s. niet of onjuist geïnformeerd. [naam 2] c.s. hadden de overeenkomst nooit getekend als zij op de hoogte zouden zijn geweest van de werkelijke feiten en omstandigheden.
3.10.
[bedrijfsnaam 1] c.s. concluderen tot afwijzing van de vordering.
3.11.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak
in conventie
Toetsingskader bestuurdersaansprakelijkheid
4.1.
In dit geschil staat centraal of Zuidplas c.s. als (middellijk) bestuurders van Care
op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk zijn voor schade die Zorgfactory lijdt ten gevolge van het niet (geheel) nakomen door Care van haar betalingsverplichtingen onder de overeenkomst.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis, uitgangspunt is dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder omstandigheden kan echter ook de bestuurder worden aangesproken door een benadeelde schuldeiser van de vennootschap als die bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. De bestuurder kan dan aansprakelijk zijn uit onrechtmatige daad als hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek (BW), een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. [1] Bij de vraag of de betrokken bestuurder een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt, dienen alle omstandigheden van het geval te worden betrokken.
4.3.
Voor de onder (i) bedoelde gevallen is in de rechtspraak de maatstaf aanvaard dat persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder van de vennootschap kan worden aangenomen wanneer deze bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, tenzij hem van de benadeling geen persoonlijk verwijt gemaakt kan worden, de zogenoemde Beklamelregel. [2]
4.4.
Artikel 2:11 BW bepaalt dat de aansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder tevens rust op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is. Voor de vestiging van de aansprakelijkheid van een bestuurder van een rechtspersoon-bestuurder geldt niet de aanvullende eis dat de schuldeiser stelt, en zo nodig bewijst, dat ook die bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4.5.
Op grond van de hoofdregel van het bewijsrecht (artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) is het aan Zorgfactory om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en, zo nodig, te bewijzen waaruit het onrechtmatig handelen en de aansprakelijkheid van Zuidplas c.s. kunnen volgen.
Is voldaan aan de Beklamelregel?
4.6.
Zorgfactory baseert haar vordering op de Beklamelregel. Ter onderbouwing van haar stelling dat Zuidplas c.s. bij bet aangaan van de verbintenis wisten of behoorden te begrijpen dat Care niet aan haar betalingsverplichtingen zou kunnen voldoen, heeft Zorgfactory aangevoerd dat Care van aanvang af niet aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan en dat zij amper twee maanden na het aangaan van de overeenkomst in staat van faillissement is verklaard.
4.7.
De rechtbank zal daarom beoordelen of de financiële situatie van Care slecht was op het moment dat de overeenkomst werd gesloten op 8 februari 2023 en of Zuidplas c.s. dat wisten of behoorden te weten.
4.8.
Met betrekking tot de financiële situatie van Care ten tijde van het aangaan van de overeenkomst hebben Zuidplas c.s. het volgende aangevoerd. De financiële situatie van Care was niet zorgelijk, omdat Care voor de geleverde zorg elke maand betaald kreeg door de zorgkantoren. Er kwam dus voldoende geld binnen. Bovendien waren de resultaten van Care over 2021 positief en was het personeel tot de overname door Zorgfactory betaald. De overeenkomst met Zorgfactory zou naar verwachting leiden tot een flinke besparing van kosten en er waren nog vorderingen op de zorgkantoren. Alleen van Zorg was de financiële situatie slecht vanwege een forse belastingschuld en schulden aan het pensioenfonds. Pas op 22 maart 2023 werd het Zuidplas c.s. duidelijk dat de financiële situatie van Zorg, uitzichtloos was en dat ook Care en Villa er slecht voor stonden. Tot dat inzicht kwamen Zuidplas c.s. omdat de accountant in de (concept) jaarcijfers over 2022 voor het eerst de onderlinge rekening-courant verhoudingen van de vennootschappen had opgenomen. Hiermee werd duidelijk dat het dreigende faillissement van Zorg ook zou leiden tot het faillissement van Care en Villa.
4.9.
Zorgfactory heeft dit betoog van Zuidplas c.s. niet (voldoende gemotiveerd) weersproken en geen feiten en omstandigheden aangedragen die de conclusie rechtvaardigen dat Zuidplas c.s. al eerder wisten dat het financieel slecht ging met Care en zelfs zo slecht dat Care haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. De rechtbank gaat dan ook ervan uit dat Zuidplas c.s. niet op de hoogte waren van de slechte financiële situatie van Care bij het aangaan van de overeenkomst.
4.10.
De volgende vraag is of Zuidplas c.s. beter hadden behoren te weten. Volgens Zorgfactory is dat het geval omdat een bestuurder van een vennootschap moet worden geacht op de hoogte zijn van de financiële situatie van de vennootschap. Dat is te kort door de bocht. Er zijn geen feiten en omstandigheden naar voren gekomen waaruit volgt dat de bestuurders niet mochten afgaan op het beeld dat uit de eerdere jaarstukken naar voren kwam en moesten begrijpen dat de inkomsten van Care niet toereikend zouden zijn om de rekeningen van Zorgfactory te kunnen betalen of dat de onderlinge (rekening-courant)verhoudingen in de Zuidplas Groep tot gevolg hadden dat de financiële positie van Care slecht was en zij niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Dat betekent dat niet aan de Beklamelregel voor bestuurdersaansprakelijkheid is voldaan en dat de vorderingen worden afgewezen.
Proceskosten
4.11.
Zorgfactory zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De proceskosten aan de zijde van Zuidplas c.s. worden als volgt begroot:
- griffierecht: € 5.737
- salaris advocaat: € 3.858 (2 punten à € 1.929, volgens tarief V)
- nakosten:
€ 178(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).
Totaal: € 9.773
in reconventie
4.12.
Artikel 704 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat indien de eis in de hoofdzaak is afgewezen van rechtswege het beslag vervalt, indien de afwijzing in kracht van gewijsde is gegaan. [bedrijfsnaam 1] vordert echter al opheffing van het beslag vóórdat sprake is van kracht van gewijsde. Daartoe kan aanleiding zijn als summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht (vergelijk artikel 705 Rv). De beoordeling kan echter niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen. In dit verband verdient opmerking dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering voor de door het beslag ontstane schade zal kunnen worden aangesproken. [3]
4.13.
[bedrijfsnaam 1] heeft niets gesteld waaruit kan volgen dat zijn belang zwaarder moet wegen dan het belang van Zorgfactory. Dit leidt tot de slotsom dat de vordering in reconventie wordt afgewezen.
4.14.
[bedrijfsnaam 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De proceskosten aan de zijde van Zorgfactory worden als volgt begroot:
- salaris advocaat: € 614 (1 punt à € 614, volgens tarief II)
- nakosten:
€ 178(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal: € 792
4.15.
De proceskosten worden vermeerderd met de daarover gevorderde wettelijke rente.
in de vrijwaringszaak
4.16.
Nu [naam 2] c.s. in de hoofdzaak niet zijn veroordeeld, strandt de vordering in de vrijwaringzaak.
4.17.
[naam 2] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De proceskosten aan de zijde van [bedrijfsnaam 1] c.s. worden als volgt begroot:
- salaris advocaat: € 1.228 (2 punten à € 614, volgens tarief II)
- nakosten:
€ 178(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal: € 1.406

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Zorgfactory in de proceskosten, aan de zijde van Zuidplas c.s. begroot op € 9.773, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet Zorgfactory € 92 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
verklaart de veroordeling onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.4.
wijst het gevorderde af;
5.5.
veroordeelt [bedrijfsnaam 1] in de proceskosten, aan de zijde van Zorgfactory begroot op
€ 792, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [bedrijfsnaam 1] € 92 extra betalen, plus de kosten van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.6.
verklaart de veroordeling onder 5.5 uitvoerbaar bij voorraad;
in de vrijwaringszaak
5.7.
wijst de vordering af;
5.8.
veroordeelt [naam 2] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [bedrijfsnaam 1] c.s. begroot op
€ 1.406, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moeten [naam 2] c.s. € 92 extra betalen, plus de kosten van betekening.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024. [4]

Voetnoten

1.HR 18 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4873.
2.HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521.
3.HR 14 juni 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2105, herhaald in HR 13 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF5529.
4.type: 1554