ECLI:NL:RBDHA:2024:10143
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het Dublin-systeem
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft op 25 april 2024 besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, een Turkse nationaliteit houder, heeft op 4 december 2023 in Nederland een asielaanvraag ingediend, nadat hij de EU was binnengekomen met een geldig visum voor Polen. Nederland heeft op 21 februari 2024 een verzoek om overname bij de Poolse autoriteiten ingediend, waarop Polen op 11 maart 2024 heeft ingestemd.
Eiser betoogt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is, omdat hij vreest voor onmenselijke behandeling in Polen, in strijd met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM. Hij verwijst naar verschillende rapporten en uitspraken die zijn zorgen onderbouwen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris mag uitgaan van het vermoeden dat de behandeling in Polen in overeenstemming is met de Europese normen, maar dat dit vermoeden weerlegbaar is. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat er een reëel risico bestaat op schending van zijn rechten bij terugkeer naar Polen.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld door in het voornemen niet in detail in te gaan op de persoonlijke situatie van eiser, aangezien de staatssecretaris in het bestreden besluit wel degelijk de individuele verklaringen heeft meegewogen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Polen, zonder recht op proceskostenvergoeding.