In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 26 juni 2024, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen op 22 december 2022 afgewezen, en het bezwaar van eisers tegen deze afwijzing werd bij besluit van 14 december 2023 gehandhaafd. De rechtbank behandelt het beroep op 12 april 2024, waarbij eisers, hun gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig zijn.
De rechtbank onderzoekt of de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eisers geen recht hebben op een mvv op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eisers, afkomstig uit Syrië, zijn de ouders en zus van referente, die in 2020 naar Nederland is gekomen. Referente heeft een verblijfsvergunning asiel en heeft een mvv-aanvraag ingediend voor haar ouders en zus. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris stelt dat referente niet voldoet aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid, omdat zij zelfstandig woont en functioneert.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat de feitelijke gezinsband tussen referente en eisers is verbroken. Referente heeft in Nederland zelfstandig geleefd en gewerkt, en hoewel zij emotionele steun van haar ouders ontvangt, is zij financieel onafhankelijk. De rechtbank oordeelt dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn die de aanvraag rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan.