ECLI:NL:RBDHA:2024:10020
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een vreemdeling en de rechtmatigheid van de maatregel
Op 27 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 25 februari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 21 juni 2024 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 24 mei 2024 rechtmatig was. Eiser betoogde dat de voortduring van de bewaring onrechtmatig was, omdat de staatssecretaris geen lichter middel had opgelegd en er geen zicht was op uitzetting. De staatssecretaris stelde echter dat er voldoende voortvarend was gehandeld en dat de bewaring niet onrechtmatig was.
De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser en dat er geen aanknopingspunten zijn dat Marokko geen medewerking zal verlenen aan de uitzetting. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.