ECLI:NL:RBDHA:2023:9899
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op humanitaire gronden met toepassing van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser, een Nigeriaanse nationaliteit houder, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op humanitaire gronden beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de Dublinverordening van toepassing is op eiser, en dat het beleid van verweerder, zoals neergelegd in paragraaf B8/3 van de Vreemdelingenwet, niet in strijd is met artikel 8 van de Richtlijn 2004/81/EG. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend en zijn aanvraag werd afgewezen op basis van een besluit van het Openbaar Ministerie, dat concludeerde dat er geen noodzaak was voor een strafrechtelijk onderzoek in Nederland. De rechtbank stelt vast dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat het beleid van verweerder gerechtvaardigd is en dat het onderscheid tussen Dublinclaimanten en andere vreemdelingen legitiem is. Eiser heeft geen recht op een verblijfsvergunning, omdat zijn aanwezigheid niet noodzakelijk is voor het strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.