ECLI:NL:RBDHA:2020:2085
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen overdracht aan Frankrijk in asielprocedure met betrekking tot mensenhandel en bedenktijd
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 18 december 2019, hield in dat de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van haar asielverzoek. Eiseres voerde aan dat de leefomstandigheden in Frankrijk en de kwaliteit van de asielprocedure in strijd zijn met de artikelen 3 en 13 van het EVRM. De rechtbank overwoog dat de Richtlijn 2004/81/EG niet adequaat in het Nederlandse recht is geïmplementeerd, waardoor de bepalingen van deze richtlijn rechtstreeks doorwerken in de nationale rechtsorde. Dit betekent dat er geen verwijderingsmaatregelen tegen eiseres en haar kind kunnen worden uitgevoerd zolang de bedenktijd niet duidelijk is vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van eiseres en haar kind, maar dat de argumenten van eiseres niet voldoende waren om het beroep gegrond te verklaren. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.