In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 4 juli 2023, is het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. E.A. Welling, had een aanvraag ingediend die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M. Talsma, was afgewezen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, maar oordeelt dat het besluit van de staatssecretaris in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Eiser voerde aan dat zijn broer, die ook asiel had aangevraagd, wel in behandeling was genomen, terwijl zijn eigen aanvraag was afgewezen. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de situatie van eiser en zijn broer niet gelijkwaardig is, en dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvragen verschillend zijn behandeld. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiser krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 1.674,- toegewezen.