ECLI:NL:RBDHA:2022:14587
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.L. Roubos
- N.F. van der Gouw
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en opvangvoorzieningen voor moeder en kind in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Eritrese moeder en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De moeder had een asielaanvraag ingediend voor zichzelf en haar zesjarige dochter, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelde dat de moeder en haar dochter bij overdracht naar Roemenië in beginsel geen opvang zouden krijgen voor de eerste vijf dagen, tenzij dit na een individueel verzoek werd toegekend. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek had gedaan naar de opvangmogelijkheden in Roemenië, vooral gezien de belangen van het kind. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris had moeten onderzoeken of er per direct opvang beschikbaar was voor de moeder en haar dochter, en dat de belangen van het kind niet voldoende waren meegewogen. De rechtbank verklaarde het beroep van de moeder gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de rechtbank nu over het beroep had beslist. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten van de moeder.