In deze zaak gaat het om de vraag of de contractuele boeterente over een boedelvordering is verjaard. De huurovereenkomst tussen Beleggingscombinatie G+R en Van Hoogevest Den Haag B.V. liep van 1 maart 2006 tot 28 februari 2011. Na faillissement van Van Hoogevest Den Haag B.V. hebben de curatoren de huurovereenkomst opgezegd. De huur over het tweede kwartaal van 2009 is erkend als boedelvordering, maar de eisende partij, [eiser01], maakt aanspraak op de contractuele boeterente van 2% per maand over dit bedrag. De curatoren betwisten de vordering en stellen dat de boeterente is verjaard, omdat deze meer dan vijf jaar na opeisbaarheid niet is geclaimd. De kantonrechter oordeelt dat de boeterente een boedelschuld is en niet onderhevig aan de verjaringstermijnen van de Faillissementswet. De rechter concludeert dat de boeterente vanaf 2 april 2009 opeisbaar is en dat de verjaringstermijnen voor de afzonderlijke boeterentes zijn ingegaan op de tweede dag van iedere maand waarin de huur niet is betaald. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser01] toe, inclusief de samengestelde boeterente, en veroordeelt de curatoren in de proceskosten.