In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. E.R. Weegenaar, in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 april 2023, waarbij de eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië sinds 5 december 2022 geen overdrachten op grond van de Dublinverordening aanvaardt voor asielzoekers, omdat er geen opvangfaciliteiten zijn. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het bestreden besluit niet in overeenstemming is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsvereiste. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris nader onderzoek had moeten doen naar de opvangomstandigheden in Italië en de al dan niet tijdelijkheid van de situatie. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen binnen vier weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.674,-.