ECLI:NL:RVS:2022:2963
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling en de verplichting tot inschakeling van beëdigde tolken
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 21 september 2022 het beroep tegen de bewaring van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de vreemdeling op 1 september 2022 in bewaring gesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 oktober 2022 uitspraak gedaan.
De rechtbank had in haar uitspraak overwogen dat er geen noodzaak was voor het inschakelen van een beëdigde tolk, omdat zowel de vreemdeling als de verbalisant voldoende Engels spraken. De Afdeling bevestigt deze overweging en stelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 26 oktober 2015, waarin dezelfde rechtsvraag aan de orde was.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.