Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], geboren op [geboortedatum] 1981, eiseres,
[naam zoon],
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
ProcesverloopBij besluit van 26 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw),in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van deze wet en beslist dat zij zich onmiddellijk dient te begeven naar het grondgebied van Italië.
Overwegingen
besluitneemt tot intrekking, beëindiging of niet verlengen van een status. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 5 april 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:3044). Tegen een dergelijk besluit, dat dient te worden genomen op grond van individuele feiten en omstandigheden, staat ook een rechtsmiddel open en de procedure dient met de nodige waarborgen te zijn omkleed. Het Unierecht bevat bovendien een limitatieve opsomming van de gronden van intrekking, beëindiging en niet-verlenging van een internationale beschermingsstatus. Het niet tijdig verlengen van de verblijfsvergunning levert als zodanig geen bevoegdheid of verplichting op om de internationale beschermingsstatus in te trekken. Indien de statusverlenende lidstaat hiertoe wel overgaat of in nationale regelgeving een dergelijke bevoegdheid opneemt om op andere gronden dan de limitatief opgesomde gronden tot intrekking, beëindiging of weigering tot verlenging van de internationale beschermingsstatus over te kunnen gaan, zal de rechtbank dit in strijd achten met het Unierecht. De rechtbank verwijst in verband naar de uitspraken van de rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 26 oktober 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:11120 en ECLI:NL:RBDHA:2022:11129).
juridische positievan statushouders niet geheel vergelijkbaar is met de
juridische positievan Dublinclaimanten en de rechtbank dan ook een ander toetsingskader hanteert dan bij de beoordeling van overdrachtsbesluiten aan Italië. De lijn die deze zittingsplaats heeft uitgezet op 30 januari 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:838) en bij uitspraak van 25 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:5889) heeft genuanceerd voor de beoordeling van “Dublin Italië”, is dan ook niet onverkort van toepassing in de onderhavige procedure. De rechten van Dublinclaimanten gedurende de (asiel-)procedure zijn niet gelijkluidend aan de rechten van statushouders (na afronding van de asielprocedure) en de verplichtingen ten aanzien van derdelanders van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag zijn niet gelijkluidend aan de verplichtingen van een statusverlenende lidstaat ten aanzien van statushouders. Dat laat onverlet dat de algemene omstandigheden in de betreffende verantwoordelijke/statusverlenende lidstaat niet zelden ook de
feitelijke positievan zowel Dublinclaimanten als statushouders bepaalt. De beoordeling van het risico of de betrokken derdelander na een Dublinoverdracht, dan wel na het voldoen aan een bevel om zich te begeven naar de statusverlenende lidstaat, in een met artikel 4 Handvest-strijdige situatie terecht komt is dan ook, ondanks de verschillende juridische kaders, nauw met elkaar verweven.
- U had geen huisvesting in Italië
- Uw kind en u hadden weinig tot geen eten;
- U kon geen werk vinden in Italië;
- Uw kind is ziek en heeft jeuk.
dátmoet worden beoordeeld en vastgesteld of sprake is van bijzondere kwetsbaarheid. In het bestreden besluit zijn hier geen overwegingen aan gewijd.
overigerechten als statushouder. De motivering dat statushouders dezelfde rechten hebben als de onderdanen van de statusverlenende lidstaat is weliswaar juridisch juist, maar volstaat in dit geval niet omdat het niet spreken van de Italiaanse taal en het niet op andere wijze kunnen participeren in integratieprogramma’s betekent dat eiseres een wezenlijk andere uitgangspositie dan Italiaanse onderdanen heeft bij het daadwerkelijk vinden van een baan en woonruimte. Door enkel te wijzen op de gelijkwaardige juridische rechten, geeft verweerder onvoldoende blijk van de belemmeringen die eiseres als statushouder heeft ondervonden om die rechten ook te effectueren en die Italiaanse onderdanen doorgaans niet zullen ondervinden.
kúnnenverschaffen aan eiseres en haar kind, waarbij de rechtbank opmerkt dat de Italiaanse autoriteiten eiseres wél als bijzonder kwetsbaar aanmerken. Indien eiseres zich met haar kind naar Italië zou begeven en wederom niet zelf in staat zou blijken een woning te bemachtigen, is het dus zinloos om hulp te vragen bij de autoriteiten want er is eenvoudigweg geen capaciteit om eiseres en haar kind te voorzien van onderdak. Voor zover verweerder betoogt dat de Italiaanse autoriteiten zorgvuldig handelen, overweegt de rechtbank dat dat weinig relevant is. De rechtbank is bekend met de jurisprudentie van het Hof, maar overweegt dat het voor eiseres weinig relevant zal zijn of zij en haar zoon van onderdak verstoken blijven vanwege onwil of onmacht van de Italiaanse autoriteiten omdat zij in beide gevallen niet zal beschikken over een basale levensbehoefte. De door verweerder overgelegde brief is dan ook een bevestiging voor het standpunt van eiseres dat de autoriteiten haar niet zullen helpen indien zij zich tot hen wendt omdat ze haar rechten niet zelfstandig kan effectueren. De rechtbank overweegt dat deze brief bovendien past bij het algemene beeld dat uit de actuele landeninformatie volgt en in het bijzonder uit de door de Italiaanse autoriteiten uitgeroepen noodsituatie. De rechtbank heeft eerder overwogen dat de omstandigheid dat Italië geen inkomende Dublintransfers toestaat niet zonder meer betekent dat verweerder statushouders niet kan opdragen zich naar Italië te begeven. Uit deze overgelegde brief blijkt evenwel dat gezinnen met kinderen die een internationale beschermingsstatus hebben door de autoriteiten niet van onderdak kunnen worden voorzien. Dat betekent dus dat Italië niet alleen ten aanzien van Dublinclaimanten zijn verplichtingen niet kan nakomen, maar ook niet ten aanzien van statushouders die door Italië als bijzonder kwetsbaar worden aangemerkt.