ECLI:NL:RBDHA:2023:6001

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
NL23.3135
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een Somalische statushouder en de motiveringsgebreken van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 april 2023, wordt de asielaanvraag van een Somalische vrouw, die samen met haar zoon in Nederland verblijft, beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op basis van de Dublinverordening, met de stelling dat de vrouw zich onmiddellijk naar Italië moest begeven, waar zij eerder asiel had aangevraagd. De rechtbank constateert echter dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd of de vrouw als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt, en dat er meerdere motiveringsgebreken zijn in het besluit van de staatssecretaris. De rechtbank wijst op de verklaringen van de vrouw over haar inspanningen om haar rechten als statushouder te effectueren en de problemen die zij daarbij ondervindt, zoals analfabetisme en de zorg voor haar zieke kind. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet voldoende heeft onderbouwd dat de vrouw in Italië haar rechten kan effectueren, vooral gezien de huidige situatie in Italië waar geen opvangcapaciteit is voor statushouders. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, vastgesteld op € 1.674.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3135

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], geboren op [geboortedatum] 1981, eiseres,

V-nummer: [V-nummer],
mede namens haar zoon
[naam zoon],
geboren op [geboortedatum] 2015,
beiden van Somalische nationaliteit,
(gemachtigde: mr. C.M.G.M. Raafs),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. [procesvertegenwoordiger]).

ProcesverloopBij besluit van 26 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw),in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van deze wet en beslist dat zij zich onmiddellijk dient te begeven naar het grondgebied van Italië.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (NL23.3136).
De rechtbank heeft het beroep samen met de voorlopige voorziening op 20 april 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1981 en de Somalische nationaliteit te hebben. Op 29 april 2022 heeft zij, mede namens haar minderjarige zoon, een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Verweerder heeft deze aanvraag bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. Naar aanleiding van een Eurodac-treffer in Italië en eerdere Dublinoverdrachten door andere lidstaten aan Italië, had verweerder aanvankelijk een terugnameverzoek verzonden aan de autoriteiten van Italië. Dit claimverzoek hebben de Italiaanse autoriteiten niet geaccepteerd met als motivering dat zij aan eiseres internationale bescherming hebben verleend. Verweerder gaat uit van deze mededeling van de Italiaanse autoriteiten en acht daarom de Dublinverordening niet (langer) van toepassing op de asielaanvraag van eiseres. De rechtbank merkt op dat in Eurodac niet is geregistreerd dat door de Italiaanse autoriteiten aan eiseres internationale bescherming is verleend. In Eurodac is -uitsluitend- geregistreerd dat eiseres op 3 augustus 2016 asiel heeft aangevraagd in België, op 16 december 2016 in Italië, op 26 maart 2018 in Frankrijk en op 15 januari 2019 nogmaals in Frankrijk. In het aanmeldgehoor is ten onrechte aan eiseres voorgehouden dat uit Eurodac blijkt dat zij op 8 augustus 2016 in Italië asiel heeft aangevraagd. Eiseres heeft over het verloop van die procedure in Italië aangegeven dat ze een “vergunning” voor de duur van vijf jaar heeft gekregen. Eiseres heeft ook verklaard dat de Belgische en Franse autoriteiten haar hebben overgedragen omdat Italië beide keren het claimverzoek op grond van de Dublinverordening had geaccepteerd. Eiseres heeft voorts verklaard dat ze niet op alle vragen antwoord kan geven en “in de war is met data” omdat ze analfabeet is. Eiseres denkt dat ze in 2019 aan Frankrijk is overgedragen en ze weet dat ze na die overdracht in Italië is gebleven totdat ze in april 2022 in Nederland is ingereisd.
3. Eiseres heeft in beroep – onder meer – aangevoerd dat het niet zonder meer aan te nemen is dat zij nog internationale bescherming geniet in Italië. Haar vergunning was geldig tot 7 november 2022 en deze vergunning heeft zij niet verlengd. Ook is zij al langere tijd niet meer op het grondgebied van Italië geweest. Daarnaast kan volgens eiseres niet meer uitgegaan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië. Ook komt eiseres op tegen de onmiddellijke vertrekplicht. Eiseres heeft een beroep gedaan op het arrest Ibrahim en heeft aangevoerd dat er geen Dublinoverdrachten plaatsvinden en er daarom ook in haar geval geen zicht op verwijdering bestaat. Verweerder heeft nagelaten zich te vergewissen of eiseres na terugkeer in een met artikel 3 EVRM-strijdige situatie zal geraken in Italië.
4. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat de Italiaanse autoriteiten aan eiseres internationale bescherming hebben verleend en dat de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning die haar op grond van die status is verstrekt, is verstreken op 7 november 2022. Hoewel de statusverlening niet in Eurodac is geregistreerd en de Italiaanse autoriteiten dus in gebreke zijn met het nakomen van deze verplichting om dit te (laten) registreren in Eurodac, zal de rechtbank hiervan uitgaan omdat de statusverlening uit andere door verweerder overgelegde stukken blijkt. Partijen verschillen wel van mening of de omstandigheid dat de verblijfsvergunning is verlopen gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De rechtbank overweegt dat uit het Unierecht volgt dat het verlopen van een verblijfsvergunning niet betekent dat de internationale beschermingsstatus vervalt of niet langer bestaat. Een internationale beschermingsstatus kan alleen ophouden te bestaan als de statusverlenende lidstaat of, onder omstandigheden, de lidstaat waar de derdelander verblijft, een
besluitneemt tot intrekking, beëindiging of niet verlengen van een status. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 5 april 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:3044). Tegen een dergelijk besluit, dat dient te worden genomen op grond van individuele feiten en omstandigheden, staat ook een rechtsmiddel open en de procedure dient met de nodige waarborgen te zijn omkleed. Het Unierecht bevat bovendien een limitatieve opsomming van de gronden van intrekking, beëindiging en niet-verlenging van een internationale beschermingsstatus. Het niet tijdig verlengen van de verblijfsvergunning levert als zodanig geen bevoegdheid of verplichting op om de internationale beschermingsstatus in te trekken. Indien de statusverlenende lidstaat hiertoe wel overgaat of in nationale regelgeving een dergelijke bevoegdheid opneemt om op andere gronden dan de limitatief opgesomde gronden tot intrekking, beëindiging of weigering tot verlenging van de internationale beschermingsstatus over te kunnen gaan, zal de rechtbank dit in strijd achten met het Unierecht. De rechtbank verwijst in verband naar de uitspraken van de rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 26 oktober 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:11120 en ECLI:NL:RBDHA:2022:11129).
6. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Italiaanse autoriteiten de verleende status hebben ingetrokken of hebben beëindigd en heeft dit ook niet gesteld. De rechtbank overweegt voorts dat de Italiaanse autoriteiten op 11 juli 2022, bij de afwijzing van het claimverzoek, hebben aangegeven dat aan eiseres subsidiaire bescherming is verleend. Weliswaar is sprake van tijdsverloop tussen dit bericht en het nemen van het bestreden besluit op 26 januari 2023. Verweerder heeft echter een uur voor de behandeling van het beroep ter zitting op 20 april 2023 een brief van de Italiaanse autoriteiten, gedateerd op 6 maart 2023 en gesteld in de Italiaanse taal, overgelegd waaruit lijkt te volgen dat eiseres en haar zoon toegang krijgen tot het grondgebied van Italië omdat aan eiseres subsidiaire bescherming is verleend. Er bestaan daarom, naar het oordeel van de rechtbank, thans geen redenen om te twijfelen of eiseres en haar zoon zogenoemde statushouders zijn.
De rechtbank concludeert dan ook dat verweerder hiervan mag uitgaan.
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Italië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en onderbouwt dit onder meer door te wijzen op de omstandigheid dat er thans geen Dublinoverdrachten aan Italië plaatsvinden. De rechtbank wijst er in dit kader in de eerste plaats op dat de
juridische positievan statushouders niet geheel vergelijkbaar is met de
juridische positievan Dublinclaimanten en de rechtbank dan ook een ander toetsingskader hanteert dan bij de beoordeling van overdrachtsbesluiten aan Italië. De lijn die deze zittingsplaats heeft uitgezet op 30 januari 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:838) en bij uitspraak van 25 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:5889) heeft genuanceerd voor de beoordeling van “Dublin Italië”, is dan ook niet onverkort van toepassing in de onderhavige procedure. De rechten van Dublinclaimanten gedurende de (asiel-)procedure zijn niet gelijkluidend aan de rechten van statushouders (na afronding van de asielprocedure) en de verplichtingen ten aanzien van derdelanders van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag zijn niet gelijkluidend aan de verplichtingen van een statusverlenende lidstaat ten aanzien van statushouders. Dat laat onverlet dat de algemene omstandigheden in de betreffende verantwoordelijke/statusverlenende lidstaat niet zelden ook de
feitelijke positievan zowel Dublinclaimanten als statushouders bepaalt. De beoordeling van het risico of de betrokken derdelander na een Dublinoverdracht, dan wel na het voldoen aan een bevel om zich te begeven naar de statusverlenende lidstaat, in een met artikel 4 Handvest-strijdige situatie terecht komt is dan ook, ondanks de verschillende juridische kaders, nauw met elkaar verweven.
8. Als uitgangspunt heeft te gelden dat statushouders dezelfde rechten hebben als de onderdanen van de statusverlenende lidstaat en dat zij rechten zelf kunnen en ook dienen te effectueren. Het is aan de statushouder die vervolgens in een andere lidstaat nogmaals een verzoek om internationale bescherming indient om aannemelijk te maken dat dit niet van hem kan worden gevergd. De statushouder kan dit onderbouwen door te verklaren op welke wijze hij reeds heeft getracht om zijn rechten te effectueren en of hij zich tot de (hogere) autoriteiten heeft gewend om aan te geven dat hij hierin niet zelfstandig slaagt. Tevens kan de statushouder aannemelijk maken dat hij moet worden aangemerkt als “bijzonder kwetsbaar” en daarom van hem minder kan worden gevergd. Tot slot kan worden onderbouwd dat uit algemene informatie blijkt dat statushouders in de betreffende lidstaat in het algemeen niet staat kunnen worden geacht om hun rechten te effectueren en/of niet kan worden verwacht dat zij zich hiervoor wenden tot de autoriteiten omdat dit bij voorbaat zinloos moet worden geacht.
9. De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat deze zittingsplaats in Dublinzaken de overdracht aan Italië absoluut verbiedt, niet zonder meer betekent dat verweerder statushouders niet kan opdragen zich naar Italië te begeven om hun rechten als statushouders in Italië te effectueren en betekent ook niet reeds daarom dat aannemelijk is dat Italië haar verplichtingen ten aanzien van eiseres en haar zoontje niet zal nakomen en eiseres en haar zoontje na terugkeer in een met artikel 4 Handvest-strijdig situatie terecht zullen komen. De rechtbank overweegt dat dit een nadere beoordeling vergt van de concrete feiten en omstandigheden.
10. Eiseres heeft op 17 mei 2022 in haar “aanmeldgehoor Dublin” het navolgende verklaard over haar pogingen en mogelijkheden om de rechten die voortvloeien uit haar status te effectueren:
(…)
Hoe is uw asielprocedure verlopen in Italië?
Ik kreeg een vergunning voor de duur van vijf jaar.
Hebt u documenten ontvangen van de autoriteiten?
Nee, omdat ik op straat rondzwierf heb ik geen documenten meer. Ik had wel documenten voor een verblijfsvergunning maar ik had geen opvang.
In welke plaats verbleef u?
In de plaats Marina. Ik bleef ongeveer een jaar in deze plaats. Toen ik een vergunning kreeg werd ik op straat gezet, vanaf toen leefde ik op straat.
(…)
Hebt u opvang gehad in Italië?
Nee. Ik moest op straat leven. Ik had geen eten en geen woning. Ik had niks daar.
(…)
Wanneer verliet u Frankrijk met de vlucht naar Italië?
In 2019 denk ik.
Wat er toen gebeurd in Italië?
Ik moest daar verblijven. Omdat ik daar niets had, geen opvang, moest ik bij de kerk hulp vragen.
(…)
Tot wanneer bleef u in Italië vanaf het moment dat u door Frankrijk was overgedragen naar Italië?
Tot mijn vertrek.
Wanneer was dit vertrek?
Tijdens de ramadan 2022. Toen ben ik direct naar Nederland gekomen met de bus. Ik vertrok rechtstreeks, ik bleef een nacht in Frankrijk en toen kwam ik hierheen. Ik moest me melden.
(…)
Kunt u uw eventuele bezwaren toelichten?
In Italië had ik geen opvang en ik heb een kind. Mijn kind en ik hebben geen eten daar. Ik heb geen werk kunnen vinden. Daarnaast aten wij weinig en om mijn kind op te voeden was er te weinig voedsel. Mijn kind is ziek, hij heeft veel jeuk in de nacht. Ik denk dat dit ook te maken heeft met de voeding. Ik kan hem geen juiste voeding geven.
Heeft u zelf navraag gedaan naar de mogelijkheden voor opvang?
Ik heb daar mijn best gedaan en om te vragen in drie verschillende steden naar opvang. In alle steden verwezen ze me naar de kerk. Ik had ook geen slaapplek. Ik heb ook in de kerk geslapen.
Heeft u rechtsmiddelen of een klacht ingediend tegen het niet verkrijgen van opvang?
Het had weinig zin om daar tegen in te gaan. Ze verwijzen je naar de kerk.
Wat is de reden dat het weinig zin heeft om tegen het niet krijgen van opvang
in te gaan?
Ik ben bij een advocaat geweest. Ze zei dat ik alleen in Italië kan leven als ik werk heb gevonden. Er is geen opvang maar je moet werk vinden om te kunnen leven.
Heeft u naast deze advocaat ergens anders geprobeerd te klagen tegen het niet verkrijgen van opvang?
Ik ben bij de commune geweest en ik heb daar geklaagd. Ze stuurden me door naar een plek waar je tot acht uur in de ochtend kon komen. Dan om acht uur in de ochtend moesten we weer weg.
Als ik het goed begrijp heeft u wel moeite gedaan om opvang te krijgen en heeft u ook geklaagd over opvang maar heeft u het uiteindelijk niet gekregen?
Dat klopt.
Heeft u documenten waarmee u uw verklaringen kunt onderbouwen?
Nee, dat niet.
Was er in Italië sprake van medische problemen?
Ja, er is geen medische zorg voor mijn zoon en voor mijzelf in Italië.
Waaruit bestonden de medische problemen?
Ik heb zelf een infectie in mijn lichaam waardoor ik menstruatieproblemen heb. Ik heb ook last van mijn been, het is heel erg dik en hard. Hierdoor kon ik soms niet lopen. Mijn zoon heeft last van jeuk en daardoor heeft hij littekens.
Bent u bij een arts geweest met deze problemen?
Ja, de dokter in Italië schreef me medicijnen voor maar ik had geen geld om ze te kopen.
Begrijp ik het goed dat u wel toegang had tot het zorgsysteem maar u geen geld had om medicijnen te kopen?
Ja.
Heeft u geklaagd over het feit dat u geen geld had om medicijnen te kopen?
Ja bij de commune.
Kon de commune u hierbij helpen?
Nee.
Wat is de commune?
Het zijn instellingen die vergunningen afgeven en voor huisvesting zorgen.
Heeft u geklaagd tegen het niet verkrijgen van toegang tot medische
voorzieningen?
Ja.
Heeft u bij andere instanties geprobeerd om een klacht in te dienen?
De commune was de enige mogelijkheid die we hadden.
Hoe weet u dat de commune de enige mogelijkheid was?
We zijn eerst bij de Gestura geweest om problemen aan te dragen. Maar Gestura zei dat we alleen maar naar de commune konden gaan. Vandaar weet ik dat.
Heeft u al uw bezwaren tegen een terugkeer naar Italië kenbaar kunnen maken?
Ja. Dat is alles, als je geen plek hebt om te eten en te slapen en je hebt een kind, dan kun je er niet leven. Toen we hier aankwamen was mijn zoon aan het bloeden. De arts gisteren heeft gezegd dat het goed met hem gaat nu. Ik vrees voor de gezondheid van mijn zoon. Als hij in zijn ogen wreef dan kwam er vocht vrij.
Heeft u documenten waarmee u deze verklaringen kunt onderbouwen?
Nee. De hele gang van zaken gebeurt mondeling. Zonder papieren te geven verwijzen ze je door. Daarom heb je nooit een papier of document.
(…)
11. Eiseres heeft op 23 januari 2023 in haar “Gehoor bescherming EU, EER of Zwitserland” het navolgende verklaard:
(…)
U heeft tijdens het Dublingehoor de volgende bezwaren naar voren gebracht ten aanzien van een terugkeer naar Italië:
  • U had geen huisvesting in Italië
  • Uw kind en u hadden weinig tot geen eten;
  • U kon geen werk vinden in Italië;
  • Uw kind is ziek en heeft jeuk.
Ik ben ook ziek.
Heeft u verder nog bezwaren tegen een terugkeer naar Italië?
Ik ben zelf ziek. Ik heb last van een zware infectie in mijn intieme gedeelte. Na de menstruatie had ik veel last van jeuk. Ik had geen medicatie daar. Ik gebruikte een steen om mee te kunnen krabben.
(…)
Ik wil met u hebben over huisvesting.
Tijdens het Dublingehoor heeft u verklaard dat u voor de huisvesting naar drie verschillende steden bent gegaan en dat u naar de kerk werd doorverwezen. Waar bent u langs geweest?
Commune. Ik ben naar Gestura geweest en daarna ben ik doorverwezen naar Commune. Daarna hebben zij mij doorverwezen naar de kerk.
Wat zijn Gestura en Commune voor instanties?
Gestura is net zoals hier, waar je een vergunning krijgt. Commune is de gemeente.
(…)
Bent u in alle drie de steden bij zowel de Gestura als bij de Commune geweest?
Nee, in twee steden ben ik naar de Commune gegaan en in één stad ben ik naar de Gestura gegaan.
Wat werd er tegen u gezegd?
Voor alle gevallen werd ik gelijk doorverwezen naar de kerk, ik kreeg een klein document. De kerk geeft je soms geld en soms sturen ze je weg.
U werd doorverwezen naar de kerk en kreeg een document. Wat werd er precies tegen u gezegd over wat de kerk zou doen?
Op het moment dat je bij de kerk staat, nemen ze het document aan. Je krijgt maaltijden. Je mag naar binnen. Je mag drie keer per dag bij hen eten.
Heeft u bijvoorbeeld een klacht ingediend tegen de Gestura of de Commune indien u niet tevreden was over het verkrijgen van hulp bij het vinden van huisvesting?
Ik heb het wel vermeld. Ik ben maar één keer naar de Gestura geweest en die zeiden dat ik naar de Commune moest gaan.
Heeft u een klacht ingediend tegen de Commune?
Ik werd wel door de Commune doorgestuurd naar de kerk. Waarom zou ik een klacht indienen?
Begrijp ik goed dat u dan wel tevreden was met de hulp die u kreeg van de Commune?
Als ik zou zeggen dat ik het er niet mee eens ben, dan zouden ze zeggen dat ik weg moet. Niemand zou tevreden zijn met alleen maar avondopvang. Je mocht daar ’s nachts verblijven en je moest in de ochtend de plek verlaten.
Wat heeft u nog gedaan om aan huisvesting te komen?
Ik was naar een vrouwelijke advocaat gegaan, een Arabische vrouw. Ik vroeg haar om mij te helpen. Ze zei dat ik werk moest hebben. De advocaat zei dat ik moest gaan werken en daarna pas een huis kan huren. Ik zei dat ik niet kon werken en geen geld heb.
Waarom zei u dat u niet kon werken?
Je kunt niet werken zonder adres. Je moet een adres hebben.
Heeft u verder nog iets gedaan om aan huisvesting te komen?
Ik heb alle mogelijke stappen ondernomen om huisvesting te kunnen krijgen. Ik ben ook naar de dokter gegaan. Ik kreeg medicijnen voorgeschreven. Ik had geen geld. Ik kon niet anders doen dan een steen te gebruiken met warm, lauw water.
U vertelt mij dat u een vast adres nodig had. Wat heeft u ondernomen om hieraan te komen?
Hoe kon ik aan adres komen? Ik kon geen huis huren.
Heeft u hieromtrent nog wel navraag gedaan bij andere instanties en/of autoriteiten?
Alleen bij de kerk. Ik moest wel aangeven dat ik geen geld had en toen kreeg ik wel twintig euro.
Bent u bij de advocaat langs geweest in de week dat u een vergunning had ontvangen?
De advocaat wordt via je geregeld via de overheid.
Mijn vraag is wanneer u contact had met uw advocaat. Was dit voor of nadat u een vergunning had ontvangen?
Zo lang je geen vergunning hebt, heb je een advocaat van de overheid. Ik heb zelf die ene advocaat benaderd.
Heeft u die advocaat benaderd en gesproken nadat u een vergunning had of daarvoor?
Ik ben naar haar gegaan nadat ik een vergunning had.
Was dat in dezelfde week nadat u een vergunning kreeg?
Nee, later, nadat ik teruggestuurd was vanuit Frankrijk.
(…)
Weet u nog wanneer u bent teruggestuurd door de Franse autoriteiten?
Dat weet ik niet.
Hoe lang heeft u toen in Italië verbleven?
Best lang.
Kunt u concreter zijn?
Jaren.
Ik zie in het Dublingehoor dat u in 2019 bent teruggekeerd naar Italië. Voor de coronatijd.
Wanneer bent u vervolgens vertrokken uit Italië?
Toen ik naar Nederland kwam.
(…)
Bent u dan in 2022 vertrokken uit Italië?
Ja, in de tijd dat ik hier ben, zit ik hier.
(…)U vertelt dat u in de kerk verbleef. Wat heeft u verder gedaan om aan huisvesting te komen in Italië?
Opmerking rapporteur: Betrokkene wordt emotioneel, pakt een tissue. Ik leg uit dat zij haar tijd mag nemen.
Ik kan niets doen. De Commune heeft mij daarnaartoe verwezen, dus ik kan niets anders doen.
(…)
Hoe vaak bent u bij de Commune langs geweest?
We gingen elke keer naar de Commune. Sommige gingen protesteren. Ik deed dat niet. Ik wilde niet gearresteerd worden.
Bent u naast de Commune en de advocaat nog langs andere instanties en/of autoriteiten geweest?
Ik kon nergens anders terecht. De overheid kon je ergens plaatsen of weigeren.
(…)
Ik wil het ook met u hebben over werk. Wat heeft u ondernomen om aan werk te komen in Italië?
(…)
Bedoelt u dat u tussen zondag en zaterdag op werk moest verblijven of hoe zat dit precies?
Ik was op zoek naar werk. Ik heb er alles aan gedaan. Meestal vroegen zij mij naar een adres. Aangezien ik geen adres had.. er was ook ander werk, verzorgen van bejaarden. Ik heb dat niet gedaan.
Opmerking rapporteur: Ik herhaal mijn vraag.
Nee, je mocht naar huis gaan. De overige dagen moest je wel op locatie aanwezig zijn en de ene vrije dag mocht je naar huis gaan. Het was niet mogelijk voor mij. Daarnaast je ook de taal spreken. Het was een oude dame, dus je moest kunnen praten. Ik had overal werk gezocht.
Begrijp ik goed dat u het werk heeft afgeslagen vanwege uw zoon?
Ja, maar daarnaast sprak ik de taal niet. En ik had geen adres.
Wat zeiden zij precies tegen u?
Het eerste wat zij vragen is: “Wat is jouw adres?”. Je moet ergens gevestigd zijn.
(…)
Bent u ook langs instanties geweest die u kunnen helpen met werk?
Waar zijn zij?
Heeft u hiernaar geïnformeerd?
Ik heb begrepen dat de kerk mij kon helpen met werk. Ze zeiden: “Ten eerste je spreekt de taal niet en ten tweede je hebt een kind”. Ik kon ook niet naar school, want ik had geen verblijfplaats.
Heeft u geïnformeerd naar opvangmogelijkheden voor uw zoon?
De hele week?
Ja, tijdens uw werktijden.
Voor als ik naar werk zou gaan, maar ik spreek de taal niet.
Heeft u geïnformeerd naar opvangmogelijkheden voor uw zoon?
Nee. Voor zover ik heb gezien, was er niets naast de opvang.
Wat heeft u eraan gedaan om de Italiaanse taal te leren?
Hoe kon ik de taal leren? Ik was de hele tijd aan het bedelen.
(…)
Waar bent u geweest voor het verkrijgen van scholing?
Alleen in de kerk kon je iets leren. U heeft het over taallessen. Ik had het al zwaar genoeg met mijn gezondheid.
(…)
Ik wil het met u hebben over uw medische situatie en die van uw zoon. Klopt het dat u in Italië wel toegang had tot de medische voorzieningen voor u en uw zoon, maar u dat geen geld had om medicijnen te kopen?
Klopt.
(…)
Waar bent u geweest voor hulp bij het verkrijgen van medicijnen?
Ik ging naar de dokter. Ik kreeg een document van de dokter dat ik bloedafname moest doen. Ik ging ermee naar het ziekenhuis, maar ik moest betalen. Maar omdat ik geen geld had, ging ik gewoon weg.
(…)
In de correcties en aanvullingen is het navolgende opgemerkt:
(…)
Pagina 9, Eerste alinea:
Cliënte had wel werk gevonden maar omdat zij geen adres had en de taal niet sprak, werd
zij geweigerd. Zij heeft dat werk dus niet verricht. Cliënte merkt verder op dat er geen
opvangvoorzieningen waren voor haar minderjarige zoon waardoor het ook onmogelijk was
om te gaan werken, ook al wilde zij wel, aangezien zij haar minderjarige niet
ondergebracht kreeg.
(…)
Pagina 10: Waar bent U geweest voor hulp bij het verkrijgen van medicijnen?:
Cliënte legt uit dat haar infectie hierdoor ook is verergerd omdat zij niet is behandeld. De
bloedafname was bedoeld om de klachten te kunnen diagnosticeren.
(…)
12. De rechtbank overweegt allereerst dat eiseres heeft verklaard dat ze analfabeet is. De hoormedewerker “in het aanmeldgehoor Dublin” heeft aangegeven hier in het gehoor rekening mee te houden. De rechtbank acht dit zorgvuldig. De rechtbank overweegt echter dat deze omstandigheid, net als medische omstandigheden, óók betrokken dienen te worden bij “het beslissen”. In een procedure als de onderhavige, waarin verweerder beoordeelt of eiseres in staat mag worden geacht haar rechten als statushouder zelfstandig te kunnen effectueren en indien zij hierbij problemen ondervindt bij de Italiaanse autoriteiten hulp te vragen en als ze die niet krijgt bij “hogere autoriteiten hierover te klagen”, dient verweerder zich er rekenschap van te geven dat de mate van geletterdheid een relevante omstandigheid is die -kenbaar en dus toetsbaar- betrokken dient te worden. Verweerder neemt namelijk aan dat eiseres zich kan vergewissen van haar rechtspositie en dus van haar rechten en plichten en dat ze ook kan “communiceren” met de Italiaanse autoriteiten. Daargelaten dat het niet spreken van de Italiaanse taal een belemmering is, is de mate van geletterdheid een omstandigheid die relevant is bij het beoordelen wat van eiseres in dit kader verwacht kan worden. Verweerder heeft hiervan geen blijk gegeven, terwijl verweerder wel aangeeft dat eiseres, nadat zowel vanuit de “commune” als de “questura” en dus van verschillende autoriteiten te horen heeft gekregen dat ze zich tot de kerk moet wenden, had moeten weten wat haar rechten zijn, dat er “nog meer en hogere autoriteiten” zijn en dat ze zich ook daartoe moet wenden. Indien aan eiseres door de autoriteiten wordt medegedeeld dat zij eiseres niet kunnen helpen, dient verweerder te beoordelen of van eiseres ondanks haar ongeletterdheid nadere inspanningen verwacht en gevergd mogen worden. De rechtbank overweegt dat het Unierecht in verschillende richtlijnen een nadere duiding van het begrip “bijzondere kwetsbaarheid” verschaft en daarbij geen limitatieve opsomming geeft van omstandigheden die leiden tot bijzondere kwetsbaarheid. Niet blijkt dat “bijzondere kwetsbaarheid” steeds verband dient te houden met medische en psychische, dan wel psychiatrische problematiek. Ook uit de jurisprudentie van het Hof volgt dit, naar het oordeel van de rechtbank, niet.
13. In het bestreden besluit heeft verweerder niet aangegeven of hij eiseres aanmerkt als “bijzonder kwetsbaar” als bedoeld in het arrest Ibrahim. De rechtbank wijst hierbij op de jurisprudentie van de Afdeling en het toetsingskader dat de Afdeling hanteert, waarbij de rechtbank overigens opmerkt dat, bijvoorbeeld gezien de uitspraak van 15 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1119), voor de rechtbank niet altijd duidelijk is hoe dit toetsingskader wordt toegepast in concrete procedures. De rechtbank overweegt ook dat de vraag of de verzoeker “bijzonder kwetsbaar” is in de zin van Ibrahim een zelfstandige beoordeling vergt, die voorafgaat aan de -andere zelfstandige- beoordeling van de vraag of eiseres in staat moet worden geacht haar rechten te effectueren.
14. De rechtbank heeft kennis genomen van IB 2021/56 en de overwegingen daarin wanneer, volgens verweerder, in beginsel sprake is van bijzondere kwetsbaarheid. De rechtbank overweegt dat uit dit Informatiebericht in ieder geval blijkt
dátmoet worden beoordeeld en vastgesteld of sprake is van bijzondere kwetsbaarheid. In het bestreden besluit zijn hier geen overwegingen aan gewijd.
De rechtbank overweegt dat dit een motiveringsgebrek is. Eiseres heeft namelijk, zoals hiervoor weergegeven, verklaard dat zij moeilijkheden heeft ondervonden om werk te krijgen vanwege de zorg voor haar jonge kind en dat haar gezondheid een zorg was die ook in de weg stond van het volgen van door de kerk aangeboden taallessen. Uit de verklaringen blijkt dat eiseres dus problemen heeft ondervonden bij het effectueren van haar rechten die verband houden met het zelfstandig moeten zorgen voor haar jonge kind en haar medische problematiek. Eiseres heeft, net als Italiaanse onderdanen, toegang tot de arbeidsmarkt en woningmarkt. Door de zorg voor haar kind wordt, volgens de verklaringen van eiseres, de toegang tot de arbeidsmarkt beperkt. Eiseres heeft ook verklaard dat bij gebrek aan een baan en dus inkomen, zij geen woning kan huren, terwijl zij bij het zoeken van een baan verzocht werd een adres op te geven. Verweerder is in zijn motivering niet ingegaan op deze concrete verklaringen die eiseres heeft afgelegd. De rechtbank overweegt dus niet dat eiseres vanwege haar jonge kind en de medische problematiek van haar kind als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt, maar de rechtbank overweegt dat verweerder kenbaar had moeten beoordelen en motiveren waarom hij eiseres -kennelijk- niet als bijzonder kwetsbaar aanmerkt.
15. Eiseres heeft verklaard gedurende welke periode zij welke inspanningen heeft geleverd om zelf zorg te kunnen dragen voor een inkomen en een woning en dus voor basale levensbehoeften voor haar en haar kind en welke problemen zij daarbij heeft ondervonden. Ze heeft ook verklaard dat haar kind medicatie nodig heeft en die in beginsel beschikbaar is, maar zij die medicatie niet kan betalen en dat ook geldt voor haar eigen medische problematiek. Ze heeft verklaard dat ze navraag heeft gedaan bij verschillende autoriteiten en dat ze zich tot die autoriteiten heeft gewend voor hulp en ook een advocaat heeft geraadpleegd, maar dat zij steeds naar de kerk is verwezen voor onderdak en voedsel. Eiseres heeft tevens aangegeven dat de kerk haar alleen onderdak bood gedurende de nacht en zij in de ochtend de kerk moest verlaten. Daargelaten dat de statusverlenende lidstaat verplichtingen heeft ten aanzien van statushouders en het verwijzen naar ngo’s of de kerk deze lidstaat niet ontslaat van haar eigen verplichtingen, is de motivering in het besluit dat eiseres haar rechten dient te effectueren en dat ook kan en verweerder daarom gebruik maakt van zijn bevoegdheid om de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk te verklaren, onvolledig en onvoldoende deugdelijk.
16. Verweerder heeft het relaas van eiseres integraal geloofwaardig geacht maar -kort gezegd- overwogen dat eiseres naar de “hogere autoriteiten” diende te gaan. Verweerder heeft hierbij echter niet kenbaar betrokken dat eiseres zich reeds tot verschillende autoriteiten heeft gewend omdat het haar niet lukte om een baan en woonruimte te vinden. Verweerder heeft evenmin kenbaar betrokken dat het verschaffen van onderdak en voedsel door de kerk niet betekent dat eiseres er dus in is geslaagd haar rechten als statushouder te effectueren. De rechtbank verwijst in dit kader naar eerdergenoemd Informatiebericht en stelt vast dat de beoordeling niet in lijn is met dit informatiebericht en in ieder geval niet volledig is.
17. Verweerder heeft ter zitting, desgevraagd, aangegeven dat eiseres niet had moeten berusten en de verwijzing van de autoriteiten naar de kerk niet had moeten aanvaarden.
17. De rechtbank overweegt dat verweerder kennelijk van eiseres verwacht dat zij zich ten volle bewust was van de omstandigheid dat zij en haar kind dezelfde rechten als Italiaanse onderdanen hebben en ten volle bewust is van haar rechten als statushouder en van de verplichtingen van de Italiaanse autoriteiten jegens haar. Verweerder heeft desgevraagd ook aangegeven dat ieder Italiaans kind naar school kan gaan en het kind van eiseres, die als statushouder dezelfde rechten als Italiaanse kinderen heeft, dus ook naar school kan gaan zodat de omstandigheid dat eiseres de volledige zorg draagt voor haar kind geen belemmering is om werk te vinden. De rechtbank overweegt dat deze redenering simplistisch aandoet en geen blijk geeft van de door eiseres geschetste feiten en omstandigheden. Eiseres niet alleen verklaard dat ze ongeletterd is, maar heeft ook aangegeven dat zij de Italiaanse taal niet spreekt en enkel de kerk taallessen aanbiedt. De rechtbank overweegt dat Italië op grond van artikel 34 Kwalificatierichtlijn verplicht is om toegang te bieden tot integratievoorzieningen. Verweerder heeft niet kenbaar betrokken of Italië aan deze verplichting voldoet. Dat had wel gemoeten omdat eiseres heeft verklaard dat het niet spreken van de Italiaanse taal het vinden van een baan bemoeilijkt en uit haar verklaringen blijkt dat de autoriteiten haar ook geen andere integratievoorzieningen hebben geboden. Het is evident dat het kunnen deelnemen aan integratieprogramma’s ondersteunend zal zijn bij het zelfstandig kunnen effectueren van de
overigerechten als statushouder. De motivering dat statushouders dezelfde rechten hebben als de onderdanen van de statusverlenende lidstaat is weliswaar juridisch juist, maar volstaat in dit geval niet omdat het niet spreken van de Italiaanse taal en het niet op andere wijze kunnen participeren in integratieprogramma’s betekent dat eiseres een wezenlijk andere uitgangspositie dan Italiaanse onderdanen heeft bij het daadwerkelijk vinden van een baan en woonruimte. Door enkel te wijzen op de gelijkwaardige juridische rechten, geeft verweerder onvoldoende blijk van de belemmeringen die eiseres als statushouder heeft ondervonden om die rechten ook te effectueren en die Italiaanse onderdanen doorgaans niet zullen ondervinden.
19. De rechtbank overweegt dat verweerder niet genoegzaam heeft gemotiveerd waarom eiseres niet voldoende inspanningen heeft geleverd om haar rechten zelfstandig te effectueren en ten onrechte niet heeft gemotiveerd of eiseres in dit kader als bijzonder kwetsbaar dient te worden aangemerkt. Bovendien had verweerder, gelet op de verklaringen van eisers, nader moeten motiveren dat indien eiseres zich nogmaals tot de autoriteiten zou wenden om ondersteuning te vragen bij het verkrijgen van haar basale levensbehoeften, zij deze ondersteuning dan ook deze keer daadwerkelijk zou verkrijgen.
20. Gelet op de verklaringen van eiseres en de algemeen bekende landeninformatie over Italië had verweerder moeten motiveren waarom het hebben van formele rechten op en toegang tot de arbeidsmarkt, de woningmarkt en gezondheidszorg voldoende garantie is dat deze rechten ook door eiseres geëffectueerd kunnen worden indien zij zou terugkeren naar Italië.
21. De rechtbank overweegt voorts dat de Italiaanse autoriteiten in een circular letter op 5 december 2022 aan alle overige lidstaten hebben laten weten geen toestemming te geven voor zogenoemde inkomende Dublinoverdrachten wegens capaciteitsproblemen bij het verstrekken van opvang. De rechtbank overweegt, zoals ook ter zitting uitgesproken, dat de verwijzing door verweerder in het bestreden besluit van 26 januari 2023 naar Afdelingsjurisprudentie die ziet op een periode gelegen voor 5 december 2022 reeds hierdoor achterhaald is.
21. De rechtbank verricht een ex nunc onderzoek naar het risico om na terugkeer naar Italië in een met artikel 4 Handvest-strijdige situatie terecht te komen en heeft in dit kader ter zitting ook besproken dat Italië op 12 april 2023 de noodtoestand heeft uitgeroepen. Uit mediaberichten blijkt dat het uitroepen van de noodsituatie rechtstreeks verband houdt met het inreizen van derdelanders en het, naar zeggen van de Italiaanse autoriteiten, niet meer kunnen voldoen aan de verplichtingen om opvang te bieden aan derdelanders. Gelet op deze actuele situatie komt de vraag op of, indien eiseres na terugkeer er niet in slaagt om zelfstandig woonruimte voor haar en haar zoontje te verkrijgen, de Italiaanse autoriteiten in staat zijn woonruimte dan wel opvangvoorzieningen te verschaffen.
23. In dit kader wijst de rechtbank op het navolgende. Verweerder heeft, zoals eerder overwogen, een uur voor de behandeling een stuk van de Italiaanse autoriteiten en gesteld in de Italiaanse taal overgelegd. Dit stuk is gedateerd op 2 maart 2023 en ook op 2 maart 2023 door de Italiaanse autoriteiten aan de “Benelux Dublin-unit” gemaild. Uit het stuk blijkt ook dat deze Dublin-unit het stuk op 6 maart 2023 naar verweerder heeft gemaild.
24. De rechtbank heeft ter zitting voorgehouden dat een vertaling van het document ontbreekt en dat dit opmerkelijk is gelet op het tijdsverloop tussen het in het bezit krijgen van het document en de behandeling ter zitting, waarbij partijen op 24 maart 2023 zijn geïnformeerd dat de behandeling van het beroep zal plaatsvinden op 20 april 2023. Het document bestaat uit 1 pagina waarvan de helft in beslag is genomen door vermelding van de afzender en de adressant van de brief. De inhoud beslaat 10 regels, zodat gelet op de beschikbare tijd en het geringe aantal woorden, niet valt in te zien waarom verweerder niet in staat zou moeten worden geacht een vertaling te overleggen zodat de gemachtigde van eiseres en de rechtbank hiervan kennis kunnen nemen.
25. Verweerder heeft ter zitting aangegeven “de tekst door twee online vertaalmachines gehaald te hebben en vrij zeker te zijn van de inhoud van het document”. De rechtbank overweegt dat verweerder tenminste moet voldoen aan de eisen die hij zelf stelt aan de vreemdeling indien deze zich wil beroepen op documenten die in een andere taal dan de Nederlandse taal of een zeer gangbare taal zijn gesteld. Indien een bestuursorgaan zijn besluit ter zitting nader wil onderbouwen, dient dit bestuursorgaan zorg te dragen voor een vertaling van dit document. Het gaat overigens niet aan om de rechtbank aan te geven dat de rechtbank, indien de rechtbank niet voetstoots van verweerder aanneemt wat waarschijnlijk de inhoud is van dit document, zelf ook een online vertaalmachine kan gebruiken. Verweerder heeft ter zitting, nadat de rechtbank dit heeft voorgehouden, aangegeven het weinig zinvol te achten het document alsnog “voor de vorm” te vertalen. De rechtbank overweegt dat het zorgdragen voor een vertaling van een document waarop een beroep wordt gedaan uitgangspunt is in procedures als de onderhavige en de rechtbank aan beide partijen in die zin dezelfde eisen stelt. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 19 juli 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:7176, rechtsoverwegingen 5-8).
26. De rechtbank overweegt voorts dat verweerder heeft aangegeven dat uit het onvertaalde document zou blijken dat de Italiaanse autoriteiten niet alleen aan verweerder mededelen dat aan eiseres internationale bescherming is verleend en zij en haar kind daarom zullen worden toegelaten tot het grondgebied van Italië. Tevens schorten, volgens verweerder, de Italiaanse autoriteiten “gelet op de kwetsbaarheid van het gezin” de toestemming op om eiseres en haar kind over te dragen in afwachting van plaatsing in een SAI-locatie.
27. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat Italië tweedelijns opvang in de SAI-voorzieningen (voorheen SIPROIMI) biedt aan derdelanders die Italië als bijzonder kwetsbaar aanmerkt zoals families met kinderen. Verweerder heeft ter zitting, desgevraagd, toegelicht in dit bericht geen aanleiding te zien om het besluit in te trekken, maar hierin veeleer een bevestiging te zien van de welwillende en zorgvuldige houding van de Italiaanse autoriteiten.
28. De rechtbank acht dit niet begrijpelijk. Eiseres heeft verklaard op welke wijze ze heeft geprobeerd haar rechten te effectueren en welke problemen ze daarbij heeft ondervonden. Verweerder acht dat geloofwaardig en verklaart haar asielaanvraag niet-ontvankelijk omdat ze zich tot de “hogere autoriteiten” moet wenden en niet moet berusten dat ze haar rechten niet kan effectueren. Uit deze brief van de Italiaanse autoriteiten blijkt echter, volgens verweerder, dat de autoriteiten geen opvang
kúnnenverschaffen aan eiseres en haar kind, waarbij de rechtbank opmerkt dat de Italiaanse autoriteiten eiseres wél als bijzonder kwetsbaar aanmerken. Indien eiseres zich met haar kind naar Italië zou begeven en wederom niet zelf in staat zou blijken een woning te bemachtigen, is het dus zinloos om hulp te vragen bij de autoriteiten want er is eenvoudigweg geen capaciteit om eiseres en haar kind te voorzien van onderdak. Voor zover verweerder betoogt dat de Italiaanse autoriteiten zorgvuldig handelen, overweegt de rechtbank dat dat weinig relevant is. De rechtbank is bekend met de jurisprudentie van het Hof, maar overweegt dat het voor eiseres weinig relevant zal zijn of zij en haar zoon van onderdak verstoken blijven vanwege onwil of onmacht van de Italiaanse autoriteiten omdat zij in beide gevallen niet zal beschikken over een basale levensbehoefte. De door verweerder overgelegde brief is dan ook een bevestiging voor het standpunt van eiseres dat de autoriteiten haar niet zullen helpen indien zij zich tot hen wendt omdat ze haar rechten niet zelfstandig kan effectueren. De rechtbank overweegt dat deze brief bovendien past bij het algemene beeld dat uit de actuele landeninformatie volgt en in het bijzonder uit de door de Italiaanse autoriteiten uitgeroepen noodsituatie. De rechtbank heeft eerder overwogen dat de omstandigheid dat Italië geen inkomende Dublintransfers toestaat niet zonder meer betekent dat verweerder statushouders niet kan opdragen zich naar Italië te begeven. Uit deze overgelegde brief blijkt evenwel dat gezinnen met kinderen die een internationale beschermingsstatus hebben door de autoriteiten niet van onderdak kunnen worden voorzien. Dat betekent dus dat Italië niet alleen ten aanzien van Dublinclaimanten zijn verplichtingen niet kan nakomen, maar ook niet ten aanzien van statushouders die door Italië als bijzonder kwetsbaar worden aangemerkt.
29. De rechtbank heeft verweerder ter zitting de vraag voorgehouden hoe deze brief van de Italiaanse autoriteiten zich verhoudt met het bestreden besluit en meer in het bijzonder met de rechtsgevolgen die hierin zijn bepaald. Verweerder heeft bepaald dat eiseres niet langer rechtmatig in Nederland verblijft en heeft eiseres opgedragen om zich onmiddellijk naar Italië te begeven. Verweerder heeft daarop te kennen gegeven dat eiseres en haar kind wordt toegestaan te verblijven in een gezinslocatie totdat de autoriteiten verweerder te kennen geven dat eiseres en haar kind kunnen worden overgedragen. De rechtbank heeft vervolgens aan verweerder gevraagd of dit betekent dat de vertrekplicht wordt geschorst. Verweerder heeft aangegeven dat de vertrekplicht onverkort wordt gehandhaafd maar dat eiseres mag verzoeken of verweerder de terugkeer naar Italië faciliteert en dat dit dan meebrengt dat ze in Nederland mag verblijven in afwachting van die overdracht. Verweerder heeft op vragen van de rechtbank aangegeven dat dit vaste praktijk is “bij statushouders”. De rechtbank overweegt, zoals ook ter zitting besproken, dat deze handelwijze onbekend is en verweerder weliswaar verantwoordelijk is voor de overdracht van Dublinclaimanten en die overdrachten faciliteert indien de derdelander zelf naar de verantwoordelijke lidstaat wil terugkeren, maar dat deze praktijk ten aanzien van statushouders, voor zover die gangbaar zou zijn, zich moeilijk laat verenigen met de verplichting die statushouders wordt opgelegd om zich -zelfstandig- naar de statusverlenende lidstaat te begeven. De rechtbank heeft de behandeling ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen zich nader te vergewissen van de vragen of verweerder statushouders overdraagt zonder dit vanuit een inbewaringstelling te doen en of ondanks de plicht om zich onmiddellijk naar de statusverlenende lidstaat te begeven, het verzoek om dit te faciliteren steeds betekent dat mag worden gewacht totdat verweerder de betrokkene overdraagt. Verweerder heeft na de schorsing volhard in het eerder ingenomen standpunt. De rechtbank heeft vervolgens, na dit voorafgaand aan de schorsing reeds te hebben medegedeeld, in het proces-verbaal van de zitting vastgelegd dat verweerder zich op het standpunt stelt dat eiseres en haar kind weliswaar de plicht hebben om zich naar Italië te begeven, maar zij, indien zij verweerder verzoeken zorg te dragen voor de overdracht, vanwege de door verweerder overgelegde brief niet zullen worden overgedragen totdat Italië deze overdracht toestaat. Verweerder heeft, op vragen van de rechtbank, bevestigd dat indien eiseres aan verweerder verzoekt de overdracht te faciliteren, zij niet hoeft te voldoen aan de vertrekplicht en mag wachten totdat verweerder haar en haar kind overdraagt. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat de vertrekplicht wel onverkort wordt gehandhaafd en niet formeel wordt geschorst en dat dit staande praktijk is bij statushouders die verzoeken om hulp bij de terugkeer naar de statusverlenende lidstaat.
30. Verweerder heeft desgevraagd geen termijn willen verbinden aan het kunnen voortduren van deze situatie waarin, als het besluit niet zou worden vernietigd, eiseres enerzijds de plicht heeft om zich met haar kind onmiddellijk naar Italië te begeven, maar anderzijds verweerder mag verzoeken deze reis te faciliteren en te worden overgedragen maar omdat Italië dit nu niet toestaat “gedoogd” wordt en kan verblijven in een gezinslocatie. De rechtbank acht deze handelwijze niet zorgvuldig. Het verblijf van eiseres en haar kind wordt in die situatie aangemerkt als niet rechtmatig, terwijl zij niet kan worden overgedragen en haar rechten als statushouder niet kan effectueren in Italië en niet kan effectueren in Nederland. De rechtbank acht het handhaven van de rechtsgevolgen onder deze omstandigheden een zelfstandige reden voor vernietiging van het besluit.
31. De rechtbank concludeert dat het besluit meerdere motiveringsgebreken bevat zodat het besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal daarom de behandeling van het beroep niet aanhouden in afwachting van de beantwoording van de door zittingsplaats ’s-Hertogenbosch gestelde prejudiciële vragen over de deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwen (ECLI:NL:RBDHA:2022:5724).
Gelet op bovenstaande is het beroep gegrond. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank zal verweerder daartoe een termijn stellen van vier weken.
32. De rechtbank zal voorts verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.674,- (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,-, met wegingsfactor 1). Van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen vier weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1674,- (wegens kosten van rechtsbijstand), te vergoeden aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.M.R.L. Kamp, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 26 april 2023.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.