ECLI:NL:RBDHA:2023:5941
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor Colombiaans kind met verzoek om gezinshereniging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoek om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van een Colombiaans kind, geboren op 26 september 2006. Eiser, het kind, wenst bij zijn grootmoeder in Nederland te verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft het verzoek afgewezen, omdat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij in Colombia een onaanvaardbare toekomst tegemoet gaat. De rechtbank heeft de eerdere besluiten van de staatssecretaris, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard, getoetst. Eiser voerde aan dat er wel degelijk sprake is van een onaanvaardbare toekomst in Colombia, onder andere vanwege de psychische problemen van zijn biologische ouders en de zorgcapaciteiten van zijn familieleden daar. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geoordeeld dat er geen onaanvaardbare toekomst is voor eiser in Colombia. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast bij eiser ligt en dat hij niet voldoende onderbouwende stukken heeft overgelegd. Ook werd vastgesteld dat er geen hechte persoonlijke banden zijn tussen eiser en zijn grootmoeder, wat van invloed is op de belangenafweging onder artikel 8 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de mvv niet in strijd is met het recht op familie- en gezinsleven en verklaarde het beroep ongegrond.