In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een AOW-pensioen aan eiser, die aanvoerde dat hij duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. Eiser had op 23 september 2021 een AOW-pensioen aangevraagd, maar de Sociale Verzekeringsbank (Svb) kende hem een pensioen toe naar de norm van een gehuwde pensioengerechtigde, omdat volgens de Svb geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. Eiser en zijn echtgenote woonden sinds hun huwelijk op 14 augustus 2010 permanent op verschillende adressen, met eiser in Nederland en zijn echtgenote in Indonesië. Eiser was het niet eens met het besluit van de Svb en heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 februari 2023, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de Svb. De rechtbank overwoog dat, hoewel eiser en zijn echtgenote al lange tijd van elkaar gescheiden woonden, er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank baseerde deze conclusie op de mate van onderling contact en de financiële verstrengeling tussen eiser en zijn echtgenote. Eiser had regelmatig telefonisch contact met zijn echtgenote en had ervoor gezorgd dat zij bij zijn overlijden zou kunnen beschikken over zijn nabestaandenpensioen. Dit alles wees erop dat er nog steeds een band tussen hen bestond, wat in strijd was met de definitie van duurzaam gescheiden leven.
De rechtbank concludeerde dat niet aan de voorwaarden voor duurzaam gescheiden leven was voldaan, zoals gedefinieerd door de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat de Svb op goede gronden het AOW-pensioen naar de norm van een gehuwde pensioengerechtigde had toegekend. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 maart 2023.