ECLI:NL:CRVB:2021:1778

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
20/468 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Duurzaam gescheiden leven en ouderdomspensioen AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voortzetting van het ouderdomspensioen van betrokkene, die sinds 2013 AOW ontvangt voor een gehuwde pensioengerechtigde. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had betrokkene bericht dat zijn pensioen ongewijzigd zou worden voortgezet, omdat er geen sprake zou zijn van duurzaam gescheiden leven met zijn echtgenote, die in Nederland woont terwijl betrokkene in Ierland verblijft. De rechtbank Amsterdam had eerder geoordeeld dat er wel sprake was van duurzaam gescheiden leven, maar de Centrale Raad van Beroep kwam tot een ander oordeel.

De Raad oordeelde dat de omstandigheden, waaronder de gezamenlijke eigendom van een woning en een gezamenlijke bankrekening, wijzen op een zekere mate van zorg voor elkaar, wat niet in lijn is met de definitie van duurzaam gescheiden leven. De Raad benadrukte dat de feitelijke omstandigheden bepalend zijn voor de beoordeling en dat het enkele feit dat betrokkenen niet samenwonen niet voldoende is om duurzaam gescheiden leven aan te nemen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van de Svb ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van financiële verstrengeling en de feitelijke leefsituatie in de beoordeling van de status van duurzaam gescheiden leven, en bevestigt dat de intenties van de betrokkenen en hun feitelijke omstandigheden cruciaal zijn voor de beoordeling.

Uitspraak

20.468 AOW

Datum uitspraak: 8 juli 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
19 december 2019, 19/3321 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
[betrokkene] te [woonplaats] (Ierland) (betrokkene)
PROCESVERLOOP
De Svb heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021. De Svb heeft zich via beeldbellen laten vertegenwoordigen door mr. S. Pinar. Betrokkene heeft telefonisch aan de zitting deelgenomen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is vanaf [trouwdatum] 1982 gehuwd geweest met [echtgenote] (echtgenote). Vanaf 11 maart 2013 ontvangt betrokkene een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een gehuwde pensioengerechtigde. Eind december 2018 is betrokkene naar Ierland verhuisd. Zijn echtgenote is in haar eigen woning in [gemeente 1] blijven wonen. Samen zijn zij eigenaar van een woning op het [adres] in [gemeente 1] . Deze woning wordt verhuurd. In februari 2019 heeft betrokkene aan de Svb medegedeeld dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote.
Wat aan deze procedure voorafging
1.2.
In het voorjaar van 2019 is de Svb een onderzoek gestart naar de woon- en leefsituatie van betrokkene. Betrokkene en zijn echtgenote hebben het formulier “Onderzoek woonsituatie” ingevuld. Op 26 april 2019 heeft een huisbezoek plaatsgevonden in de woning van de echtgenote en is met haar gesproken. De echtgenote heeft het formulier “Onderzoek DGL” ingevuld en ondertekend.
1.3.
Bij besluit van 8 mei 2019, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 3 juni 2019 (bestreden besluit), heeft de Svb betrokkene bericht dat zijn ouderdomspensioen ongewijzigd wordt voortgezet naar dat voor een gehuwde pensioengerechtigde, omdat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW.
Wat heeft de rechtbank geoordeeld?
2. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven tussen betrokkene en zijn echtgenote. Daarvoor is overwogen dat gezamenlijk bezit van een woning en een bankrekening duidt op een financiële verstrengeling, wat kan wijzen op een situatie van niet duurzaam gescheiden leven. In het geval van betrokkene zijn er echter bijkomende omstandigheden die tot een ander oordeel leiden. Zo heeft betrokkene onweersproken gesteld dat de en/of bankrekening alleen voor zijn eigen gebruik is bestemd en feitelijk ook zo wordt gebruikt. Vanuit deze bankrekening zijn geen geldstromen actief van of naar zijn echtgenote of ten behoeve van haar. De machtiging van de en/of bankrekening was nog niet ingetrokken omdat betrokkene in het buitenland woont en het veranderen van de bankmachtiging in persoon moet gebeuren. Daarnaast volgt uit de ingevulde vragenlijsten dat betrokkene en zijn echtgenote ieder op een eigen adres wonen, in afzonderlijke landen, voor hun eigen woonlasten zorgen en dat zij op geen enkele wijze zorg dragen voor elkaar. De omstandigheid dat betrokkene en zijn echtgenote gezamenlijke eigenaar zijn van een verhuurde woning doet daar niet aan af. Het beroep tegen het bestreden besluit is dan ook gegrond verklaard door de rechtbank.
Wat hebben partijen aangevoerd?
3.1.
De Svb heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven tussen betrokkene en zijn echtgenote. De Svb heeft daarbij belang gehecht aan de gezamenlijke en/of bankrekening, die -zoals de echtgenote heeft verklaard- uit voorzorg is aangehouden. Verder is aangevoerd dat zij in elkaars testament zijn genoemd, een gezamenlijke woning in eigendom hebben, elkaar minstens een keer per kwartaal treffen voor een kop koffie en met elkaar contact opnemen in geval van praktische problemen in het dagelijkse leven.
3.2.
Betrokkene wil een bevestiging van de aangevallen uitspraak. Over de gezamenlijk en/of bankrekening heeft betrokkene gesteld dat zijn echtgenote geen bankpas daarvan had. Eind 2019 is die rekening opgeheven. Betrokkene en zijn echtgenote hebben elkaar sinds zijn vertrek naar Ierland ook niet meer gezien. Op 20 maart 2020 is de echtscheiding ingeschreven bij de gemeente [gemeente 2] .
Het oordeel van de Raad
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geschil is of in februari 2019 of uiterlijk op de datum van het bestreden besluit bij betrokkene sprake was van duurzaam gescheiden leven.
4.2.
Voor zijn vaste rechtspraak over het begrip duurzaam gescheiden leven, als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW, verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 19 september 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3017, ECLI:NL:CRVB:2019:3018 en ECLI:NL:CRVB:2019:3019. Volgens deze rechtspraak is bij gehuwden pas sprake van duurzaam gescheiden leven als na de door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld. Daarbij zijn de feitelijke omstandigheden bepalend voor de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven. Het gegeven dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning is niet voldoende om een situatie van duurzaam gescheiden leven aan te nemen. De echtelijke samenleving kan bestaan zonder dat van samenwonen sprake is. De motieven op grond waarvan de echtelijke samenleving niet, nog niet, niet meer of niet opnieuw is verbroken, zijn niet relevant voor de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven.
4.3.
De Raad is met de Svb en anders dan de rechtbank van oordeel dat in de situatie van betrokkene geen sprake was van duurzaam gescheiden leven.
4.4.
Daarvoor wordt van belang geacht dat ten tijde van het bestreden besluit van 8 mei 2019 nog sprake is van financiële verstrengeling. Zo zijn betrokkene en zijn echtgenote nog beiden eigenaar van de woning aan het [adres] te [gemeente 1] . De huuropbrengst van de woning wordt gebruikt om de hypotheek af te lossen en de andere kosten van die woning te betalen. Ook hebben betrokkene en zijn echtgenote nog een en/of bankrekening. Volgens de echtgenote van betrokkene is deze rekening niet opgeheven uit voorzorg. Mocht er iets met een van beiden gebeuren, dan hebben zij beiden toegang tot de gezamenlijke bankrekening. Tot slot zijn beiden vernoemd in elkaars testament. Deze omstandigheden tezamen wijzen op zichzelf al voldoende op een zekere mate van zorg voor elkaar. Verder hebben betrokkene en zijn echtgenote nog sporadisch contact met elkaar, over computerproblemen of het weer. Uit deze feiten en omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat betrokkene en zijn echtgenote in de periode in geding ieder afzonderlijk een eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd.
4.5.
In dit verband wordt nog opgemerkt dat de Svb ter zitting bereid is bevonden om betrokkene aan te merken als duurzaam gescheiden levend vanaf het moment dat het verzoekschrift om echtscheiding bij de rechtbank is ingediend eind 2019. Betrokkene moet hierover contact opnemen met de Svb.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking. De Raad zal het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 3 juni 2019 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van M.E. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2021.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) M.E. van Donk
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.