In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Eiser, die stelt de Iraanse nationaliteit te hebben, had op 4 september 2022 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris weigerde deze aanvraag te behandelen op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft echter aangevoerd dat Italië niet langer aan dit beginsel kan voldoen vanwege ernstige tekortkomingen in de opvangvoorzieningen, zoals blijkt uit recente uitspraken van andere rechters in vergelijkbare zaken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet is verschenen op de zitting en geen verweerschrift heeft ingediend, wat de rechtbank als onbehoorlijk heeft gekwalificeerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er inmiddels voldoende aanwijzingen zijn dat Italië niet langer kan worden vertrouwd om asielzoekers adequaat op te vangen. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de bevindingen van de rechtbank. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan eiser, die in totaal € 1.674,- bedragen.