In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag zich gebogen over de vraag of Dublinclaimanten nog kunnen worden overgedragen aan Italië. De rechtbank heeft deze vraag ontkennend beantwoord. De overdrachten van Dublinclaimanten naar Italië zijn opgeschort sinds de 'circular letter' van 5 december 2022. Ondanks herhaaldelijk contact tussen de Nederlandse en Italiaanse autoriteiten is er geen duidelijkheid verschaft over de reden van deze opschorting. De rechtbank concludeert dat er geen concreet zicht is op hervatting van de overdrachten, wat leidt tot de conclusie dat Italië haar communautaire terugnameverplichtingen niet nakomt. Dit betekent dat de eerdere beslissing om de aanvraag van eiser niet in behandeling te nemen, op basis van de verantwoordelijkheid van Italië, niet langer houdbaar is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling is genomen op grond van de Dublinverordening, die bepaalt dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft echter betoogd dat Italië niet langer kan worden vertrouwd om zijn verplichtingen na te komen, wat de rechtbank heeft erkend. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank inmiddels op het beroep heeft beslist. Verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.