ECLI:NL:RBDHA:2023:4804

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
NL22.23555
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiseres op 17 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 21 april 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 8 december 2022 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag, maar eiseres heeft aangegeven haar beroep te handhaven. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiseres geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit. Eiseres heeft echter haar beroep willen handhaven voor zover verweerder in het besluit van 8 december 2022 heeft geconcludeerd dat de ingebrekestelling prematuur was. De rechtbank oordeelt dat de verlenging van de beslistermijn, die op 21 oktober 2022 zou eindigen, rechtsgeldig was en dat de ingebrekestelling van 1 november 2022 te vroeg is ingediend.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar asielaanvraag niet-ontvankelijk is. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op 6 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23555

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S.B. Kleerekooper),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 17 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 21 april 2022.
Verweerder heeft op 8 december 2022 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Eiseres heeft de rechtbank laten weten dat zij haar beroep handhaaft.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiseres, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiseres gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. Eiseres heeft haar beroep willen handhaven voor zover verweerder in het besluit van 8 december 2022 heeft geconcludeerd dat eiseres ingebrekestelling prematuur is geweest. Eiseres heeft de rechtbank verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten.
3. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit
met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het
beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een
besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling
door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Eiseres heeft op 21 april 2022 een asielaanvraag ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van eiseres op 21 oktober 2022 eindigen. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 [2] de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiseres pas op 21 juli 2023 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [3] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. [4] De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken.
5. De stelling van eiseres dat verweerder de verlenging individueel aan haar bekend had moeten maken, volgt de rechtbank niet. Zoals volgt uit de rechtspraak van de Afdeling [5] is een individuele kennisgeving geen vereiste om de beslistermijn op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 te verlengen. [6] De manier waarop verweerder de beslistermijn heeft verlengd, namelijk door middel van publicatie van een WBV in de Staatscourant, is daarom niet onrechtmatig. De rechtbank ziet geen grond om deze vaste rechtspraak niet te volgen. De door eiseres aangehaalde uitspraak is geen reden voor een ander oordeel. [7]
6. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 1 november 2022 te vroeg is ingediend. Daarom is het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar asielaanvraag niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.
4.Vreemdelingenwet 2000.
5.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 8 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3232.
7.Eiser heeft verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 15 november 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:13845.