Overwegingen
1. De rechtbank beoordeelt of verweerder de beslistermijn, waarbinnen een besluit moet zijn genomen op eisers asielaanvraag, heeft overschreden. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Turkse nationaliteit. Hij heeft op 24 april 2022 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Eiser stelt dat verweerder op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vwuiterlijk op 24 oktober 2022 een besluit had moeten nemen op deze aanvraag. Verweerder heeft dat niet gedaan. Eiser heeft verweerder op 25 oktober 2022 in gebreke gesteld en verweerder de gelegenheid gegeven om binnen twee weken alsnog een besluit te nemen. Verweerder heeft niet binnen die termijn alsnog beslist op de asielaanvraag. Op 9 november 2022 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Beroepsgronden
3. Eiser betoogt dat de verlenging van de beslistermijn met negen maanden door middel van WBV 2022/22niet rechtsgeldig is. Eiser voert daartoe aan dat de situatie van artikel 42, vierde lid, onder b, van de Vw zich niet voordoet. Er is namelijk geen sprake van een situatie dat een groot aantal vreemdelingen tegelijk een asielaanvraag indient. In de toelichting op WBV 2022/22 wordt gewezen op de verhoogde instroom van Oekraïners, maar aangezien zij recht hebben op tijdelijke bescherming dienen zij geen asielaanvraag in. In februari, maart en april 2022 is er een grote piek geweest in het aantal asielaanvragen, maar daarna daalde dat aantal weer en was het gemiddelde niet hoger dan vorig jaar. Niet valt in te zien waarom de komst van een groep Afghanen die in augustus en september 2021 tot een piek leidde, een jaar later kan leiden tot verlenging van de beslistermijnen. Dat veel Dublinclaimanten niet konden worden overgedragen, is niet relevant. Het gaat niet om de afdoeningswijze, maar om het totale aantal asielaanvragen. Verder wordt miskend dat ook veel Dublinclaimanten niet aan Nederland konden worden overgedragen. Uit CBS-cijfers blijkt weliswaar dat het aantal asielaanvragen recent is gestegen, maar dat komt ook doordat de COVID 19-pandemie op zijn einde is en grenzen weer open gaan. Er is nooit sprake geweest van een grote en snelle piek. Dat de INDde aantallen niet aankan, heeft te maken met organisatorische keuzes. Onwil of onkunde is geen reden om een beslistermijn te verlengen, aldus eiser. Eiser vindt dat de rechtbank het beroep gegrond moet verklaren, een korte termijn moet geven waarbinnen verweerder alsnog op de asielaanvraag moet beslissen, en een dwangsom moet opleggen.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de beslistermijn op 24 oktober 2022 nog niet was verstreken. Met de inwerkingtreding van WBV 2022/22 is de beslistermijn verlengd met negen maanden. Dat betekent voor eiser dat verweerder uiterlijk op 24 juli 2023 een besluit moet nemen op eisers asielaanvraag. Om die reden was de ingebrekestelling prematuur en is het beroep niet-ontvankelijk. In het verweerschrift van 3 maart 2023 heeft verweerder verwezen naar het daarbij gevoegde hogerberoepschrift, gericht tegen de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 6 januari 2023, waarin WBV niet rechtmatig is geacht.
Beoordeling door de rechtbank
5. In geschil is of met de inwerkingtreding van WBV 2022/22 de beslistermijn van alle op dat moment lopende asielaanvragen, waaronder die van eiser, rechtsgeldig met negen maanden is verlengd.
6. Op grond van artikel 31, derde lid, van de herziene asielprocedurerichtlijn (de Procedurerichtlijn)mogen de beslistermijnen op asielaanvragen met ten hoogste negen maanden worden verlengd in het geval van een groot aantal asielaanvragen, waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is om de asielprocedure binnen zes maanden af te ronden. Deze bepaling is omgezet in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw.
7. In WBV 2022/22 staat dat de verlenging van de beslistermijn is gebaseerd op artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. In de Kamerbrief van 26 augustus 2022heeft verweerder toegelicht dat de IND met achterstanden kampt bij de behandeling van eerste aanvragen waardoor op een belangrijk deel van de aanvragen buiten de wettelijke beslistermijn van zes maanden wordt beslist. Daarbij is vanaf de tweede helft van 2021 sprake van een onverwacht hogere instroom van asielaanvragen dan was geraamd en waarop de IND was ingesteld. Dit komt onder meer door de komst van Afghanen en Oekraïners maar ook de komst van veel andere nationaliteiten liet vanaf de tweede helft van 2021 een relatief grote stijging zien. Daarnaast was de impact van de Covid-19-maatregelen op de overdracht van Dublinzaken in de afgelopen periode zeer groot, waardoor een aanzienlijk aantal Dublinclaimanten niet kon worden overgedragen en opgenomen moest worden in de nationale asielprocedure. Hierdoor, in combinatie met de beperkte personele capaciteit van de IND, is de IND in een situatie terechtgekomen dat asielaanvragen in de praktijk niet meer zorgvuldig kunnen worden beoordeeld binnen de wettelijke beslistermijn van zes maanden.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de in WBV 2022/22 opgenomen motivering en de verdere toelichting in het verweerschrift en het daarbij gevoegde hogerberoepschrift, voldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw.
9. Verweerder heeft deugdelijk gemotiveerd dat een combinatie van factoren, namelijk de komst van Oekraïners en Afghanen, de opname van Dublinclaimanten in de nationale asielprocedure en de hogere instroom van asielzoekers van andere nationaliteiten, vanaf de tweede helft van 2021 een dusdanig grote belasting vormt voor de personele capaciteit van de IND, dat het niet mogelijk blijkt om binnen een termijn van zes maanden tot een zorgvuldige afronding van de asielprocedure te komen. Uit de in het voornoemde hogerberoepschrift opgenomen cijfers blijkt dat het totale aantal asielzoekers in 2022 (49.991) een niveau heeft bereikt dat uitstijgt boven de instroom in het jaar 2015, toen er sprake was van een sterk verhoogde instroom door de oorlog in Syrië en Eritrea.
10. De stelling van eiser dat de hogere instroom van asielzoekers vanaf de tweede helft van 2021 geen rechtvaardiging is voor de verlenging van de beslistermijn op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw, omdat dit artikel een ‘grote en snelle piek’ zou vereisen in het aantal asielaanvragen, treft geen doel. De Procedurerichtlijn zegt niet dat alleen bij een snelle piek de beslistermijnen kunnen worden verlengd. Het gaat blijkens artikel 31, derde lid, van de Procedurerichtlijn om de situatie dat de zorgvuldigheid vanwege een stijging in de werklast in het gedrang komt. Blijkens considerans 18 en artikel 31, tweede lid, moeten asielaanvragen in de eerste plaats behoorlijk en volledig worden behandeld en daarna pas snel. Wel volgt uit artikel 31, vijfde lid, dat de aanvraag in ieder geval binnen 21 maanden moet zijn afgehandeld. Verweerder heeft, mede gelet op de toelichting in het hogerberoepschrift, voldoende onderbouwd dat de totale werklast ten aanzien van alle nationaliteiten momenteel relatief zeer hoog is.
11. Eisers stelling dat het grote aantal Oekraïners dat zich in Nederland gemeld heeft, niet heeft geleid tot een stijging in het aantal asielaanvragen omdat het merendeel hiervan valt onder de werking van de Richtlijn tijdelijke bescherming,treft evenmin doel. Verweerder heeft toegelicht dat dit wel degelijk van invloed is op de capaciteit. Immers, ook deze groep moet een aanvraag indienen die geregistreerd moet worden en waarbij een zogenaamde ‘openbare orde-toets’ wordt uitgevoerd. Verder heeft een groep Oekraïners zich toch gemeld bij het aanmeldcentrum in Ter Apel en hiervan is een deel de asielprocedure ingestroomd. Ook moest een proces worden ingericht voor het beoordelen van de aanspraken op tijdelijke bescherming en het afgeven van bewijzen van rechtmatig verblijf, waarbij in de gevallen dat geen tijdelijke bescherming is verleend op het bezwaarschrift moest worden beslist. Verder stellen de gemeentes veel vragen aan de IND en moet de IND voorlichting geven vanwege de inschrijving van deze personen in de BRP.Daarbij is de opschorting van de behandeling van deze asielaanvragen tijdelijk. Met deze toelichting heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat ook deze groep van invloed is op de capaciteit. De rechtbank volgt niet eisers standpunt dat deze werkzaamheden geen invloed hebben op de werkzaamheden van de beslismedewerkers van de IND. Uit de gegeven toelichting blijkt dat deze werkzaamheden van invloed zijn op de gehele capaciteit van de IND.
12. Ook eisers argument dat de groep Afghanen die instroomde in 2021, niet tot een (extra) belasting kan leiden in 2022, wordt niet gevolgd. Voor die groep gold tot voor kort een besluitmoratorium.Door het aflopen daarvan draagt ook deze groep bij aan de belasting van de capaciteit van de IND.
13. Eiser wordt gevolgd in zijn standpunt dat het niet relevant is hoe asielaanvragen worden afgedaan. Het gaat om de instroom en de betekenis daarvan voor de afdoeningscapaciteit. Maar daaraan wordt wel bijgedragen door Dublinclaimanten die uiteindelijk toch naar de nationale asielprocedure moeten. De omgekeerde situatie, dat er mogelijk ook een aantal Dublinclaimanten niet aan Nederland kan worden overgedragen, laat onverlet dat de totale werklast relatief zeer hoog is. Eiser heeft gewezen op de coronapandemie. Maar ook daarvoor geldt: het gaat om de instroom, niet om de oorzaak daarvan.
14. De stelling van eiser dat verweerder uit onwil dan wel onkunde de werklast niet aankan, is niet onderbouwd. In het bijgevoegde hogerberoepschrift is uiteengezet dat de IND werkt aan uitbreiding van de formatie, maar dat er grenzen zijn aan de opleidingscapaciteit. Bovendien gaat zelfs bij een suboptimaal functionerend bestuursorgaan zorgvuldigheid voor snelheid.
15. Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de beslistermijn met toepassing van WBV 2022/22 met negen maanden heeft kunnen verlengen.
16. Voor eiser betekent dit dat de beslistermijn op zijn asielaanvraag op 24 juli 2023 verstrijkt. De ingebrekestelling van 25 oktober 2022 is dus te vroeg ingediend. Het beroep is niet-ontvankelijk omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.De rechtbank zal dus geen termijn opleggen waarbinnen verweerder alsnog moet beslissen op de asielaanvraag, versterkt met een dwangsom. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.