4.3Ook het beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 31 januari 2023leidt niet tot een ander oordeel. Anders dan in die uitspraak is geoordeeld, is deze zittingsplaats van oordeel dat op grond van de informatie van de Italiaanse autoriteiten vooralsnog kan worden aangenomen dat de opschorting van terugname van Dublinterugkeerders geen juridisch beletsel maar een tijdelijk feitelijk beletsel is. De rechtbank kan zich echter wel voorstellen dat als de opschorting van de terugname van Dublinclaimanten voortduurt, er een moment komt dat niet meer gesproken kan worden van een tijdelijk feitelijk beletsel, maar een structurele tekortkoming in de opvang van Dublinterugkeerders die kan leiden tot de conclusie dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het arrest Tarakhelniet kan slagen en dat verweerder de Italiaanse autoriteiten niet om individuele garanties had hoeven vragen. Los van de vraag of de minderjarige [voornaam] als bijzonder kwetsbaar kan worden aangemerkt, volgt uit (recente) rechtspraak dat ook in het geval van bijzonder kwetsbare vreemdelingen ten aanzien van Italië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat verweerder voor bijzonder kwetsbare personen geen individuele garanties hoeft te vragen aan de Italiaanse autoriteiten. Dit volgt uit de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in onder meer de arresten M.T. tegen Nederland van 23 maart 2021en A.B. e.a. tegen Finland van 27 mei 2021en dit standpunt is ook meermalen door de Afdeling bevestigd.Eisers hebben geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat niet meer van deze uitspraken kan worden uitgegaan. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat [voornaam] , zonder het verkrijgen van aanvullende garanties, in Italië niet de benodigde zorg- en opvangvoorzieningen zal kunnen krijgen.
6. De rechtbank ziet in het tijdsverloop ook geen aanleiding om eisers te volgen in de stelling dat verweerder de aanvraag alsnog aan zich had moeten trekken. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat verweerder de formele termijnen zoals neergelegd in de Dublinverordening niet heeft overschreden. Verweerder heeft het claimverzoek binnen de termijn van twee maanden verzonden, conform artikel 21, eerste lid, van de Dublinverordening. De rechtbank ziet in het gegeven, dat dit niet zo spoedig mogelijk was en wellicht eerder had gekund, geen aanleiding om aan te nemen dat hierom sprake is van onevenredige hardheid bij overdracht, op basis waarvan verweerder de aanvraag aan zich had moeten trekken. Zonder nadere onderbouwing kan er ook niet van worden uitgegaan dat het niet onverwijld (maar binnen 2 dagen) afnemen van de vingerafdrukken van eisers in Nederland heeft bijgedragen aan een situatie waarbij sprake is van onevenredige hardheid. Bovendien heeft eiser 1 verklaard dat, nadat hij was aangekomen in Nederland, hij een nacht op straat heeft geslapen en dat de dag erna zijn vingerafdrukken zijn afgenomen.Eisers hebben nagelaten te onderbouwen waarom de totale tijdsperiode vanaf de aanvraag van 8 juni 2022 tot aan de zitting, wat een periode is van ongeveer 8 maanden, getuigt van onevenredige hardheid waardoor verweerder de aanvraag aan zich had moeten trekken.
7. De rechtbank is tot slot van oordeel dat, anders dan eisers stellen, verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [voornaam] . Hiervoor neemt de rechtbank allereerst in aanmerking dat niet is gebleken dat er sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden ten aanzien van [voornaam] . In de zienswijze is naar voren gebracht dat [voornaam] in Nederland naar school gaat en hier voet aan de grond krijgt en dat het wenselijk is dat [voornaam] zo snel mogelijk enige stabiliteit kan verwerven. Verweerder heeft hierop kunnen reageren met het standpunt dat niet is gebleken dat [voornaam] niet in Italië naar school zou kunnen en dat het logisch is dat hij enige banden met Nederland heeft opgebouwd, maar dat dat niet tot onevenredig nadeel leidt. Verweerder heeft ter zitting daarbij ook kunnen betrekken dat vanwege de maximale overdrachtstermijn van zes maanden de onzekere situatie in duur beperkt blijft. Bovendien heeft verweerder hierbij kunnen verwijzen naar zijn standpunt over individuele garanties, namelijk dat nergens uit af te leiden is dat [voornaam] bijzondere behoeftes nodig heeft. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat overdracht aan Italië zodanig nadelige gevolgen zou hebben voor [voornaam] dat van overdracht zou moeten worden afgezien.
8. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.