ECLI:NL:RBDHA:2023:4115

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
NL23.473, NL23.475 en NL23.477
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 februari 2023, zijn de asielaanvragen van drie eisers, afkomstig uit Syrië, behandeld. De rechtbank oordeelt dat de aanvragen niet in behandeling zijn genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen op basis van de Dublinverordening. De eisers hebben op 8 juni 2022 asiel aangevraagd in Nederland, maar uit Eurodac is gebleken dat zij op 1 juni 2022 illegaal via Italië het grondgebied van de EU zijn binnengekomen. De rechtbank bevestigt dat er nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan ten aanzien van Italië, ondanks de zorgen over de opvangcapaciteit in dat land. De rechtbank wijst erop dat de Italiaanse autoriteiten in een Circular Letter hebben aangegeven dat overdrachten tijdelijk zijn opgeschort, maar dit wordt niet gezien als een structureel probleem dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondermijnt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet verplicht was om aanvullende garanties te vragen voor de minderjarige eiser en dat de belangen van de minderjarige voldoende zijn meegewogen. De beroepen van de eisers worden ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.473, 23.475 en 23.477

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser 1] , eiser 1

V-nummer: [nummer 1]

[eiser 2] , eiser 2,

V-nummer: [nummer 1]

[eiser 3] , eiser 3,

V-nummer: [nummer 2] ,
samen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. C. Mayne),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.S. van den Anker).

Procesverloop

In de besluiten van 4 januari 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser 1 en 2 zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Achtergrond
1. Eiser 1 is geboren op [datum 1] en heeft de Syrische nationaliteit. Eiser 1 is de vader van zijn meegereisde kinderen [eiser 2] , geboren op [datum 2] 2001, en [eiser 3] , geboren op [datum 3] 2007. Eisers hebben op 8 juni 2022 asiel aangevraagd in Nederland. Uit Eurodac is gebleken dat eisers op 1 juni 2022 illegaal via Italië het grondgebied van de lidstaten zijn ingereisd.
Standpunt van verweerder
2. Verweerder heeft de bestreden besluiten gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] ; daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen als op grond van de Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland op 2 augustus 2022 de Italiaanse autoriteiten verzocht om eisers over te nemen. De Italiaanse autoriteiten hebben hier niet tijdig op gereageerd en daarom staat sinds 3 oktober 2022 de verantwoordelijkheid van Italië vast.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de asielaanvragen buiten behandeling heeft mogen stellen en de beroepen niet slagen. De rechtbank zal hierna aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden, uitleggen hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
4. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat er ten aanzien van Italië niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, wat wordt bevestigd door de Circular Letter van 5 december 2022 waarin de Italiaanse autoriteiten verzoeken overdrachten tijdelijk op te schorten wegens gebrek aan opvangplekken door een grote instroom van migranten.
4.1
Voorop staat dat verweerder ten aanzien van Italië in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling [3] heeft in verschillende uitspraken die gaan over de situatie in Italië voor Dublinclaimanten geoordeeld dat de algemene situatie en leefomstandigheden van asielzoekers in Italië bepaalde tekortkomingen kent maar dat deze niet maken dat verweerder ten aanzien van Italië niet langer mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [4] Eisers hebben in dit kader slechts gesteld maar niet onderbouwd dat er bij de Italiaanse opvangvoorzieningen sprake is van structurele tekortkomingen en dat er daardoor niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
4.2
Ten aanzien van de Circular Letter oordeelt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank volgt niet uit de Circular Letter en het bericht van 4 januari 2023 van de Italiaanse autoriteiten (waarin de Italiaanse Dublinunit desgevraagd heeft laten weten aan de Nederlandse Dublinunit dat de Circular Letter van 5 december 2022 nog geldt), dat verweerder niet langer kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Voor de motivering van dit oordeel volstaat de rechtbank met een verwijzing naar de motivering in een eerdere uitspraak van deze zittingsplaats hierover, te weten de uitspraak van 19 januari 2023. [5] De rechtbank oordeelde in die uitspraak dat de opschorting van overdrachten aan Italië in het kader van de Dublinverordening moet worden beschouwd als een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel. Dat Italië, zoals verweerders gemachtigde ter zitting heeft gemeld, inmiddels heeft laten weten dat de overdrachten weer met één week zijn opgeschort, tot de tweede week van februari, doet hier niet aan af, omdat dit nog steeds duidt op een tijdelijk beletsel.
4.3
Ook het beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 31 januari 2023 [6] leidt niet tot een ander oordeel. Anders dan in die uitspraak is geoordeeld, is deze zittingsplaats van oordeel dat op grond van de informatie van de Italiaanse autoriteiten vooralsnog kan worden aangenomen dat de opschorting van terugname van Dublinterugkeerders geen juridisch beletsel maar een tijdelijk feitelijk beletsel is. De rechtbank kan zich echter wel voorstellen dat als de opschorting van de terugname van Dublinclaimanten voortduurt, er een moment komt dat niet meer gesproken kan worden van een tijdelijk feitelijk beletsel, maar een structurele tekortkoming in de opvang van Dublinterugkeerders die kan leiden tot de conclusie dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
Individuele garanties
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het arrest Tarakhel [7] niet kan slagen en dat verweerder de Italiaanse autoriteiten niet om individuele garanties had hoeven vragen. Los van de vraag of de minderjarige [voornaam] als bijzonder kwetsbaar kan worden aangemerkt, volgt uit (recente) rechtspraak dat ook in het geval van bijzonder kwetsbare vreemdelingen ten aanzien van Italië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat verweerder voor bijzonder kwetsbare personen geen individuele garanties hoeft te vragen aan de Italiaanse autoriteiten. Dit volgt uit de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in onder meer de arresten M.T. tegen Nederland van 23 maart 2021 [8] en A.B. e.a. tegen Finland van 27 mei 2021 [9] en dit standpunt is ook meermalen door de Afdeling bevestigd. [10] Eisers hebben geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat niet meer van deze uitspraken kan worden uitgegaan. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat [voornaam] , zonder het verkrijgen van aanvullende garanties, in Italië niet de benodigde zorg- en opvangvoorzieningen zal kunnen krijgen.
Onevenredige hardheid
6. De rechtbank ziet in het tijdsverloop ook geen aanleiding om eisers te volgen in de stelling dat verweerder de aanvraag alsnog aan zich had moeten trekken. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat verweerder de formele termijnen zoals neergelegd in de Dublinverordening niet heeft overschreden. Verweerder heeft het claimverzoek binnen de termijn van twee maanden verzonden, conform artikel 21, eerste lid, van de Dublinverordening. De rechtbank ziet in het gegeven, dat dit niet zo spoedig mogelijk was en wellicht eerder had gekund, geen aanleiding om aan te nemen dat hierom sprake is van onevenredige hardheid bij overdracht, op basis waarvan verweerder de aanvraag aan zich had moeten trekken. Zonder nadere onderbouwing kan er ook niet van worden uitgegaan dat het niet onverwijld (maar binnen 2 dagen) afnemen van de vingerafdrukken van eisers in Nederland heeft bijgedragen aan een situatie waarbij sprake is van onevenredige hardheid. Bovendien heeft eiser 1 verklaard dat, nadat hij was aangekomen in Nederland, hij een nacht op straat heeft geslapen en dat de dag erna zijn vingerafdrukken zijn afgenomen. [11] Eisers hebben nagelaten te onderbouwen waarom de totale tijdsperiode vanaf de aanvraag van 8 juni 2022 tot aan de zitting, wat een periode is van ongeveer 8 maanden, getuigt van onevenredige hardheid waardoor verweerder de aanvraag aan zich had moeten trekken.
Belangen van het kind
7. De rechtbank is tot slot van oordeel dat, anders dan eisers stellen, verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [voornaam] . Hiervoor neemt de rechtbank allereerst in aanmerking dat niet is gebleken dat er sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden ten aanzien van [voornaam] . In de zienswijze is naar voren gebracht dat [voornaam] in Nederland naar school gaat en hier voet aan de grond krijgt en dat het wenselijk is dat [voornaam] zo snel mogelijk enige stabiliteit kan verwerven. Verweerder heeft hierop kunnen reageren met het standpunt dat niet is gebleken dat [voornaam] niet in Italië naar school zou kunnen en dat het logisch is dat hij enige banden met Nederland heeft opgebouwd, maar dat dat niet tot onevenredig nadeel leidt. Verweerder heeft ter zitting daarbij ook kunnen betrekken dat vanwege de maximale overdrachtstermijn van zes maanden de onzekere situatie in duur beperkt blijft. Bovendien heeft verweerder hierbij kunnen verwijzen naar zijn standpunt over individuele garanties, namelijk dat nergens uit af te leiden is dat [voornaam] bijzondere behoeftes nodig heeft. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat overdracht aan Italië zodanig nadelige gevolgen zou hebben voor [voornaam] dat van overdracht zou moeten worden afgezien.
Conclusie
8. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Lopar, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.De Afdeling bestuursrecht van de Raad van State.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 24 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1788, en 26 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2497.
7.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014 (ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712).
8.ECLI:CE:ECHR:2021:0323DEC004659519.
9.ECLI:CE:ECHR:2021:0420DEC0041100193.
10.Uitspraken van 8 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:986 en ECLI:NL:RVS:2020:987) en 4 mei 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1324).
11.Pagina 6 van het aanmeldgehoor.