In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Syrische asielzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de staatssecretaris heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De eiser heeft aangevoerd dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt, wat zou betekenen dat hij niet veilig naar Italië kan worden overgedragen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de opschorting van overdrachten aan Italië moet worden beschouwd als een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië op 5 december 2022 heeft aangegeven dat de overdrachten van Dublinclaimanten tijdelijk moeten worden opgeschort vanwege een tekort aan opvangfaciliteiten. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder het AIDA-rapport en de zorgen over de nieuwe Italiaanse regering, niet gevolgd. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag van de eiser buiten behandeling heeft mogen stellen en dat er geen reden is om aan te nemen dat de overdracht aan Italië een risico op onmenselijke of vernederende behandeling met zich meebrengt. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.