ECLI:NL:RBDHA:2023:639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
NL22.25630 en NL22.25631
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Italië in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Syrische asielzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de staatssecretaris heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De eiser heeft aangevoerd dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt, wat zou betekenen dat hij niet veilig naar Italië kan worden overgedragen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de opschorting van overdrachten aan Italië moet worden beschouwd als een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië op 5 december 2022 heeft aangegeven dat de overdrachten van Dublinclaimanten tijdelijk moeten worden opgeschort vanwege een tekort aan opvangfaciliteiten. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder het AIDA-rapport en de zorgen over de nieuwe Italiaanse regering, niet gevolgd. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag van de eiser buiten behandeling heeft mogen stellen en dat er geen reden is om aan te nemen dat de overdracht aan Italië een risico op onmenselijke of vernederende behandeling met zich meebrengt. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.25630 (beroep) en NL22.25631 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker] , eiser/verzoeker, hierna: eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J. van Veelen-de Hoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

Procesverloop

In het besluit van 13 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat op het beroep is beslist.
Verweerder heeft op 3 januari 2023 en op 5 januari 2023 verweerschriften ingediend en op 11 januari 2023 een brief.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 12 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiser is geboren op [datum 1] 1985 en heeft de Syrische nationaliteit. Eiser heeft verklaard dat hij op [datum 2] 2021 met het vliegtuig van Syrië naar Iran is vertrokken en vanuit daar de Turkse grens is overgestoken. Nadat eiser ongeveer vier maanden in Turkije heeft verbleven is hij met een boot van Turkije naar Italië gereisd. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op [datum 3] 2022 in Italië vingerafdrukken heeft afgestaan. Hij heeft verklaard dat hij zo’n vier of vijf dagen daarvoor in Italië is aangekomen. Eiser is vanuit Italië doorgereisd en heeft op [datum 4] 2022 in Nederland een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag buiten behandeling gesteld. Het bestreden besluit is gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om overname gedaan. Italië heeft dit verzoek op 23 augustus 2022 aanvaard.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de asielaanvraag buiten behandeling heeft mogen stellen en het beroep niet slaagt. De rechtbank zal hierna aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden, uitleggen hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
Mag verweerder ten aanzien van Italië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan?
AIDA-rapport van mei 2022 en de nieuwe regering
4. Eiser voert aan dat uit het AIDA-rapport van mei 2022 blijkt dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Ten aanzien van Italië kan dus niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Uit het rapport blijkt dat er problemen zijn met betrekking tot de toegang tot de asielprocedure, opvangvoorzieningen, rechtsbijstand en medische hulp. Verweerder had moeten onderzoeken of eiser adequate rechtshulp, medische voorzieningen en opvang zal krijgen. Daarbij had verweerder ook moeten onderzoeken wat de gevolgen van het aantreden van de nieuwe Italiaanse regering zijn.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uit mag gaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat er in Italië sprake is van zodanige tekortkomingen in de asielprocedure of bij de asielopvang dat hij een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM. [3]
4.2
Eiser is daarin met het overleggen van het AIDA-rapport niet in geslaagd. De Afdeling [4] heeft recent in meerdere uitspraken geoordeeld dat verweerder ten aanzien van Italië (nog steeds) van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan [5] . De Afdeling heeft het AIDA-rapport waarnaar eiser verwijst al beoordeeld in zijn uitspraak van 26 augustus 2022. De rechtbank volgt eiser, gelet op het voorgaande, dus niet in zijn betoog dat verweerder had moeten onderzoeken of eiser adequate rechtshulp, medische voorzieningen en opvang zal krijgen in Italië. Ook het aantreden van de nieuwe regering heeft voor verweerder geen aanleiding hoeven vormen om nader onderzoek te doen. Eiser heeft immers niet onderbouwd dat de Italiaanse autoriteiten zich niet langer aan hun internationale verplichtingen tegenover Dublinterugkeerders zullen houden. Ook is niet gebleken van wets- of beleidswijzigingen waardoor Dublinterugkeerders zoals eiser een risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
Circular Letter van 5 december 2022
5. Eiser voert ook aan dat uit de Circular Letter van 5 december 2022 blijkt dat Italië niet meer aan zijn internationale verplichtingen voldoet. In de brief geven de Italiaanse autoriteiten zelf immers aan dat er onvoldoende opvangplekken zijn. Verweerder zal moeten aantonen dat overdracht wel mogelijk is en dat bij een eventuele overdracht de opvang verzekerd is. Eiser voert daarnaast aan dat er onvoldoende informatie is om, zoals verweerder stelt, te kunnen concluderen dat er slechts sprake is van een tijdelijk, feitelijk beletsel. Hij doet hierbij een beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 29 december 2022 [6] .
5.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de Circular Letter van 5 december 2022 blijkt dat het verzoek van Italië aan de EU-lidstaten om overdrachten van Dublinclaimanten op te schorten slechts een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel is. De vaststelling van Italië als verantwoordelijke lidstaat is daarmee niet onrechtmatig en als het beletsel is opgeheven kan eiser in beginsel alsnog aan Italië worden overgedragen. Niet is gebleken dat de zorg- en opvangvoorzieningen voor asielzoekers in Italië structureel niet aan de eisen voldoen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de genoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 29 december 2022 onjuist is, omdat voldoende duidelijk is dat slechts sprake is van een feitelijk tijdelijk beletsel. Om die reden heeft verweerder hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Verweerder wijst daarbij onder meer op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 21 december 2022 [7] en de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2022 [8] , waarin het ging om tijdelijke opschorting van Dublinoverdrachten vanwege problemen in de opvang in Roemenië door de vluchtelingenstroom uit Oekraïne. Bovendien is inmiddels nadere informatie beschikbaar, die op 11 januari 2023 in de procedure is ingebracht. Daaruit blijkt ook dat het om een tijdelijk beletsel gaat.
5.2
De rechtbank stelt vast dat het hoofd van de Italiaanse Dublinunit op 5 december 2022 de volgende brief (Circular Letter) aan de verschillende Dublinunits van Europese lidstaten heeft gestuurd:
“This is to inform you that due to suddenly appeared technical reasons related to unavailability of reception facilities Member States are requested to temporarily suspend transfers to Italy from tomorrow, with the exception of cases of family reunification of unaccompanied minors.
Further and more detailed information regarding the duration of the suspension
will follow.
We apologize for any inconvenience this may cause and thank you very much for your understanding.”
5.2.1.
De rechtbank stelt verder vast dat uit door verweerder op 11 januari 2023 overgelegde informatie [9] blijkt dat er sinds 6 december 2022 intensief overleg is geweest tussen de EU-lidstaten, de Nederlandse Dublinunit en de Italiaanse autoriteiten. Nederland heeft Italië gevraagd om meer informatie over de aanleiding van het verzoek en de duur van de opschorting. Op 12 december 2022 heeft de Italiaanse Dublinunit de EU-lidstaten laten weten dat Italië in ieder geval de overdrachten in december 2022 zal opschorten en dat op 9 januari 2023 zal worden beslist over het al dan niet hervatten van de overdrachten in januari 2023. Op 4 januari 2023 heeft de Italiaanse Dublinunit aan de Nederlandse Dublinunit via het elektronische communicatienetwerk “DubliNet” het volgende bericht gestuurd:
‘’We kindly ask you to CANCEL ALL TRANSFERS scheduled for January and reschedule them from February on, hoping that things improve in the meantime.
As communicated by our Head of Office in the circular letter sent to your Offices on 05.12.2022, due to the intense arrivals by both sea and land, there is a severe scarcity of reception facilities. Unfortunately, the situation has not changed, therefore transfers to Italy are not allowed yet. All the scheduled transfers are to be considered cancelled, unless you receive new communications from our side.
Thank you for your comprehension and collaboration.’’
De Italiaanse Dublinunit heeft op 4 januari 2023 desgevraagd laten weten aan de Nederlandse Dublinunit dat dit bericht betekent dat de Circular Letter van 5 december 2022 nog geldt en overdrachten in januari opgeschort moeten worden tot nieuwe informatie volgt
.De Italiaanse autoriteiten hebben tot de sluiting van het onderzoek in deze beroepsprocedure op 12 januari 2023 geen nadere informatie verstrekt.
5.3
De rechtbank leidt uit de beschikbare informatie het volgende af. Italië heeft op 5 december 2022 laten weten aan de EU-lidstaten dat de overdrachten van Dublinclaimanten tijdelijk moeten worden opgeschort vanwege technische redenen die verband houden met het niet beschikbaar zijn van (voldoende) opvangvoorzieningen. Italië heeft op 4 januari 2023 aanvullend aan Nederland gemeld dat de oorzaak hiervan is gelegen in de grote aantallen asielzoekers die over land en over zee aankomen in Italië. Italië heeft de Nederlandse autoriteiten verzocht de geplande overdrachten voor de maanden december 2022 en januari 2023 te annuleren en deze opnieuw te plannen vanaf februari 2023, in de hoop dat de problemen dan voldoende zijn opgelost.
5.3.1
Gelet op deze informatie volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat de opschorting van overdrachten aan Italië in het kader van de Dublinverordening moet worden beschouwd als een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel. Op basis van de nu beschikbare informatie acht de rechtbank nader onderzoek naar de achterliggende reden van de opschorting, zoals eiser onder verwijzing naar genoemde uitspraak van de rechtbank van 29 december 2022 stelt, niet nodig. Italië heeft verder met de mededeling dat vanaf februari 2023 weer overdrachten van Dublinclaimanten mogen worden gepland aangegeven hoe lang de opschorting naar verwachting zal voortduren, maar heeft hiermee de onzekerheid over de duur van de opschorting niet volledig weggenomen. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat verweerder de behandeling van de asielaanvraag aan zich moet trekken. Zoals de Afdeling in zijn uitspraak van 31 mei 2022 heeft overwogen, wordt met de bindende overdrachtstermijnen in artikel 29, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening immers gewaarborgd dat onzekerheid over overdracht van een vreemdeling van beperkte duur is. Als de opschorting van de Dublinoverdracht door Italië vanwege het gebrek aan opvangvoorzieningen langer duurt dan de overdrachtstermijn, dan zal verweerder de aanvraag van eiser alsnog inhoudelijk moeten behandelen. In het geval van eiser verloopt de overdrachtstermijn op 23 februari 2023.
De stelling van eiser dat overdracht een risico op onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM oplevert omdat uit de Circular Letter blijkt dat Italië de opvang niet aan kan, slaagt niet. Vanwege die opvangproblemen heeft Italië immers de overdrachten voor dit moment opgeschort en eiser zal dus, zolang de opschorting geldt, niet aan Italië worden overgedragen.
Moet verweerder eisers aanvraag vanwege bijzondere, individuele omstandigheden in behandeling nemen?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening eisers aanvraag in behandeling te nemen. Eiser heeft enkel gesteld dat zijn psychische problemen, zijn ervaringen in Italië en de ervaringen van vrienden bij elkaar genomen zodanig bijzonder zijn dat overdracht aan Italië van onevenredige hardheid getuigt, maar heeft dit niet toegelicht of (met stukken) onderbouwd.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het verzoek om voorlopige voorziening
9. Gezien de beslissing van de rechtbank over het beroep van eiser, is er geen reden meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daartoe dan ook af.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat ook hierbij geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Ankum, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 24 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1788, en 26 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2497.
9.Verweerder heeft deze informatie op verzoek van de rechtbank in een soortgelijke Dublin-Italië zaak overgelegd en op 11 januari 2023 ook in de procedures van eiser ingebracht.