ECLI:NL:RBDHA:2023:3079

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
NL23.2231
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening met betrekking tot Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, Mamoun Hasan, zijn asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, geboren in Syrië, had op 27 juni 2022 een asielaanvraag ingediend, maar verweerder stelde dat Italië verantwoordelijk was, aangezien eiser op 7 mei 2022 illegaal Italië was binnengekomen. Eiser voerde aan dat er ernstige tekortkomingen waren in de asielprocedure en het opvangsysteem in Italië, en dat daarom het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de situatie in Italië zodanig was dat de verantwoordelijkheid van Italië niet langer kon worden aangenomen. De rechtbank bevestigde dat verweerder zich terecht op het standpunt had gesteld dat er sprake was van een tijdelijk overdrachtsbeletsel, maar dat dit niet betekende dat de vaststelling van de verantwoordelijkheid van Italië onrechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2231

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Mamoun Hasan, eiser

V-nummer: 291.673.0212
(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.2232, op 1 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen W. Lahham. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Syrische nationaliteit. Op 27 juni 2022 heeft eiser een asielaanvraag ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 7 mei 2022 illegaal Italië is ingereisd. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Italië verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening [2] . Omdat Italië niet binnen twee maanden heeft gereageerd op dat verzoek staat met ingang van 3 oktober 2022 de verantwoordelijkheid van Italië vast op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe aan dat ten aanzien van Italië niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan omdat er ernstige tekortkomingen zijn in de asielprocedure en het opvangsysteem. Hierbij wordt een beroep gedaan op de
circular lettervan de Dublin-Unit Italië van 5 december 2022 en een aantal uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Utrecht, Roermond, ’s-Hertogenbosch en Zwolle [3] . Ook wordt verwezen naar een nieuwsartikel in de Telegraaf [4] waarin Eurocommissaris Schinas stelt dat de Dublin-verordening dood is. Daarom dient er geen toepassing meer te worden gegeven aan deze verordening. Tot slot wordt een beroep gedaan op een rapport van Human Rights Watch [5] en twee nieuwsberichten [6] .
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
5. Uitgangspunt is dat verweerder ten aanzien van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is ook recentelijk nog door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) bevestigd in de uitspraken van 10 januari 2022 en 26 augustus 2022. [7] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Eiser is hier niet in geslaagd.
6. Uit de
circular lettervan 5 december 2022 volgt dat er sprake is van een verzoek tot tijdelijke opschorting van overdrachten op grond van de Dublinverordening. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er sprake is van een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel en dat dit niet tot gevolg heeft dat de vaststelling van de verantwoordelijkheid van Italië onrechtmatig is. De rechtbank wijst ter vergelijking op de uitspraken van de Afdeling van 8 april 2020 [8] en 30 oktober 2020 [9] betreffende een
circular lettermet betrekking tot het coronavirus, wat eveneens een tijdelijk overdrachtsbeletsel betrof. Daarnaast verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2022 [10] betreffende de opschorting van overdrachten door de Roemeense autoriteiten. Daarin heeft de Afdeling geoordeeld dat vanwege de bindende overdrachtstermijnen in artikel 29, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening gewaarborgd is dat onzekerheid over overdracht van een vreemdeling van beperkte duur is. Hoewel onzeker is hoelang de opschorting van de overdrachten naar Italië zal voortduren, leidt dit niet tot de conclusie dat het bestreden besluit onrechtmatig is of dat verweerder de asielaanvraag onverplicht in behandeling moet nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Het beroep op de
circular letteren de door eiser aangehaalde uitspraken slaagt dan ook niet.
7. Het nieuwsartikel in de Telegraaf betreft een eenmalige uitspraak van een Eurocommissaris die overigens niet is belast met asielbeleid en/of de Dublinverordening, en waarbij niet gebleken dat hij bevoegd was te spreken namens de gehele Europese Commissie. Deze uitspraak maakt dan ook niet dat de Dublinverordening buiten werking is of moet worden gesteld. Ook overigens heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat in zijn geval niet (langer) van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De verwijzing naar twee andere nieuwsberichten leidt niet tot een ander oordeel, nu hierin geen concrete informatie wordt gegeven over het effect van de politieke ontwikkelingen op de situatie voor Dublinclaimanten.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
3.29 december 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:5701; 3 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1082; 24 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2182; 24 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2205.
4.“Eurocommissaris Schinas: Dublin-verordening is dood”, 6 december 2022.
5.“World report 2023: Italy”.
6.Al Jazeera, 20 januari 2023; Reliefweb, 20 januari 2023.