ECLI:NL:RBDHA:2023:305

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
C/09/623425 / HA ZA 22-35
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen overeenkomst op hoofdlijnen; precontractuele fase; geen schadevergoedingsplicht; afbreken onderhandelingen niet onaanvaardbaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen DNN B.V. en [de B.V.]. DNN vorderde betaling van een bedrag van € 511.355,56 van [de B.V.], stellende dat er een overeenkomst was gesloten op hoofdlijnen. De rechtbank oordeelde dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen, omdat partijen niet overeenstemming hadden bereikt over essentiële elementen zoals prijs en uitvoering. De rechtbank concludeerde dat DNN niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op het tot stand komen van een overeenkomst, en dat [de B.V.] de onderhandelingen op een aanvaardbare wijze had afgebroken. In reconventie vorderde [de B.V.] verklaring voor recht dat DNN onrechtmatig conservatoir beslag had gelegd. De rechtbank oordeelde dat het beslag onrechtmatig was, omdat de vordering in conventie werd afgewezen. DNN werd aansprakelijk gesteld voor de schade van [de B.V.], die nader moest worden vastgesteld. De proceskosten werden volledig aan DNN opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummer: C/09/623425 / HA ZA 22-35
Vonnis van 18 januari 2023
in de zaak van
DNN B.V.te Zwartemeer ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat: mr. A.K. Doornbosch te Assen,
tegen
[de B.V.]te [plaats] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat: mr. W.J. de Boer te Alphen aan den Rijn.
Partijen worden hierna DNN en [de B.V.] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 december 2021, met producties 1 tot en met 9;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het tussenvonnis van 27 juli 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de producties 10 tot en met 16 ten behoeve van de mondelinge behandeling van de zijde van DNN ;
- de productie 11 ten behoeve van de mondelinge behandeling van de zijde van [de B.V.] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 december 2022. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt die zijn toegevoegd aan het griffiedossier.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
DNN is een onderneming die zich (onder meer) bezig houdt met staalframebouw. M-Frame is een handelsnaam van DNN . Zowel DNN als M-Frame wordt hierna aangeduid als DNN .
2.2.
[de B.V.] is een ontwikkelings- en bouwbedrijf dat actief is in projectontwikkeling, nieuwbouw, verbouw, renovatie en transformatie.
2.3.
De [Stichting] (hierna: de Stichting ) heeft als doel bijzondere woningbouwinitiatieven te stimuleren. De Stichting heeft zich vanaf september 2016 ingezet voor de herontwikkeling van de Pastoor van Arskerk en het naastgelegen parochiehuis in Delft tot woningen (hierna: het project).
2.4.
DNN heeft in 2017 van de Stichting de opdracht gekregen tot het verrichten van engineerswerkzaamheden ten behoeve van het project. DNN heeft (onder meer) het ontwerp voor de staalbouwconstructie van het project gemaakt.
2.5.
In 2018, 2019 en 2020 hebben vergaderingen plaatsgevonden van het zogenoemde bouwteam van het project, waarbij onder meer vertegenwoordigers van de Stichting, DNN en [de B.V.] aanwezig waren.
2.6.
[de B.V.] wilde als hoofdaannemer het project tot uitvoering brengen en DNN als onderaannemer inschakelen voor – kort gezegd – het leveren en monteren van de staalconstructie.
2.7.
Bij e-mail van 11 november 2020 heeft DNN aan [de B.V.] een offerte uitgebracht voor de levering en montage van de staalconstructie voor een bedrag van € 1.102.888,00 (exclusief btw). Daarbij heeft [Directeur 1] (hierna: [Directeur 1] ), de directeur van DNN , vermeld dat voor het onderdeel ‘warmgewalst staal’ nog een aanvullende offerte zou worden opgesteld en de ‘cablestud voorzetwanden en lichte cablestud scheidingswanden’, zoals afgesproken, buiten de offerte waren gehouden.
2.8.
[de B.V.] heeft nadien aan de Stichting een aanbod gedaan voor de werkzaamheden als hoofdaannemer van het project. [de B.V.] heeft het bedrag van € 1.102.888,00 (exclusief btw), dat DNN op 11 november 2020 had geoffreerd voor de levering en montage van de staalconstructie, in dit aanbod aan de Stichting meegenomen. Daarnaast heeft [de B.V.] een bedrag van € 79.843,00 (exclusief btw) in het aanbod aan de Stichting meegenomen voor het warmgewalst staal.
2.9.
De Stichting heeft het project op 30 december 2020 aan [de B.V.] gegund en [de B.V.] als hoofdaannemer aangesteld.
2.10.
Op 20 januari 2021 heeft [de B.V.] per e-mail bij DNN geïnformeerd naar de prijzen voor het warmgewalst staal. [de B.V.] heeft daarbij aangegeven dat zij deze prijzen nodig had om tot overeenstemming met DNN te kunnen komen.
2.11.
Op 1 februari 2021 heeft DNN een aanvullende offerte aan [de B.V.] uitgebracht voor het warmgewalst staal voor een bedrag van € 102.625,00 (exclusief btw). [de B.V.] heeft hierop bij e-mail van 2 februari 2021 gereageerd en aangegeven dat zij verbaasd was dat DNN meer kilogram warmgewalst staal nodig had dan eerder begroot:
‘In het voortraject hebben jullie 2x het benodigde aantal kg opgegeven.
Op 7-6-2018 gaven jullie op: totaal 17.000 kg.
Op 9-9 / 12-9-2019 gaven jullie op: totaal 23.977 kg.
Deze hoeveelheden (totaal 23.977 kg) hebben we opgenomen in onze begroting en verrekening met opdrachtgever.
Verbaasd ben ik dat jullie nu komen met totaal 31.091 kg.
Juist om dit soort verrassingen te voorkomen hebben we de hoeveelheden in het voortraject bij jullie opgevraagd.
Is hiervoor een verklaring? / Hoe moeten we hiermee omgaan?’
2.12.
Op 17 februari 2021 hebben [Directeur 1] ( DNN ) en [Directeur 2] (hierna: [Directeur 2] ), directeur van [de B.V.] , telefonisch contact gehad. Bij e-mail van diezelfde dag heeft [Directeur 2] het volgende aan [Directeur 1] geschreven:
‘Hierbij bevestig ik wat hedenmorgen telefonisch met u is besproken.
Omwille van de voortgang en het afdekken van mogelijke prijsstijgingen bevestig ik hierbij dat [de B.V.] voor het bovengenoemde project in Delft met DNN / MFRAME het project tot uitvoering zal gaan brengen.
Op dit moment is nog geen vaste prijs te bepalen omdat door ziekte [A] is uitgevallen en wij met U de offerte nog moeten doornemen om tot een exact prijsnivo te komen.
Het doornemen van de offerte is nog van belang om de juiste hoeveelheden, details, uitvoeringen e.d. te bepalen en te controleren.
Verder is er al een lever/montagetijd met [A] besproken welke geen problemen zou geven.
Op kort termijn zal [B] met contact met u opnemen om de offerte door te gaan nemen.’
2.13.
Bij e-mail van 19 maart 2021 heeft DNN een bouwfysische berekening aan [de B.V.] gestuurd. [de B.V.] heeft diezelfde dag per e-mail geantwoord dat die berekening niet voldeed aan de ‘EPC-berekeningen’ van het project.
2.14.
Bij e-mail van 23 maart 2021 heeft [de B.V.] aan DNN verzocht met spoed informatie aan te leveren:
‘Wij kijken met belangstelling uit naar je gegevens zoals op 2 maart besproken. Wij zien de tijd verstrijken, zonder dat we concrete voortgang boeken.
Graag met spoed jullie informatie.’
2.15.
DNN heeft bij e-mail van 30 maart 2021 een geactualiseerde offerte aan [de B.V.] gestuurd voor een bedrag van € 1.332.268,50 (exclusief btw).
2.16.
DNN heeft bij e-mail van 19 april 2021 wederom een geactualiseerde offerte aan [de B.V.] gestuurd voor een bedrag van € 1.278.627,50 (exclusief btw) en een alternatief voor een bedrag van € 1.262.885,25 (exclusief btw):
‘Bijgaand zoals vandaag afgesproken stuur ik U alvast de aangepaste basisofferte. (…) In bijlage tevens een overzicht met een mogelijk alternatief van Knauf (Diamond board). Het door Knauf gedane projectvoorstel wordt op dit moment nog getoetst door DGMR. Verder zijn we aan het onderzoeken of we 3 x 12,5 mm. gips op onze productielijn kunnen aanbrengen bij toepassing systeem van Knauf .
Zodra groen licht kunnen we dit definitief aanbieden en voorstellen.’
2.17.
[de B.V.] heeft bij e-mail van 20 april 2021 aan DNN laten weten niet akkoord te gaan met de nieuwe offerte:
‘Wat op dit moment met de prijs is gebeurt heeft betrekking op aanpassingen en bezuinigingen. Voor een groot deel is dit een zgn “sigaar uit eigen doos”.
Zoals aangegeven in ons gesprek hebben wij jullie prijs van eind 2020 meegenomen in onze prijsstelling richting opdrachtgever.
Dit betreft € 1.102.88,00 voor het staalframe systeem en € 79.843,00 warmgewalst staal. Geeft een totaal prijs van € 1.182.731,00.
Door prijs aanpassingen van het staal in februari 2021, plafond aanpassingen en opwaardering van een aantal eenheidsprijzen van maart 2021 ontstaat er een verschil van € 149.537,50.
Wij vinden het zoals in het overleg besproken niet terecht dat deze rekening bij ons wordt neergelegd, mede gezien de vooropdrachten tot engeneering en de aan te houden uitgangspunten geformuleerd door [de B.V.] (brand en geluid e.d)
We hebben in ons laatste gesprek gesproken over optimalisaties maar ook over de prijsstelling van montage, transport en hoeveelheden (m2) en de prijsstelling hiervan. Tevens gesproken over de prijsaanpassingen van 30 maart in relatie met de al verrekende indexering. Met deze opmerkingen is voor zover ik kan zien nog niets gebeurt.
Wij kunnen dan ook niet akkoord gaan met deze herziene prijs.’
2.18.
DNN heeft hierop gereageerd bij e-mail van 21 april 2021:
‘In bijgaand Excel document doe ik jullie een historisch overzicht toekomen om zaken helder te krijgen en trachten tot een afronding te komen. (…). Ik kom op basis van dit historisch overzicht uit op een totaal offertebedrag (…) van € 1.267.273,45 (…).
Wellicht verstandig om een overleg in te plannen via Teams om te kijken of we tot een afronding met elkaar kunnen komen.’
2.19.
[de B.V.] heeft bij e-mail van 23 april 2021 aan DNN laten weten dat DNN met een nieuw voorstel moest komen:
‘Wij missen nog een aantal antwoorden op vragen die wij gesteld hebben (…).
Feit blijft dat wij na prijsafronding met onze opdrachtgever door DNN geconfronteerd zijn met prijsaanpassingen welke eerder door DNN (gezien de engeneerings opdrachten en de naar onze mening duidelijk geformuleerde uitgangspunten rondom geluid en brand) onderkent hadden moeten zijn/worden.
De rekening hiervan wordt nu bij ons neergelegd en dit vinden wij niet terecht.
Er zal door DNN richting [de B.V.] een reeël voorstel moeten worden gedaan waarbij de rekening niet op voorhand/eenzijdig bij [de B.V.] wordt neergelegd.’
2.20.
DNN heeft bij e-mail van 28 april 2021 aan [de B.V.] antwoorden gegeven op vragen en aangegeven dat zij een eindvoorstel wilde doen om tot een afronding te komen:
‘(…) Verder een aantal onderbouwingen en antwoorden op de openstaande vragen aan jullie kant.
Ik wil dan ook een eind voorstel doen om tot een afronding voor het project te kunnen komen op basis van de 2 gipsplaat varianten en leveranciers. (…) Wij kunnen op basis van nog geen definitief rapport van D.G.M.R. nog niet de keuze richting KNAUF maken.
We zullen deze week een opdracht moeten krijgen om de planning die we destijds hebben afgegeven waar te kunnen maken en we willen voorkomen dat we met nieuwe prijsverhogingen te maken krijgen van WGS staal en hout- en plaat materialen.’
2.21.
Bij e-mail van 30 april 2021 heeft [de B.V.] herhaald dat zij het niet eens was met de (prijs)berekening van DNN en haar eigen berekening met DNN gedeeld:
‘Zoals eerder via de mail aangegeven zijn wij het niet eens met de door DNN toegepaste rekenmethode waarbij de manco’s en omissie’s in de engeneering van DNN bij [de B.V.] in rekening worden gebracht. Bij deze ontvang je onze visie.’
2.22.
DNN heeft hierop bij e-mail van 4 mei 2021 gereageerd:
‘In reactie op uw mail delen we mee ons niet te kunnen vinden in uw visie en blijven wij vasthouden aan ons laatste aanbieding gedaan per mail op 28 april 2021. (…) Hiermee hebben we aan alle eerdere afspraken voldaan en zelfs meer dan dat. We hebben hiermee onze grens bereikt (…).
Bijgaand vindt u onze opmerkingen/aanvullingen op het overzicht DNN (M-Frame) inclusief – exclusief. Bij een eventuele overeenkomst zullen wij deze van toepassing verklaren.
Aangezien er tot op heden geen contractuele overeenstemming is bereikt voor het project “pastorale Delft ” delen we tevens mee dat dit gevolgen kan hebben voor de eerder afgegeven planning en aanbieding. We zien ons hierdoor genoodzaakt om eventuele prijsverhogingen vanaf 1-5-2021 die buiten de basisofferte met indexering vallen aan u zullen worden doorbelast (…). De engineering van het project, dat stond gepland om deze week op te starten, is opgeschort tot nader order en zijn nu andere projecten in de engineering opgestart. Dit betekend dat we de engineeringswerkzaamheden pas weer inplannen, nadat er een getekende overeenkomst door ons ontvangen is. (…).
We hopen op een spoedige reactie en afronding van de overeenkomst op basis van onze aanbieding en deze mail.’
2.23.
[de B.V.] heeft niet op deze e-mail van DNN gereageerd. DNN heeft daarom op 26 mei 2021 opnieuw een e-mail aan [de B.V.] gestuurd:
‘In navolging van onderstaande mail zijn wij tot op heden in afwachting van uw reactie en de status van het project voor wat betreft M-Frame en daarnaast willen wij u nader informeren omtrent een aantal zaken die direct of op korte termijn van invloed zijn op de gedane aanbieding.
Onderstaand puntsgewijs een korte opsomming van zaken waarop wij graag antwoord ontvangen.
 Tot op heden is er geen overeenstemming op onze offerte verstrekt en vernemen daarom graag welke intenties [de B.V.] heeft richting M-Frame.
 Indien [de B.V.] geen gebruik meer wenst te maken van de aanbieding van M-Frame dan vernemen we graag per omgaande duidelijkheid hieromtrent.
 De toetsing op de toepassing van Knauf gipsplaten is beoordeeld door DGMR en brandtechnisch akkoord bevonden. Rest nu alleen nog om dit onderdeel geluidstechnisch te toetsen, welke wij in gang zetten nadat er overeenstemming is bereikt. Wenst [de B.V.] te kiezen voor deze optie?
Doordat een overeenkomst tot op heden nog niet tot stand is gekomen naderen we een zeer kritisch punt ten opzichte van eerdere afspraken die op het punt staan teverlopen, te weten.
 Zonder u onder druk te willen zetten, dien ik echter mee te delen dat wij uiterlijk deze week (wk 21 – 2021) overeenstemming dienen te bereiken om onze aanbieding gestand te kunnen doen.
 Na deze week kunnen wij de laatst gedane aanbieding, gebaseerd op de overeengekomen indexering tot en met Q2, niet meer gestand doen. Reden is dat de engineering en inkoop dan pas kunnen starten in Q3, hierdoor komen de gemaakte afspraken ten aanzien van de indexering te vervallen en zullen wij onze laatste offerte intrekken.
 Indien [de B.V.] na deze week als nog met M-Frame een overeenkomst wil sluiten zullen wij hiervoor een nieuwe offerte indienen, gebaseerd op de huidige marktprijzen en de herziene projectplanning.
 Voornoemde zal tevens tot gevolg hebben dat de huidige reservering van de coils voor dit project komen te vervallen.
Vriendelijk verzoeken wij u om ons deze week van reactie en duidelijkheid te voorzien (…).’
2.24.
[de B.V.] heeft bij e-mail van 31 mei 2021 aan DNN laten weten geen gebruik te zullen maken van de aanbieding van DNN :
‘Naar aanleiding van uw reacties (via de mail) op ons financiële voorstel kan ik u melden dat we geen gebruik zullen maken van de door DNN gedane aanbieding.’
2.25.
DNN heeft [de B.V.] bij brief van 23 juni 2021 aansprakelijk gesteld. [de B.V.] heeft haar aansprakelijkheid bij brief van 2 juli 2021 afgewezen.
2.26.
DNN heeft na verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 9 december 2021 ten laste van [de B.V.] conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de coöperatie Coöperatieve Rabobank U.A. DNN heeft het beslag opgeheven nadat [de B.V.] een deugdelijke alternatieve zekerheid had verstrekt.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
DNN vordert – samengevat – veroordeling van [de B.V.] tot betaling van € 511.355,56, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Aan haar vordering legt DNN primair ten grondslag dat [de B.V.] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst. In de dagvaarding heeft DNN zich op het standpunt gesteld dat partijen (in ieder geval) op 17 februari 2021 een overeenkomst (op hoofdlijnen) hebben gesloten. Tijdens de zitting heeft DNN toegelicht dat [de B.V.] de offerte van 11 november 2020, als onderdeel van het bouwteam, heeft geaccepteerd en derhalve al eerder dan 17 februari 2021 een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Uit de email van 31 mei 2021 heeft DNN afgeleid dat [de B.V.] de overeenkomst niet zal nakomen. DNN heeft hierdoor schade geleden, die [de B.V.] dient te vergoeden.
3.3.
Subsidiair – voor zover tussen partijen geen overeenkomst zou zijn gesloten – legt DNN aan haar vordering ten grondslag dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [de B.V.] de onderhandelingen heeft afgebroken zonder de schade van DNN te vergoeden. DNN mocht er namelijk gerechtvaardigd op vertrouwen dat een overeenkomst met [de B.V.] tot stand zou komen. DNN heeft door het niet tijdig beëindigen van de onderhandelingen door [de B.V.] schade geleden, die [de B.V.] dient te vergoeden.
3.4.
[de B.V.] voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
[de B.V.] vordert – samengevat – dat de rechtbank:
I. voor recht verklaart dat DNN onrechtmatig conservatoir beslag heeft gelegd en aansprakelijk is voor de schade;
II. DNN veroordeelt om de schade als gevolg van de beslagen te betalen, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met rente;
met veroordeling van DNN in de kosten van deze procedure met rente.
3.7.
[de B.V.] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Aangezien de vordering in conventie moet worden afgewezen, moet het door DNN gelegde beslag als onrechtmatig worden beschouwd. [de B.V.] heeft schade geleden door de beslagen. Zij moest alternatieve financiële ruimte aanspreken, haar reputatie bij de Rabobank heeft een deuk opgelopen, er is sprake van rentederving en [de B.V.] heeft kosten gemaakt in verband met het stellen van een bankgarantie.
3.8.
DNN voert verweer.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Hebben partijen een overeenkomst gesloten? Nee.
4.1.
Een overeenkomst komt op grond van artikel 6:217 Burgerlijk Wetboek (BW) tot stand door een aanbod en aanvaarding daarvan. Het aanbod en de aanvaarding zijn wilsverklaringen. Het antwoord op de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen en met welke inhoud, is afhankelijk van wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden (HR 21 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD5352). Zonder overeenstemming over de essentiële elementen van een overeenkomst komt, bij gebreke van voldoende bepaalbaarheid, geen overeenkomst tot stand, zo volgt uit artikel 6:227 BW. Als partijen het wel over de essentiële elementen van de overeenkomst eens zijn, maar er nog over één of meer overgebleven (niet-essentiële) elementen onderhandeld moet worden, kan een rompovereenkomst tot stand komen. Het antwoord op de vraag wat de essentialia van een overeenkomst zijn, hangt af van de bedoeling van partijen, van het al dan niet bestaan van het voornemen tot verder onderhandelen en van de verdere omstandigheden van het geval (HR 2 februari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9771 en HR 26 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF9414).
4.2.
DNN heeft op de zitting gesteld dat [de B.V.] als onderdeel van het bouwteam akkoord is gegaan met de offerte van 11 november 2020. Verder heeft DNN gesteld dat de Stichting met [de B.V.] de afspraak heeft gemaakt dat DNN voor een bepaalde prijs de werkzaamheden uit de offerte zou uitvoeren. [de B.V.] betwist dit. Zij voert aan dat zij de offerte van DNN van 11 november 2020 alleen heeft meegenomen in haar aanbod aan de Stichting. De Stichting heeft het project op 30 december 2020 aan [de B.V.] als hoofdaannemer gegund, waardoor het volgens [de B.V.] ook niet logisch zou zijn dat zij al vóór dat moment een overeenkomst van onderaanneming met DNN zou hebben gesloten of daarover een afspraak zou hebben gemaakt met de Stichting.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft DNN – gelet op de gemotiveerde betwisting van [de B.V.] – onvoldoende gesteld dat zij daadwerkelijk een overeenkomst met [de B.V.] heeft gesloten, binnen het verband van het bouwteam, op basis van de offerte van 11 november 2020. Ook heeft DNN onvoldoende feiten aangedragen voor het bestaan van een overeenkomst tussen de Stichting en [de B.V.] waar zij – als derde – rechten aan zou kunnen ontlenen. DNN heeft op deze punten dus niet voldaan aan haar stelplicht en de rechtbank komt daarom niet toe aan het bewijsaanbod dat DNN op de zitting heeft gedaan om getuigen te doen horen over wat tussen partijen en/of met de Stichting in het bouwteam is besproken.
4.4.
Voor zover DNN voorts heeft betoogd dat op 17 februari 2021 een overeenkomst tussen partijen is gesloten, geldt het volgende. Op de zitting heeft [Directeur 1] aangegeven dat hij in februari 2021 zekerheid wilde dat het project voor DNN doorging. [Directeur 1] heeft toegelicht dat DNN een relatief kleine onderneming is en het financiële risico’s met zich bracht als het voor DNN grote project Pastorale toch niet door zou gaan. [Directeur 1] heeft daarom bevestiging gevraagd van [de B.V.] dat DNN de werkzaamheden met betrekking tot – kort gezegd – de staalconstructie zou gaan uitvoeren. [Directeur 2] heeft op de zitting toegelicht dat [de B.V.] de intentie tot samenwerking met DNN richting [Directeur 1] heeft uitgesproken en in de e-mail van 17 februari 2021 (zie onder 2.12) heeft bevestigd. Volgens [de B.V.] was daarmee echter geen sprake van een overeenkomst tussen partijen, omdat zij nog overeenstemming moesten bereiken op essentiële punten, zoals de prijs, de hoeveelheden en de uitvoeringen.
4.5.
De rechtbank is – met [de B.V.] – van oordeel dat tussen partijen geen aannemingsovereenkomst is gesloten met de e-mail van 17 februari 2021. [de B.V.] heeft, op aandringen van DNN , slechts haar intentie tot samenwerking met DNN uitgesproken. De rechtbank ziet – anders dan DNN – in de e-mail van 17 februari 2021 ook geen overeenkomst op hoofdlijnen (rompovereenkomst). [de B.V.] heeft in deze e-mail uitdrukkelijk aangegeven dat de offerte van DNN nog moest worden doorgenomen om tot een exacte prijs te komen en hoeveelheden en uitvoeringen te bepalen en controleren. Dit heeft DNN ook niet betwist. De prijs was voor [de B.V.] essentieel, omdat zij in haar aanbieding aan de Stichting al rekening had gehouden met de prijs die DNN in de offerte van 11 november 2020 had opgegeven. De uitvoeringen waren voor [de B.V.] ook essentieel, omdat deze in overeenstemming met het Bouwbesluit 2012 moesten zijn. Op de zitting heeft DNN aangegeven dat de prijs en de uitvoeringen (in verband met het Bouwbesluit en het KOMO-certificaat) voor haar óók essentieel waren. Partijen hadden op voor hen essentiële punten dus nog geen overeenstemming bereikt op 17 februari 2021, zodat van een overeenkomst (op hoofdlijnen) geen sprake is. De rechtbank ziet een bevestiging hiervan terug in de latere e-mails van DNN van 4 en 26 mei 2021 (zie onder 2.22 en 2.23), waarin DNN heeft aangegeven dat partijen (ook toen) nog geen overeenkomst hadden gesloten.
4.6.
Gelet op het voorgaande, kan de vordering van DNN niet op de primaire grondslag worden toegewezen.
Was het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om de onderhandelingen af te breken zonder schade te vergoeden? Nee.
4.7.
De rechtbank stelt voorop dat als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen – die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen – vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit (i) op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van de overeenkomst of (ii) in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen. De Hoge Raad spreekt van een strenge en tot terughoudendheid nopende maatstaf (HR 12 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7337, CBB/JPO, rov. 3.6 en 3.7).
4.8.
De rechtbank zal, gezien de stelling van DNN , beoordelen of DNN er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat met [de B.V.] een overeenkomst tot stand zou komen.
4.9.
[Directeur 1] heeft op de zitting aangegeven dat het al vanaf begin 2021 onzeker was of DNN het project uiteindelijk zou gaan uitvoeren. [de B.V.] stelde toen veel vragen aan DNN . Ook werden volgens [Directeur 1] op verzoek van [de B.V.] werkzaamheden aan de offerte toegevoegd die niet tot de expertise van DNN behoren en werkzaamheden die wél tot de expertise van DNN behoren, wilde [de B.V.] zelf uitvoeren. DNN heeft [de B.V.] daarom op 17 februari 2021 gevraagd om zekerheid dat zij het project zou gaan uitvoeren. Zoals overwogen (zie onder 4.5), heeft [de B.V.] in haar e-mail van 17 februari 2021 alleen de intentie tot samenwerking met DNN uitgesproken, en niet meer dan dat. Uit de e-mailcorrespondentie tussen partijen blijkt dat er nadien meerdere discussiepunten zijn geweest (zie onder 2.13 tot en met 2.24). [de B.V.] was het met name niet eens met de hogere prijs die DNN voor haar werkzaamheden in rekening wilde brengen en bleef met vragen zitten, die DNN in de visie van [de B.V.] niet of onvoldoende beantwoordde. Op de zitting heeft [Directeur 1] toegelicht dat hij het gevoel had dat [de B.V.] , door de vele vragen die zij stelde, twijfelde aan de deskundigheid van DNN . Verder vreesde [Directeur 1] voor de (financiële) gevolgen van de wijzigingen die [de B.V.] wenste door te voeren en voor de stijgende prijzen. DNN en [de B.V.] hebben allebei op de zitting aangegeven dat zij de onderhandelingen niet soepel vonden verlopen. De rechtbank is, gelet op al deze omstandigheden, van oordeel dat DNN er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een overeenkomst met [de B.V.] tot stand zou komen. Het stond [de B.V.] dan ook vrij de onderhandelingen met DNN op 31 mei 2021 af te breken.
4.10.
De slotsom is dat [de B.V.] de onderhandelingen met DNN niet op onaanvaardbare wijze heeft afgebroken. De vordering tot schadevergoeding kan daarom ook niet op de subsidiaire grondslag worden toegewezen.
4.11.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat dit niet wegneemt dat de teleurstelling van DNN over het stuklopen van de onderhandelingen invoelbaar is. Het project was, zoals [Directeur 1] op de zitting heeft toegelicht, belangrijk en prestigieus voor DNN . DNN werd in een vroeg stadium bij het project betrokken door de Stichting in verband met engineeringswerkzaamheden. DNN had gehoopt (en verwacht) dat zij de (daaruit voortvloeiende) staalconstructie ook als onderaannemer van [de B.V.] kon uitvoeren. De onderhandelingen met [de B.V.] zijn echter spaak gelopen. Hoe teleurstellend dit voor DNN ook is, het maakt, zoals overwogen, in dit geval niet dat [de B.V.] daar richting DNN schadeplichtig voor is.
4.12.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank de vordering in conventie geheel afwijzen.
in reconventie
Heeft DNN onrechtmatig conservatoir beslag gelegd? Ja.
4.13.
Naar vaste rechtspraak bestaat ingeval beslag wordt gelegd voor een vordering die achteraf geheel ongegrond blijkt, een risicoaansprakelijkheid van de beslaglegger (HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1110). Aangezien de rechtbank de vordering in conventie zal afwijzen, is de rechtbank van oordeel dat het door DNN gelegde beslag onrechtmatig is en DNN aansprakelijk is voor de schade van [de B.V.] . De rechtbank zal de vordering in reconventie onder I (verklaring voor recht) toewijzen.
Verwijzing naar de schadestaatprocedure
4.14.
Bij de beoordeling van de vordering in reconventie onder II stelt de rechtbank voorop dat aan een beslissing tot verwijzing naar de schadestaatprocedure geen strenge eisen worden gesteld. Artikel 612 Rv bepaalt dat de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, de schade in het vonnis begroot, voor zover hem dit mogelijk is. Indien begroting in het vonnis niet mogelijk is, spreekt hij een veroordeling uit tot schadevergoeding, op te maken bij staat. Voldoende voor de verwijzing naar de schadestaatprocedure is dat de eiser de mogelijkheid van schade aannemelijk maakt (HR 30 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX6246).
4.15.
[de B.V.] heeft gesteld dat zij schade heeft geleden, omdat zij kosten heeft moeten maken in verband met het stellen van de bankgarantie. DNN heeft dit niet betwist. DNN heeft ook niet betwist dat [de B.V.] rente is misgelopen. De rechtbank acht het – anders dan DNN – voldoende aannemelijk dat [de B.V.] daarnaast nog schade heeft geleden, omdat zij alternatieve financiële ruimte heeft moeten aanspreken. De rechtbank kan de schadevergoeding op dit moment niet begroten, omdat de bedragen volgens [de B.V.] nog niet (geheel) duidelijk zijn. De rechtbank zal DNN daarom veroordelen tot schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. De gevorderde rente zal eveneens in die procedure aan de orde kunnen komen, zodat dit deel van het gevorderde vooralsnog in deze procedure zal worden afgewezen.
in conventie en reconventie
Wie moet de proceskosten betalen? DNN .
4.16.
DNN wordt als de zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de [de B.V.] .
4.17.
De kosten in conventie aan de zijde van [de B.V.] worden begroot op € 10.628,00 (€ 4.200,00 aan griffierecht en € 6.428,00 aan advocaatkosten (2 punten van € 3.214,00 volgens tarief VII)). De kosten in reconventie aan de zijde van [de B.V.] worden begroot op € 281,50 (0,5 punt van € 563,00 volgens tarief II). Dit betekent dat de totale proceskosten aan de zijde van [de B.V.] € 10.909,50 bedragen.
4.18.
Over de proceskosten is de wettelijke rente krachtens artikel 6:119 BW toewijsbaar. De wettelijke rente zal, zoals gevorderd, worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.

5.Beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
in reconventie
5.2.
verklaart voor recht dat DNN onrechtmatig conservatoir beslag heeft gelegd en dat DNN jegens [de B.V.] aansprakelijk is voor alle uit dien hoofde geleden en te lijden schade;
5.3.
veroordeelt DNN om aan [de B.V.] de door haar geleden en te lijden schade zoals hiervoor bedoeld te betalen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in conventie en reconventie
5.5.
veroordeelt DNN in de proceskosten aan de zijde van [de B.V.] tot op heden begroot op € 10.909,50, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Warmerdam en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 3053