ECLI:NL:RBDHA:2023:2407

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
NL23.1520
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die de Syrische nationaliteit heeft. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank overweegt dat uit Eurodac blijkt dat eiser op 19 mei 2022 illegaal Italië is ingereisd. Verweerder heeft Italië verzocht om eiser over te nemen, maar Italië heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd, waardoor de verantwoordelijkheid van Italië is vastgesteld.

Eiser betwist de rechtmatigheid van het bestreden besluit en voert aan dat er ernstige tekortkomingen zijn in de opvang voor asielzoekers in Italië, wat zou betekenen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet kan worden toegepast. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet heeft aangetoond dat de situatie in Italië zodanig is dat het vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1520

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.1521, op 15 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen G.M.A. Al-Harbia. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Syrische nationaliteit.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 19 mei 2022 illegaal Italië is ingereisd. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Italië verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening [2] . Omdat Italië niet binnen twee maanden heeft gereageerd op dat verzoek staat met ingang van 29 september 2022 de verantwoordelijkheid van Italië vast op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe aan dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat er ernstige tekortkomingen zijn in de opvang voor asielzoekers in Italië. Hierbij verwijst hij naar de
circular lettervan de Dublin-Unit Italië van 5 december 2022 en de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Utrecht [3] , ’s-Hertogenbosch [4] en Roermond [5] . Ook wordt verwezen naar een Duitstalig nieuwsbericht van de ZDF [6] en een brief van VluchtelingenWerk Nederland van 9 januari 2023. Daaruit blijkt dat er in Italië geen tolken zijn en onvoldoende rechtsbijstand mogelijk is. De verklaringen van eiser over zijn ervaringen komen hiermee ook overeen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser.
5. Uitgangspunt is dat verweerder ten aanzien van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is recentelijk door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) bevestigd in de uitspraken van 10 januari 2022 en 26 augustus 2022. [7] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Eiser is hier niet in geslaagd.
6. De rapporten waar eiser naar verwijst, laten geen wezenlijk ander beeld zien dan waar de Afdeling bij haar besluitvorming vanuit is gegaan en waarin de Afdeling geen aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De gestelde eigen ervaringen van eiser zien bovendien op de situatie van een illegaal ingereisde vreemdeling en niet op die van een Dublin-claimant.
7. Uit de
circular lettervan 5 december 2022 volgt dat er sprake is van een verzoek tot tijdelijke opschorting van overdrachten op grond van de Dublinverordening. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er sprake is van een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel en dat dit niet tot gevolg heeft dat de vaststelling van de verantwoordelijkheid van Italië onrechtmatig is. De rechtbank wijst ter vergelijking op de uitspraken van de Afdeling van 8 april 2020 [8] en 30 oktober 2020 [9] betreffende een
circular lettermet betrekking tot het coronavirus, wat eveneens een tijdelijk overdrachtsbeletsel betrof. Daarnaast verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2022 [10] betreffende de opschorting van overdrachten door de Roemeense autoriteiten. Daarin heeft de Afdeling geoordeeld dat vanwege de bindende overdrachtstermijnen in artikel 29, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening gewaarborgd is dat onzekerheid over overdracht van een vreemdeling van beperkte duur is. Hoewel onzeker is hoelang de opschorting van de overdrachten naar Italië zal voortduren, leidt dit niet tot de conclusie dat het bestreden besluit onrechtmatig is of dat verweerder de asielaanvraag onverplicht in behandeling moet nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening nr. (EU) 604/2013.
3.V 29 december 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:5701 envan 13 januari 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:87.
4.Van van 11 januari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2023:139.
5.Van van 30 januari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:838 en van 3 februari 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:850.
6.“Italien stoppt Flüchtlingsrücknahme”, NZZ Magazin, 24 december 2022.