Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Naar eiser is een strafrechtelijk onderzoek gaande waarvoor de FIODinformatie over eiser van de Belastingdienst heeft verkregen. Eiser heeft verweerder verzocht om inzage in al zijn persoonsgegevens die de Belastingdienst over hem heeft verwerkt voorafgaand aan de verstrekking aan de FIOD. Eiser heeft zijn verzoek als volgt nader gepreciseerd:
1. Eiser verzoekt om een compleet overzicht van alle digitaal en op andere wijze over hem verwerkte gegevens gedurende de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2020;
2. Eiser merkt daarbij nadrukkelijk op ook inzage te willen krijgen in interne emailcorrespondentie binnen de Belastingdienst alsook tussen de Belastingdienst en de FIOD, ook indien deze uitsluitend zouden zijn bedoeld voor intern overleg en beraad;
3. Eiser wenst informatie te verkrijgen over de vraag of hij werd opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (hierna: FSV) en zo ja; welke redenen en persoonsgegeven(s) aan de registratie ten grondslag hebben gelegen;
4. Eiser wenst inzicht te krijgen in de wijze waarop informatie waarin zijn persoonsgegevens zijn opgenomen werd gedeeld met de FIOD, het Openbaar Ministerie (hierna: OM), de Kansspelautoriteit en buitenlandse belastingautoriteiten.
3. Verweerder heeft in het primaire besluit allereerst in algemene zin uiteengezet welke persoonsgegevens door de Belastingdienst worden verwerkt, waarom en in welk kader dit gebeurt, met wie deze gegevens worden gedeeld en hoe lang deze gegevens worden bewaard. Verweerder heeft daarbij te kennen gegeven dat de AVG in werking is getreden op 25 mei 2018 en dat de verwerking daarvoor plaatsvond op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp). Voorts heeft verweerder aan eiser een overzicht verstrekt van aangetroffen persoonsgegevens op grond van een zoekslag naar de meest gangbare persoonsgegevens die de Belastingdienst verwerkt in de meest gangbare systemen en applicaties van de Belastingdienst. Eiser komt niet voor in het FSV-systeem. Het verzoek van eiser om inzage in de informatiedeling met betrekking tot de lopende strafzaak heeft verweerder afgewezen op grond van artikel 23, eerste lid, van de AVG, gelezen in samenhang met artikel 41, eerste lid, van de Uitvoeringswet AVG (hierna: UAVG). De beperking is volgens verweerder noodzakelijk voor de waarborging van de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen. Het algemeen belang van het strafrechtelijk onderzoek weegt voor verweerder zwaarder dan het belang van eiser om zijn recht op bescherming van zijn persoonsgegevens uit te oefenen. Verweerder heeft ook gewezen op de geheimhoudingsbepaling van artikel 126bb, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Verweerder heeft deze standpunten in het bestreden besluit gehandhaafd.
Wat is de relevante wet- en regelgeving?
4. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
5. Eiser betoogt dat verweerder ten onrechte niet alle persoonsgegevens bij de beoordeling heeft betrokken. Het is aannemelijk dat verweerder meer persoonsgegevens heeft verwerkt. De door verweerder in het overzicht opgenomen persoonsgegevens zouden immers niet leiden tot een strafrechtelijk onderzoek. Eiser voert verder aan dat verweerder het begrip ‘persoonsgegevens’ te beperkt heeft uitgelegd. Het gaat om alle objectieve en subjectieve informatie over een persoon.
Eiser betoogt verder dat het overzicht dat verweerder heeft overgelegd niet voldoet aan de gestelde eisen. Het overzicht biedt onvoldoende context. Eiser voert verder aan dat de door verweerder gegeven uitleg over de verwerking van gegevens te algemeen van aard is. Ook heeft verweerder ten onrechte een beroep gedaan op de beperking ten aanzien van het strafrechtelijk onderzoek. Bovendien heeft verweerder geen blijk gegeven van een belangenafweging voor de toepassing van de beperking en niet gemotiveerd waarom de beperking noodzakelijk en evenredig is. Eiser heeft daarbij gesteld dat de informatiedeling met de FIOD onrechtmatig was.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Het begrip ‘persoonsgegevens’.
6. In artikel 4, aanhef en onder 1, van de AVG staat dat onder ‘persoonsgegevens’ alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon wordt verstaan. Als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon;
7. Het Hof van Justitie heeft in het arrest Nowakoverwogen dat het gebruik van de woorden ‘alle informatie’ in de hiervoor genoemde definitie wijst op de bedoeling van de Uniewetgever om een ruime betekenis te geven aan dit begrip, dat zich potentieel uitstrekt tot elk soort informatie, zowel objectieve informatie als subjectieve informatie, in de vorm van meningen of beoordelingen, op voorwaarde dat deze informatie de betrokkene betreft. Deze laatste voorwaarde is vervuld wanneer die informatie wegens haar inhoud, doel of gevolg gelieerd is aan een bepaalde persoon.
Het Hof van Justitie heeft in het arrest F.F. tegen Österreichische Datenschutzbehördedeze uitleg bevestigd en overwogen dat de ruime definitie van het begrip ‘persoonsgegevens’ dus niet alleen de door de verwerkingsverantwoordelijke verzamelde en bewaarde gegevens omvat, maar ook alle informatie die voortvloeit uit een verwerking van persoonsgegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare persoon, zoals de beoordeling van zijn solvabiliteit of betalingsbereidheid.
8. Het voorgaande maakt dat het recht op inzage niet op voorhand zonder meer wordt geblokkeerd, omdat in interne stukken sprake zou (kunnen) zijn van vertrouwelijke (interne) correspondentie, stukken waarin persoonlijke gedachten en/of adviezen zijn verwoord die zijn opgesteld met het oog op intern overleg en beraad, dan wel interne besluitvorming.Voor zover verweerder heeft gewezen op een uitspraak van de rechtbank MiddenNederlandwaarin is overwogen dat het inzagerecht zich niet uitstrekt tot (delen van) interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verwerkingsverantwoordelijke bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad, overweegt de rechtbank dat voor dat oordeel is verwezen naar verouderde rechtspraak uit 2007 en 2011. De rechtbank volgt dan ook niet het standpunt van verweerder dat dergelijke gegevens niet hoeven te worden verstrekt.
Is er sprake van volledige inzage in de verwerking van eisers persoonsgegevens?
9. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling)dat degene die stelt dat er meer persoonsgegevens moeten zijn, nadat de verwerkingsverantwoordelijke onderzoek naar die persoonsgegevens heeft gedaan en niet ongeloofwaardig heeft medegedeeld dat er niet meer persoonsgegevens zijn, aannemelijk moet maken dat er wel meer persoonsgegevens moeten zijn.
10. Verweerder heeft te kennen gegeven dat hij, gelet op het ruime verzoek van eiser, heeft gezocht in de meest gangbare systemen en applicaties van de Belastingdienst. Op de zitting heeft verweerder te kennen gegeven ook in e-mails te hebben gezocht. Verweerder heeft daarbij uitgelegd dat alleen de belangrijkste emails op basis van de Archiefwet worden bewaard, maar dat de rest na zes maanden wordt vernietigd. In de nog beschikbare e-mails zijn geen gegevens aangetroffen, ook geen subjectieve gegevens. De gegevens die zijn aangetroffen zijn aan eiser verstrekt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder bij de zoekslag van een te beperkte uitleg van het begrip ‘persoonsgegeven’ is uitgegaan.
Ook acht de rechtbank de mededeling van verweerder dat er niet meer persoonsgegevens zijn, niet ongeloofwaardig. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat er meer persoonsgegevens aanwezig zouden moeten zijn. De stelling van eiser dat de door verweerder verstrekte algemene persoonsgegevens geen aanleiding zouden geven voor een strafrechtelijk onderzoek, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft er reeds bij de hoorzitting in bezwaar op gewezen dat de AVG alleen ziet op natuurlijke personen en niet op gegevens van rechtspersonen. Ook de gegevens van de rechtspersonen zouden wellicht tot een strafrechtelijk onderzoek kunnen hebben geleid. Het is daarbij onbekend op basis van welke gegevens de FIOD het strafrechtelijk onderzoek is gestart. De rechtbank wijst er daarbij op dat eiser in beroep het verzoek om informatie van de FIOD aan de Belastingdienst heeft overgelegd. Hieruit blijkt dat de FIOD al een strafrechtelijk onderzoek was gestart. Hieruit kan worden afgeleid dat de informatie van de Belastingdienst dus niet de aanleiding is geweest om een strafrechtelijk onderzoek te starten.
Voor zover eiser onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Den Haagheeft gesteld dat verweerder ook gehouden was metadata te verstrekken, zoals gegevens over wanneer persoonsgegevens zijn geraadpleegd, gedeeld en bewerkt, overweegt de rechtbank als volgt. Volgens die uitspraak van de civiele kamer wordt met metadata de informatie als bedoeld in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a t/m h, van de AVG bedoeld. De door eiser bedoelde informatie valt hier niet onder.
Heeft verweerder kunnen volstaan met het aan eiser verstrekte overzicht?
11. Het doel van het inzagerecht als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de AVG is het kennis kunnen nemen van de persoonsgegevens door de betrokkene die over hem worden verwerkt en om deze persoonsgegevens te kunnen controleren op de juistheid en de rechtmatige verwerking ervan. Het is vaste rechtspraakdat de verplichting een ‘kopie van de persoonsgegevens’ te verstrekken op grond van artikel 15, derde lid, van de AVG niet betekent dat een bestuursorgaan verplicht is een kopie te verstrekken van de documenten waarin die persoonsgegevens voorkomen. Een bestuursorgaan mag ook voor een andere vorm kiezen, mits met de gekozen wijze van verstrekking maar aan het doel van artikel 15, derde lid, van de AVG wordt voldaan. In het hiervoor genoemde arrest F.F. tegen Österreichische Datenschutzbehörde bevestigt het Hof van Justitie deze lijn. De betrokkene moet een getrouwe en begrijpelijke reproductie van alle persoonsgegevens krijgen. Het Hof licht daarbij toe dat dit kan betekenen dat een kopie van een volledig document noodzakelijk is, bijvoorbeeld omdat anders de context waarin de gegevens worden verwerkt onvoldoende duidelijk is.
12. Uit het voorgaande blijkt dat een kopie van een volledig document niet in elk geval noodzakelijk is en dat in gevallen dus ook met een overzicht kan worden volstaan. Gelet op de in het aan eiser verstrekte overzicht opgenomen persoonsgegevens, de weergave daarbij in wat voor soort documenten die persoonsgegevens zijn aangetroffen en in welk kader deze documenten zijn opgesteld, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de context waarin deze gegevens zijn verwerkt voldoende duidelijk is. Ook valt niet in te zien dat de persoonsgegevens, zoals die zijn opgenomen in het overzicht, zonder verdere context niet op juistheid te controleren zouden zijn. Verweerder heeft in zoverre dan ook kunnen volstaan met het verstrekken van een overzicht van de over eiser verwerkte persoonsgegevens.
13. De rechtbank heeft partijen voor de zitting gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 13 september 2023en daarbij aangegeven van partijen ter zitting te willen vernemen in hoeverre die uitspraak in deze zaak betekenis heeft. In deze uitspraak is onder meer overwogen dat er een e-mailbericht of brief van de FIOD moet zijn, waarmee het dossier is overgedragen aan het OM. Hierin zouden volgens de Afdeling persoonsgegevens moeten staan. In de hier voorliggende zaak zou er ook dergelijke brieven of e-mailberichten moeten zijn. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij alles wat hij heeft gevonden aan eiser heeft verstrekt. Voor zover het zou gaan om de door eiser overgelegde e-mail van de FIOD, waarin de Belastingdienst is gevraagd om informatie over eiser, zou hij hieruit ook alleen de naam van eiser hebben kunnen verstrekken zodat deze persoonsgegevens reeds met het overzicht aan eiser kunnen zijn verstrekt. Deze e-mail is ook ouder dan zes maanden. Gelet op de door verweerder aangehouden termijn van 6 maanden om (sommige) e-mails te vernietigen, acht de rechtbank het daarom ook niet onaannemelijk dat deze e-mail niet meer in het bezit was van verweerder.
14. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank kunnen volstaan met een weergave van de verwerkte persoonsgegevens. Verweerder heeft daarmee voldaan aan het verzoek van eiser. Eiser heeft verzocht om inzicht te krijgen in de wijze waarop informatie waarin zijn persoonsgegevens zijn opgenomen, werd gedeeld met specifiek de FIOD, het OM, de Kansspelautoriteit en buitenlandse belastingautoriteiten. Eiser richt zich in beroep alleen op de informatiedeling met de FIOD en het OM. De rechtbank stelt voorop dat de AVG niet is bedoeld om stukken uit een strafrechtelijk onderzoek te verkrijgen. Voorts heeft verweerder algemene informatie gegeven hoe en op grond van welke regelgeving persoonsgegevens met de FIOD worden gedeeld. Op zitting heeft verweerder verklaard dat hij alle persoonsgegevens die zijn aangetroffen aan eiser heeft verstrekt, ongeacht of dit had gemoeten. De rechtbank begrijpt hieruit dat het beroep van verweerder op een geheimhoudingsplicht in verband met het tegen eiser gevoerde strafrechtelijke onderzoek een secundair standpunt is. Nu verweerder alle persoonsgegevens heeft verstrekt, behoeven de gronden ten aanzien van een eventuele geheimhoudingsplicht geen nadere bespreking meer.
Was de informatiedeling met de FIOD onrechtmatig?
15. De vraag of de informatiedeling met de FIOD al dan niet rechtmatig is geweest, valt naar het oordeel van de rechtbank buiten de omvang van dit geding en behoeft daarom geen verdere bespreking.