Uitspraak
Datum uitspraak: 13 september 2023
BESTUURSRECHTSPRAAK
voorzitter
griffier
Raad van State
In deze zaak hebben [appellant A] en [appellante B] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin hun verzoek om inzage in verwerkte politiegegevens door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) werd afgewezen. De minister van Financiën had op 8 juni 2020 aan hen overzichten van hun persoonsgegevens verstrekt, maar weigerde fysieke inzage te geven vanwege de Covid-pandemie. De rechtbank oordeelde dat de minister niet verplicht was om fysieke inzage te geven en dat het verstrekken van een overzicht volstond. [appellant A] en [appellante B] waren het hier niet mee eens en stelden dat de minister geen wettelijke grondslag had om de inzage te weigeren. Ze betoogden dat de verstrekte overzichten niet volledig waren en dat er meer documenten met hun persoonsgegevens onder de FIOD zouden moeten berusten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Afdeling oordeelde dat de minister opnieuw op de verzoeken van [appellant A] en [appellante B] moet beslissen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. De minister is ook verplicht om de proceskosten te vergoeden.