ECLI:NL:RVS:2022:148

Raad van State

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
202100059/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit van de korpschef van politie inzake verwerking van persoonsgegevens van appellante

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 januari 2022 uitspraak gedaan over een geschil tussen [appellante] en de korpschef van politie. Het geschil betreft de verwerking van persoonsgegevens van [appellante] door de politie. Appellante heeft in verschillende procedures geprobeerd te achterhalen hoe haar persoonsgegevens zijn behandeld en aan wie deze zijn verstrekt. In een disciplinair onderzoek naar een wijkagent zijn haar persoonlijke gegevens zonder toestemming gedeeld, wat heeft geleid tot het ontslag van de wijkagent. Appellante heeft de korpschef verzocht om informatie over de verwerking van haar persoonsgegevens, maar de korpschef heeft niet volledig voldaan aan dit verzoek. De Afdeling heeft eerder geoordeeld dat de korpschef een nieuw besluit moest nemen op het bezwaar van appellante. In het nieuwe besluit van 23 november 2020 heeft de korpschef aangegeven dat de persoonsgegevens van appellante worden gebruikt voor verschillende juridische procedures en interne communicatie. Appellante heeft echter betoogd dat de korpschef niet alle relevante persoonsgegevens heeft verstrekt en dat de overzichten onvolledig zijn. De Afdeling heeft geoordeeld dat het beroep van appellante gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Dit betekent dat de korpschef geen nieuw besluit hoeft te nemen. De Afdeling heeft ook bepaald dat de korpschef het griffierecht aan appellante moet vergoeden.

Uitspraak

202100059/1/A3.
Datum uitspraak: 19 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
de korpschef van politie,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 juni 2017 heeft de korpschef besloten op een verzoek van [appellante] om haar mede te delen of hij persoonsgegevens van haar verwerkt.
Bij besluit van 6 oktober 2017 heeft de korpschef het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 februari 2019 heeft de rechtbank het door [appellante] tegen het besluit van 6 oktober 2017 ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven.
De Afdeling heeft bij uitspraak van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:180, geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten en bepaald dat de korpschef een nieuw besluit op het bezwaar van [appellante] tegen het besluit van 2 juni 2017 moet nemen. Daarbij heeft de Afdeling bepaald dat tegen het nieuw te nemen besluit alleen beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling.
De korpschef heeft bij besluit van 23 november 2020 opnieuw besloten op het bezwaar van [appellante] tegen het besluit van 2 juni 2017.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
De korpschef heeft nadere stukken ingediend.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
[appellante] heeft de toestemming, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), verleend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 november 2021, waar [appellante], via een videoverbinding, en de korpschef, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Hanhart en mr. N.W. Groenhart, advocaten te Den Haag, en [gemachtigden], zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellante] is in verscheidene procedures verwikkeld over de manier waarop zij is behandeld door de politie en hoe daarbij met haar persoonsgegevens is omgegaan. In een disciplinair onderzoek naar een wijkagent zijn persoonlijke gegevens en verklaringen van [appellante] met de wijkagent gedeeld, terwijl zij daarvoor geen toestemming had gegeven. De wijkagent heeft de gegevens gedeeld met derden, waaronder de pers. Het disciplinair onderzoek heeft uiteindelijk geleid tot het ontslag van de wijkagent. Omdat [appellante] precies wil weten aan wie de korpschef haar persoonsgegevens heeft verstrekt, heeft zij de korpschef op 28 februari 2017 verzocht om haar mede te delen of hij haar persoonsgegevens verwerkt en, indien dat het geval is, welke persoonsgegevens worden verwerkt, wat daarvan het doel is, aan wie die gegevens zijn verstrekt en wat de herkomst, voor zover bekend, van die gegevens is. Daarnaast heeft zij de korpschef verzocht om aan haar kopieën te verstrekken van de documenten waarin haar persoonsgegevens zijn verwerkt. Op dat verzoek heeft de korpschef op 2 juni 2017 besloten. Op 6 oktober 2017 heeft de korpschef het daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard.
2.       De Afdeling heeft bij uitspraak van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:180, geoordeeld dat het overzicht met verwerkingen van persoonsgegevens niet voldeed aan de eisen die daaraan in artikel 35, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens worden gesteld. De korpschef is opgedragen om opnieuw te zoeken naar verwerkingen van persoonsgegevens van [appellante] in de periode van 29 oktober 2013 tot 28 februari 2017. Het ging daarbij alleen om verwerkingen van persoonsgegevens van [appellante] bij de korpschef en niet om verwerkingen van persoonsgegevens van [appellante] bij derden. De korpschef moest inzichtelijk maken op welke wijze hij heeft gezocht naar de verwerkingen van haar persoonsgegevens. Bij het verstrekken van een nieuw overzicht moest de korpschef toepassing geven aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG).
Nieuw besluit van 23 november 2020
3.       Op 23 november 2020 heeft de korpschef opnieuw besloten op het bezwaar dat [appellante] heeft gemaakt tegen het besluit van 2 juni 2017. De korpschef heeft uiteengezet dat de persoonsgegevens van [appellante] worden gebruikt voor de behandeling van een door haar ingediende klacht, juridische procedures van de wijkagent, juridische procedures van haar bij de afdeling Juridische Zaken, documenten over interne communicatie bij het Regionaal Servicecentrum en het onderhouden van contacten met haar. Deze doelen staan op het overzicht vermeld dat hij op 16 januari 2018 als bijlage bij het verweerschrift naar de rechtbank had gestuurd. Dit overzicht maakt als bijlage 1 deel uit van dit nieuwe besluit. Uit dat overzicht wordt duidelijk wat het doel is van het gebruik van de persoonsgegevens, wie de geadresseerden zijn en wat de herkomst van de persoonsgegevens is. De AVG kent wel een recht op een kopie van de persoonsgegevens maar geen recht op een kopie van de documenten waarin de persoonsgegevens zijn verwerkt. De AVG biedt het recht op inzage om te controleren of de persoonsgegevens juist zijn en of zij in overeenstemming met de AVG zijn verwerkt. Daarom heeft de korpschef een begrijpelijk en volledig overzicht van de verwerking van persoonsgegevens van [appellante] verstrekt. Een kopie van de documenten wordt niet verstrekt, omdat dit afbreuk zou doen aan de rechten en vrijheden van de wijkagent. De verwerking van persoonsgegevens van [appellante] in de disciplinaire procedure tegen de wijkagent is een gevolg van de door haar afgelegde verklaring in die procedure. Verder is gebleken dat het overzicht dat in bijlage 1 is opgenomen niet volledig is. De korpschef heeft daarom opnieuw gezocht naar persoonsgegevens van [appellante]. De resultaten van die zoekslag heeft hij op dezelfde wijze als in het eerdere overzicht opgenomen in een overzicht dat wordt aangeduid als bijlage 2. Hij heeft daarbij toegelicht dat hij heeft geconstateerd dat meer haar betreffende persoonsgegevens worden verwerkt in documenten die verband houden met een klacht, documenten inzake juridische procedures van de wijkagent en documenten inzake juridische procedures van betrokkenen bij de afdeling Juridische Zaken, aldus de korpschef.
Nadere zoekslag
4.       De korpschef heeft bij zijn aanvullend verweerschrift van 19 oktober 2021 toegelicht dat het beroepschrift van [appellante] aanleiding heeft gegeven om een hercontrole van de overzichten uit te voeren. Daarbij is gebleken dat niet alle documenten met persoonsgegevens van [appellante] op de overzichten waren opgenomen. Daarnaast is gebleken dat de eerdere zoekslag onvolledig is geweest. De korpschef heeft daarom een aanvullende zoekslag gedaan en de resultaten daarvan opgenomen op een nieuw overzicht.
Alleen al om deze reden staat vast dat het beroep van [appellante] gegrond is en het besluit van 23 november 2020 moet worden vernietigd. De Afdeling zal hierna vanaf overweging 7 beoordelen of aanleiding bestaat te oordelen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
Toepasselijke regelgeving
5.       De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
Mondelinge toelichting van het bezwaarschrift
6.       [appellante] betoogt dat de korpschef ten onrechte haar niet in de gelegenheid heeft gesteld om haar bezwaarschrift mondeling toe te lichten.
6.1.    Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder c, van de Awb kan worden afgezien van het horen van een belanghebbende als de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. Bij e-mailbericht van 25 juli 2017 heeft [appellante] verklaard geen gebruik te willen maken van de gelegenheid om te worden gehoord. Dat was echter voordat de Afdeling op 22 januari 2020 tot het oordeel kwam dat de korpschef een nieuw besluit op het bezwaar moest nemen. Bij een nieuw te nemen besluit op bezwaar moet de korpschef opnieuw alle relevante omstandigheden bij zijn besluitvorming betrekken. Daarbij had hij [appellante] opnieuw in de gelegenheid moeten stellen om te worden gehoord over de nieuw bekend geworden feiten. Dat heeft hij ten onrechte niet gedaan. Ook om deze reden komt het besluit van 23 november 2020 voor vernietiging in aanmerking.
De wijze van verstrekking van persoonsgegevens
7.       Verder betoogt [appellante] dat onduidelijk is welke persoonsgegevens de korpschef van haar verwerkt en aan wie hij die verstrekt heeft. [appellante] heeft ter zitting daaraan toegevoegd dat het haar met name te doen is om te weten welke bijzondere haar betreffende persoonsgegevens de korpschef in het disciplinaire onderzoek naar de wijkagent met derden heeft gedeeld. Ook wil zij graag weten welke bijzondere persoonsgegevens van haar met de verzekeraar van de politie zijn gedeeld. De door de korpschef gemaakte overzichten van verwerkingen van persoonsgegevens zijn onoverzichtelijk. Hij heeft ook ten onrechte haar betreffende bijzondere persoonsgegevens en persoonsgegevens die buiten de reikwijdte van het verzoek vallen op het overzicht opgenomen hetgeen de overzichtelijkheid niet ten goede komt. De korpschef kan niet volstaan met een opsomming van haar NAW-gegevens, e-mailadres en telefoonnummers of de mededeling hoe vaak haar achternaam of huisnummer in een bepaald document is genoemd. Daarnaast had de korpschef haar kopieën van haar persoonsgegevens moeten verstrekken. Dat betekent niet dat hele documenten aan haar verstrekt moeten worden, maar slechts de passages waarin haar persoonsgegevens zijn verwerkt. Voor zover die verstrekking afbreuk zou doen aan de rechten en vrijheden van de wijkagent, moet hij dat afwegen tegen haar belang om haar betreffende persoonsgegevens verstrekt te krijgen. Volgens de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU6383, heeft zij recht op een volledig overzicht van namen, aldus [appellante].
7.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:452) blijkt uit de toelichting op de AVG en uit andere begeleidende EU stukken bij de totstandkoming van de AVG, niet wat onder 'kopie van persoonsgegevens' moet worden verstaan. Artikel 15 van de AVG behoort tot hoofdstuk III van de AVG, genaamd "De rechten van de betrokkene". In punt 11 van de considerans staat dat een doeltreffende bescherming van persoonsgegevens in de gehele Unie de versterking van de rechten van betrokkenen vereist. Binnen die rechten van betrokkenen moet volgens punt 63 van de considerans de betrokkene het recht hebben om de persoonsgegevens die over hem zijn verzameld in te zien, en dat recht eenvoudig en met redelijke tussenpozen kunnen uitoefenen. Het doel van artikel 15 van de AVG is dat betrokkene zich van de verwerking op de hoogte kan stellen en de rechtmatigheid daarvan kan controleren, aldus de Afdeling.
Zoals de Afdeling verder heeft overwogen in de uitspraak van 3 maart 2021, betekent de verplichting een 'kopie van de persoonsgegevens' te verstrekken op grond van artikel 15, derde lid, van de AVG, niet dat een bestuursorgaan verplicht is een kopie te verstrekken van de documenten waarin die persoonsgegevens voorkomen. Een bestuursorgaan mag dat doen, maar het mag ook voor een andere vorm kiezen waarin de kopie van de persoonsgegevens wordt verstrekt, mits met de gekozen wijze van verstrekking maar aan het doel van artikel 15, derde lid, van de AVG wordt voldaan.
7.2.    De Afdeling is van oordeel dat de door de korpschef opgestelde overzichten voldoen aan de eisen die artikel 15, eerste lid, van de AVG daaraan stelt. Uit de overzichten blijkt duidelijk om welk soort documenten het gaat, wat de inhoud is van het document, wat de herkomst daarvan is, aan wie het is verstrekt, wat het doel is van de verwerking van de persoonsgegevens van [appellante] en wat eventuele bijzonderheden zijn. Het overzicht dat in bijlage 1 is opgenomen is bovendien onderverdeeld in vijf categorieën. Uit die categorieën is op te maken bij welke afdeling binnen de organisatie van de politie de persoonsgegevens zijn verwerkt. Ook het overzicht dat in bijlage 2 is opgenomen is op die wijze vormgegeven. Daaruit blijkt ook in welk systeem en in welke dossiers is gezocht naar persoonsgegevens van [appellante]. Uit artikel 15, eerste lid, van de AVG volgt niet, zoals [appellante] stelt, dat de gegevens op het overzicht chronologisch moeten worden opgenomen. Dat op het overzicht ten onrechte persoonsgegevens van [appellante] zouden zijn opgenomen en daardoor de overzichten niet duidelijk zouden zijn, betekent niet dat het besluit van de korpschef alleen al daarom onrechtmatig zou zijn. [appellante] kan nog steeds controleren of de korpschef haar persoonsgegevens in overeenstemming met de AVG verwerkt. Daarnaast heeft de korpschef ter zitting toegelicht dat enkele verwerkingen van haar betreffende persoonsgegevens van voor het inzageverzoek alsnog op de overzichten zijn opgenomen, omdat deze gegevens als bijlage waren opgenomen bij documenten die wel binnen de reikwijdte van het verzoek van [appellante] vielen. Zoals blijkt uit de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 3 maart 2021 is de korpschef evenmin verplicht om kopieën van de onderliggende documenten te verstrekken. Voor zover de korpschef kopieën heeft verstrekt van documenten waar persoonsgegevens van [appellante] in staan, kan [appellante] aan de hand van die kopieën nagaan welke haar betreffende persoonsgegevens zijn verwerkt. Voor zover de korpschef geen fysieke inzage heeft verleend in documenten op de grond dat die inzage niet is toegestaan vanwege de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen, overweegt de Afdeling dat haar betreffende persoonsgegevens in die documenten wel op de overzichten staan vermeld. Daarmee kan [appellante] controleren of haar betreffende persoonsgegevens op de juiste manier zijn verwerkt. Anders dan [appellante] veronderstelt, geeft de AVG geen recht op verstrekking van namen. Op het overzicht moet worden vermeld wie de ontvangers zijn van persoonsgegevens. Het is, gelet op de definitiebepaling van ontvanger van persoonsgegevens zoals die in artikel 4, aanhef en onder 9, van de AVG is opgenomen, voldoende als het bestuursorgaan op dat overzicht vermeldt welke afdeling van de organisatie persoonsgegevens verwerkt.
Het betoog slaagt niet.
Volledigheid van verstrekking van persoonsgegevens
8.       Vast staat dat in beroep alleen nog beoordeeld moet worden of de korpschef alle persoonsgegevens van [appellante] die hij verwerkt in het kader van het disciplinaire onderzoek naar de wijkagent en de aansprakelijkheidstelling op de overzichten heeft opgenomen.
8.1.    [appellante] betoogt dat de korpschef niet alle verwerkingen van haar betreffende persoonsgegevens aan haar heeft verstrekt. In de zaak van de wijkagent verwerkt de korpschef ook haar bijzondere persoonsgegevens. Dat is verboden. Het is voor haar nog niet duidelijk met wie de korpschef die persoonsgegevens heeft gedeeld. Ook blijkt uit de besluitvorming niet dat is gezocht naar gegevensverwerkingen bij de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten. Die afdeling voerde het disciplinaire onderzoek naar de wijkagent uit. Ook de eenheidsleiding Staf is niet bevraagd, terwijl die was betrokken bij arbeidsrechtelijke maatregelen. Daarnaast zijn gespreksverslagen, memo's, e-mailberichten, brieven, telefoon- en interne notities en contacten met diverse medewerkers in de procedure met de wijkagent buiten de zoekslag gebleven. De korpschef heeft ook gegevens verstrekt aan het College bescherming persoonsgegevens, dat nu de Autoriteit Persoonsgegevens heet, maar die gegevens zijn niet op het overzicht opgenomen. De korpschef had ook moeten zoeken naar dossiers van de politie Zeeland, die vanaf 1 januari 2013 is opgegaan in de Nationale Politie, omdat het onderzoek naar de wijkagent in februari 2013 aanving en vanaf juli 2013 arbeidsrechtelijke maatregelen zijn genomen. De in bijlage 2 opgenomen verwerkingen dateren van 2014 en 2015. Dat de afdeling Schade en Verzekeringen niet betrokken is geweest bij de behandeling van haar schadeclaim is tegenstrijdig met wat de korpschef op 21 juni 2018 aan de rechtbank Zeeland-West-Brabant schreef. De korpschef had ook bij die afdeling moeten zoeken naar verwerkingen van haar persoonsgegevens. Zij heeft duidelijk aangegeven waar de korpschef moet zoeken. Het is niet aannemelijk dat de korpschef de door haar genoemde documenten niet meer bezit. Verder blijkt uit bijlage 2, pagina 1, dat ten aanzien van het laatste document dat daarop is gemeld onderliggende e-mailcorrespondentie moet bestaan. Die correspondentie ontbreekt in het overzicht. De Centrale Raad van Beroep heeft een afschrift gestuurd van een document van 15 december 2014. In die brief wordt verwezen naar een bijlage die niet op het overzicht staat vermeld. Verder heeft zij in haar hogerberoepschrift van 3 april 2019 de Afdeling erop gewezen dat minstens vijftien documenten ontbraken. Daarvan staan er nu nog zeven niet op het overzicht, aldus [appellante].
8.2.    Zoals volgt uit eerdere uitspraken van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 7 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1519), moet degene die stelt dat er meer persoonsgegevens moeten zijn, nadat de korpschef onderzoek naar die persoonsgegevens heeft gedaan en niet ongeloofwaardig heeft medegedeeld dat er niet meer persoonsgegevens zijn, aannemelijk maken dat er wel meer persoonsgegevens moeten zijn.
8.3.    De korpschef heeft in zijn aanvullend verweerschrift en ter zitting bij de Afdeling toegelicht dat na een uitgebreide zoekslag nu alle verwerkingen van persoonsgegevens van [appellante] op de overzichten staan vermeld. Daarbij heeft de korpschef uiteengezet dat hij gericht heeft gezocht naar de persoonsgegevens van [appellante] op basis van wat zij in haar beroepschrift bij de rechtbank, het beroepschrift bij de Afdeling en aanvullende reactie op het verweerschrift van de korpschef bij de Afdeling heeft opgemerkt. Alle betrokken personen en afdelingen zijn nogmaals bevraagd en relevante dossiers zijn nogmaals bekeken. Deze mededeling komt de Afdeling niet ongeloofwaardig voor.
8.4.    De Afdeling is van oordeel dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de korpschef over meer persoonsgegevens van haar moet beschikken. De enkele niet onderbouwde stelling dat de korpschef over meer verwerkingen van persoonsgegevens van [appellante] moet beschikken, is onvoldoende om het tegendeel aan te nemen. De overzichten die de korpschef aan [appellante] heeft overgelegd met daarop de verwerkingen van haar persoonsgegevens zijn aldus volledig. Daaruit kan zij opmaken met wie haar persoonsgegevens zijn gedeeld. De korpschef heeft bovendien ter zitting toegelicht dat alle gegevens over het disciplinaire onderzoek van de wijkagent in die procedure alleen zijn gedeeld met de betrokken partijen, zoals de advocaat van de wijkagent en de betrokken rechterlijke instanties, in het kader van het rechtspositionele traject. Op deze betrokken partijen rust een geheimhoudingsplicht. Ook heeft de korpschef toegelicht dat hij geen persoonsgegevens van [appellante] heeft gedeeld met de Autoriteit Persoonsgegevens. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat ook anderen kennis hebben kunnen nemen van haar persoonsgegevens. Verder heeft [appellante] ter zitting het standpunt ingenomen dat er heimelijk onderzoek zou zijn gedaan naar haar en haar familie. De korpschef heeft daarover toegelicht dat dit onderzoek onderdeel was van het disciplinaire onderzoek naar de wijkagent dat niet binnen de reikwijdte van het verzoek valt, en waar [appellante] al kennis van heeft kunnen nemen. [appellante] heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Ook in haar nadere stuk heeft zij geen concrete aanknopingspunten aangedragen op basis waarvan de conclusie zou moeten luiden dat de korpschef onvolledig is geweest bij het onderzoek naar welke persoonsgegevens hij van [appellante] verwerkte. Ter zitting heeft [appellante] evenmin duidelijk kunnen maken welke verwerkingen van haar betreffende persoonsgegevens zij nog mist.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
9.       Gelet op hetgeen hiervoor onder 4 en 6.1 is overwogen, is het beroep van [appellante] gegrond. Het besluit van de korpschef van 23 november 2020 moet worden vernietigd. De Afdeling ziet, gelet op het oordeel onder overweging 8.3 echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Dat houdt in dat de korpschef geen nieuw besluit hoeft te nemen.
10.     De korpschef hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt het besluit van de korpschef van politie van 23 november 2020, met als onderwerp: Beslissing op bezwaar na uitspraak RvSt;
III.      bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV.      gelast dat de korpschef van politie aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. H.C.P. Venema, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
De Voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2022
280-857
BIJLAGE
Algemene verordening gegevensbescherming
Artikel 4 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
[…]
9) "ontvanger": een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of een ander orgaan, al dan niet een derde, aan wie/waaraan de persoonsgegevens worden verstrekt. Overheidsinstanties die mogelijk persoonsgegevens ontvangen in het kader van een bijzonder onderzoek overeenkomstig het Unierecht of het lidstatelijke recht gelden echter niet als ontvangers; de verwerking van die gegevens door die overheidsinstanties strookt met de gegevensbeschermingsregels die op het betreffende verwerkingsdoel van toepassing zijn;
[…]
Artikel 15 Recht van inzage van de betrokkene
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
[…]
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
4. Het in lid 3 bedoelde recht om een kopie te verkrijgen, doet geen afbreuk aan de rechten en vrijheden van anderen.
Artikel 23 Beperkingen
1. De reikwijdte van de verplichtingen en rechten als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 22 en artikel 34, alsmede in artikel 5 kan, voor zover de bepalingen van die artikelen overeenstemmen met de rechten en verplichtingen als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 20, worden beperkt door middel van Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepalingen die op de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker van toepassing zijn, op voorwaarde dat die beperking de wezenlijke inhoud van de grondrechten en fundamentele vrijheden onverlet laat en in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel is ter waarborging van:
[…]
i) de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen;
[…]
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 7:3
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
[…]
c. de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord,
[…]