ECLI:NL:RBDHA:2023:20791

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
NL23.31115
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 20 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 29 september 2023 besloten dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, die eerder asiel had aangevraagd in Roemenië, betoogde dat hij niet veilig teruggestuurd kon worden vanwege de behandeling van asielzoekers in dat land, en verwees naar rapporten van het US Department of State en KlikAktiv die mishandeling en pushbacks documenteerden. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kon beroepen, omdat er geen voldoende bewijs was dat Roemenië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te worden genomen en hij kan worden overgedragen aan Roemenië. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij bij terugkeer naar Roemenië een reëel risico op onmenselijke behandeling zou lopen, en dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31115

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. Y. Izgi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de aanvraag. Dat besluit heeft de staatssecretaris op 29 september 2023 genomen.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2023 op zitting behandeld, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening. [1] Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. T. der Bedrosian als waarnemend gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit3. Eiser heeft op 18 mei 2023 een asielaanvraag ingediend. Uit Eurodac blijkt dat eiser op 25 januari 2023 en 7 maart 2023 een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in Roemenië. Op 4 juli 2023 heeft Nederland de autoriteiten van Roemenië verzocht om eiser over te nemen. De autoriteiten van Roemenië zijn hiermee akkoord gegaan op 13 juli 2023.
Toetsingskader
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2]
Omvang van het geschil
5. Niet in geschil is dat Roemenië, gelet op artikel 18, eerste lid aanhef en onder d van de Dublinverordening, in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. In deze zaak staat centraal of de staatssecretaris desondanks aanleiding had moeten zien om de behandeling van de aanvraag aan zich te trekken.
Kan ten aanzien van Roemenië worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
6. Eiser voert aan dat ten aanzien van Roemenië niet langer mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hij verwijst in dit verband naar een rapport van het US Department of State uit 2021, [3] waaruit volgt dat er ten aanzien van Roemenië meerdere incidenten bekend zijn van mishandeling, discriminatie en pushbacks van asielzoekers aan de grenzen van Roemenië. Eiser heeft persoonlijk de misstanden in Roemenië ervaren toen hij het land inreisde. Hij verwijst naar het aanmeldgehoor, waarin hij heeft gesteld dat hij aan de grens aangehouden en daarbij met een stok in zijn gezicht is geslagen. Vervolgens is hij veertig uur gedetineerd, onder erbarmelijke omstandigheden. Ook verwijst eiser naar een rapport van KlikAktiv, [4] waaruit volgt dat er in Roemenië pushbacks plaatsvinden en dat ook Dublinclaimanten met deze pushbacks geconfronteerd kunnen worden. Eiser verwijst in dit verband ook naar uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 3 februari 2023 [5] en van de zittingsplaats Utrecht van 1 augustus 2023. [6] In die uitspraken is geoordeeld dat de staatssecretaris, gelet op de inhoud van het rapport van KlikAktiv zich ten aanzien van Roemenië zonder nader onderzoek niet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag beroepen. Eiser wijst op de omstandigheid dat tegen de bovengenoemde uitspraak van zittingsplaats Amsterdam hoger beroep is ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Hij verzoekt subsidiair om aanhouding van zijn beroep, totdat de Afdeling zich in de procedure in hoger beroep heeft uitgesproken over de inhoud van het rapport van Klikaktiv.
6.1.
In zijn algemeenheid mag de staatssecretaris ten aanzien van andere lidstaten, waaronder Roemenië, uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit ligt anders, als er sprake is van een fundamentele systeemfout in de asielprocedure of de opvangvoorzieningen die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hier niet in geslaagd. Daarover overweegt zij als volgt.
6.2.1.
Zoals de staatssecretaris in het verweerschrift terecht heeft gesteld, heeft de Afdeling in recente jurisprudentie nog geoordeeld dat ten aanzien van Roemenië nog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [7] Het door eiser aangehaalde rapport van de US Department of State biedt geen aanknopingspunt om hier anders over te oordelen. De door eiser aangehaalde passages uit het rapport zien immers op de behandeling van asielzoekers aan de buitengrens van Roemenië. Voor zover er in Roemenië aan de buitengrens pushbacks plaatsvinden, is dit een fundamentele systeemfout in de asielprocedure. De enkele omstandigheid dat pushbacks plaatsvinden is echter op zichzelf onvoldoende voor de conclusie dat Roemenië zich ten aanzien van Dublinclaimanten niet aan zijn internationale verplichtingen houdt. In het geval van een Dublinclaimant verloopt de terugkeer naar Roemenië immers niet via deze buitengrens. Bovendien heeft Roemenië middels het claimakkoord gegarandeerd eisers verzoek om internationale bescherming in behandeling te nemen. Hieruit volgt dus niet dat eiser bij overdracht een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. [8]
6.2.2.
Ook ten aanzien van het aangehaalde rapport van KlikAktiv is de rechtbank van oordeel dat dit hiervoor te weinig aanknopingspunten geeft. In dit rapport wordt melding gemaakt van vier gevallen over een periode van twee jaar van Dublinclaimanten die hebben verklaard dat zij illegaal zijn uitgezet naar Servië, waarvan in twee gevallen documenten zijn overgelegd om dit te onderbouwen. In het rapport wordt één van deze zaken in detail besproken. Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende om te concluderen dat Roemenië op systematische wijze zijn internationale verplichtingen ten aanzien Dublinclaimanten schendt. Bovendien blijkt uit het ene gedocumenteerde geval waarover in het rapport in detail wordt gesproken, de zaak S.A., weliswaar dat diegene is uitgezet naar Servië, maar volgt niet eenduidig uit het rapport dat de Roemeense autoriteiten zijn asielaanvraag niet inhoudelijk hebben beoordeeld. [9] De omstandigheid dat andere zittingsplaatsen anders hebben geoordeeld over het rapport van KlikAktiv doet hier niet aan af. De rechtbank ziet hierin ook geen aanleiding om het beroep aan te houden totdat de Afdeling zich in het hoger beroep tegen de bovengenoemde uitspraak van zittingsplaats Amsterdam heeft uitgelaten over de conclusies uit het KlikAktiv-rapport.
6.2.3.
Eisers stelling over wat hem zelf is overkomen tijdens zijn eerdere verblijf in Roemenië leidt evenmin tot het oordeel dat hij bij overdracht een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. Zoals blijkt uit het asielrelaas van eiser en op zitting ook door hem is bevestigd, is eiser op 18 januari 2023 Roemenië ingereisd en heeft hij voor het eerst op 25 januari 2023 asiel aangevraagd. Eisers verklaringen over zijn detentie en de manier waarop hij is behandeld door de Roemeense (grens)autoriteiten zien op de periode voorafgaand aan zijn verzoek om internationale bescherming. Daaruit volgt niet dat de omstandigheid dat eiser gedetineerd zou zijn als zodanig al strijd oplevert met het Unierecht. Ten aanzien van eisers gestelde mishandeling door de autoriteiten aan de grens overweegt de rechtbank dat, ook als zij ervan uitgaat dat wat eiser hierover heeft gesteld klopt, hieruit niet volgt dat hij als Dublinclaimant in een soortgelijke situatie terecht dreigt te komen. Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen onder 6.2.1 is de situatie van een Dublinclaimant immers niet zonder meer vergelijkbaar met die van een vreemdeling die voor het grondgebied van Roemenië bereikt via de buitengrens, zoals ook in het geval van eiser aan de orde was. Verder heeft de staatssecretaris zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser, gelet op de overwegingen uit het arrest K.R.S. tegen het Verenigd Koninkrijk, [10] als hij geconfronteerd wordt met problemen in Roemenië zich hierover in eerste instantie dient te beklagen bij de Roemeense autoriteiten en/of een rechterlijke instantie. Er is niet gebleken dat eiser zich gedurende zijn eerdere verblijf in Roemenië heeft beklaagd over de wijze waarop hij is behandeld en heeft ook niet met landeninformatie aannemelijk gemaakt dat hij dit niet doeltreffend zou kunnen doen.
6.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Vrees voor indirect refoulement
7. Eiser stelt dat hij vreest dat de Roemeense autoriteiten hem zullen uitzetten naar zijn land van herkomst, Syrië, gelet op de stukken die hij heeft overgelegd. Daaruit blijkt namelijk dat de Roemeense autoriteiten zijn asielaanvraag hebben afgewezen en dat aan hem een inreisverbod is opgelegd. Verder is in het claimakkoord van Roemenië bevestigd dat eiser hiertegen beroep heeft ingesteld en dat dit beroep (onherroepelijk) is afgewezen. Volgens eiser wijst dit op een fundamenteel verschil in beschermingsbeleid tussen Nederland en Roemenië. Het huidige Nederlandse asielbeleid ten aanzien van Syrië leidt immers alleen in uitzonderlijke gevallen niet tot inwilliging van een asielaanvraag. Reeds uit de afwijzing volgt daarom dat eiser in Roemenië heeft te vrezen voor indirect refoulement. De staatssecretaris had hier, gelet op de samenwerkingsverplichting, onderzoek naar moeten doen.
7.1.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling kan een verschil in het beschermingsbeleid van lidstaten onder omstandigheden leiden tot een tekortkoming die een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest inhoudt. [11] Het uitgangspunt is echter dat alle lidstaten het principe van non-refoulement respecteren. De bewijslast om een reëel risico op indirect refoulement aannemelijk te maken ligt bij de vreemdeling. Om aan de bewijslast te voldoen moet een vreemdeling in de eerste plaats algemene informatie overleggen waaruit voldoende concrete aanknopingspunten volgen dat het beschermingsbeleid in de verantwoordelijke lidstaat evident en fundamenteel verschilt van het beleid dat door de Nederlandse autoriteiten wordt gevoerd. Daarnaast moet een vreemdeling concrete aanknopingspunten naar voren brengen waaruit blijkt dat niet alleen het bestuursorgaan maar ook de (hogere) rechter in de verantwoordelijke lidstaat hem niet zal beschermen tegen refoulement. Uit een arrest van het Hof van Justitie van 30 november 2023 [12] volgt bovendien dat, alvorens de rechter van een verzoekende lidstaat mag toetsen of er sprake is van een risico op indirect refoulement, eerst vast moet staan dat er in de aangezochte lidstaat sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en/of de opvangvoorzieningen voor personen die om internationale bescherming verzoeken.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aan de hierboven genoemde bewijslast voldaan. Weliswaar bestaan er ten aanzien van Roemenië, zoals overwogen onder 6.2.1, aanwijzingen van een fundamentele systeemfout vanwege pushbacks aan de buitengrens. Echter, ook als hiervan wordt uitgegaan, heeft eiser met hetgeen hij heeft overgelegd niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een fundamenteel verschil in het beschermingsbeleid. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn betoog enkel een kennisgeving overgelegd waarin beschreven is dat zijn asielaanvraag is afgewezen en hij heeft gesteld dat hij daartegen in beroep is gegaan bij een Roemeense rechtbank die zijn beroep ongegrond heeft verklaard. Zoals de staatssecretaris in zijn verweerschrift en op zitting terecht heeft betoogd, volgt hieruit niet wat de inhoudelijke overwegingen van de Roemeense autoriteiten waren die tot deze afwijzing hebben geleid. De enkele omstandigheid dat Nederland, gelet op het asielbeleid ten aanzien van Syriërs, in beginsel aanneemt dat er bij terugkeer naar Syrië sprake is van een reëel risico op ernstige schade, [13] is daarom onvoldoende. Aangezien daarmee niet vaststaat dat het bestuursorgaan hem niet beschermt tegen refoulement, is de verwijzing naar de omstandigheid dat de Roemeense rechter zijn beroep tegen de afwijzing ongegrond heeft verklaard, ook onvoldoende. Daar komt bij dat eiser ook niet inzichtelijk heeft gemaakt welke overwegingen van de Roemeense rechtbank aan die afwijzing ten grondslag heeft gelegen, nu hij de betreffende uitspraak niet heeft overgelegd. Verder heeft eiser weliswaar gesteld dat hij alles heeft gedaan wat in zijn macht was om de beslissing aan te vechten, maar zoals de staatssecretaris hem terecht heeft tegengeworpen, heeft hij niet met stukken inzichtelijk gemaakt dat hij tegen deze uitspraak hoger beroep heeft ingesteld. Voor zover eiser stelt dat tegen de uitspraak van de Roemeense rechtbank geen hoger beroep openstond, heeft hij die stelling niet onderbouwd. Daarnaast heeft hij geen algemene informatie overgelegd waaruit volgt dat de rechtelijke procedure in de verantwoordelijke lidstaat niet effectief is.
7.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Medische omstandigheden
8. Eiser voert aan dat hij lijdt aan PTSS. Bij terugkeer naar Roemenië zal hij niet de door hem benodigde zorg krijgen. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst hij naar overgelegde verslagen van GZA Healthcare. Hij beroept zich in dit verband tevens op het arrest C.K. tegen Slovenië. [14]
8.1.
Uit het arrest C.K. tegen Slovenië volgt dat wanneer een vreemdeling objectieve gegevens overlegt, zoals medische stukken over zijn gezondheidstoestand, die de bijzondere ernst van de gezondheidstoestand en de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aantonen, de autoriteiten van de betrokken lidstaat, de rechterlijke instanties daaronder begrepen, die gegevens niet buiten beschouwing mogen laten.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank kan eiser zich niet met succes op dit arrest beroepen. Zoals de staatssecretaris terecht heeft gesteld, volgt uit de door eiser overgelegde stukken enkel dat hij gesprekken met de praktijkondersteuner GGZ van GZA Healthcare heeft gehad. Uit de verslagen blijkt dat is gesproken over (traumagerelateerde) klachten die eiser ervaart, zoals slaapproblemen en hypervigilantie en lichamelijke klachten. In het verslag is ook beschreven dat de praktijkondersteuner heeft opgemerkt dat eiser symptomen vertoont van PTSS. Hieruit volgt niet dat er een daadwerkelijke diagnose PTSS is gesteld. Op de zitting heeft eiser ook bevestigd dat een dergelijke diagnose vooralsnog niet bij hem is vastgesteld. Gelet op het voorgaande, blijkt uit de overgelegde documenten niet de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en eventuele aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht. De staatssecretaris heeft zich ook terecht op het standpunt gesteld dat deze informatie geen aanleiding heeft hoeven geven om advies in te winnen bij het Bureau Medische Advisering.
8.3.
De rechtbank begrijpt het betoog van eiser aldus, dat hij daarbij tevens een beroep doet op de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, omdat hij meent dat overdracht naar Roemenië in zijn geval blijk zou geven van een onevenredige hardheid. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De staatssecretaris heeft zich in redelijkheid en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat wat eiser heeft aangevoerd geen bijzondere, individuele omstandigheden betreffen die maken dat hij het asielverzoek aan zich had dienen te trekken. Zoals hij in dat kader op de zitting ook terecht naar voren heeft gebracht, volgt uit het AIDA-rapport van mei 2023 [15] dat gezondheidszorg voor asielzoekers in Roemenië toegankelijk is. In dit rapport is tevens vermeld dat die gezondheidszorg onder andere voorziet in de behandeling van personen die lijden aan traumagerelateerde klachten. De staatssecretaris heeft zich gelet hierop op het standpunt mogen stellen dat Nederland niet het aangewezen land is om eiser te behandelen en daarom geen aanleiding heeft hoeven zien om diens asielaanvraag aan zich te trekken.
8.4.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen en eiser mag overdragen aan Roemenië. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL23.31116.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.US Department of State 2021 Country report on Human Rights Practices: Romania.
4.Klikaktiv ‘Formalizing Pushbacks - the Use of readmission agreements in pushbacks operations at the Serbian-Romanian border’, januari 2023.
7.Zie onder andere ABRvS 12 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:110; ABRvS 7 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:902.
8.De Afdeling heeft dit uitgangspunt recentelijk nog bevestigd in een uitspraak over uitzetting naar Kroatië, zie ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411.
9.Zie voor een nadere uiteenzetting de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 3 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:14815.
10.ECLI:CE:ECHR:2008:1202DEC003273308.
11.ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1864.
12.ECLI:EU:C:2023:934.
13.Zie C7/33.4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
14.ECLI:EU:C:2017:127.
15.AIDA Country report: Romania 2022 update, mei 2023, p. 106.