ECLI:NL:RBDHA:2023:14815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.20358
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielprocedure en overdracht naar Roemenië in het kader van Dublin-regeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, die in Nederland een verzoek om internationale bescherming had ingediend, niet in behandeling werd genomen omdat Roemenië verantwoordelijk werd geacht voor zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat er onvoldoende actuele informatie was over de asielprocedure in Roemenië die zou wijzen op een reëel risico op schending van mensenrechten na overdracht. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat hij slecht behandeld zou zijn in Roemenië en dat de asielprocedure daar niet voldeed aan de Europese normen, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de feiten over Roemenië wezenlijk verschilden van de situatie in andere landen zoals Polen en Bulgarije, waar wel sprake was van structurele schendingen van mensenrechten. De rechtbank oordeelde dat de overdracht naar Roemenië niet verboden kon worden en dat het beroep ongegrond was. De uitspraak benadrukt de noodzaak van actuele en objectieve informatie bij het beoordelen van de rechtmatigheid van overdrachten onder de Dublin-regeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20358

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat verweerder Roemenië hiervoor verantwoordelijk acht.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit overdrachtsbesluit en de voorzieningenrechter verzocht om hangende het beroep een voorlopige voorziening te treffen (NL23.23059).
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek gelijktijdig op 28 september 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 18 maart 2023 in Nederland een verzoek om internationale bescherming ingediend. Tussen Nederland en Roemenië is op 11 mei 2023 een claimakkoord tot stand gekomen omdat eiser de Unie is ingereisd met een door Roemenië verstrekt visum.
2. Verweerder wil eiser op grond van dit claimakkoord overdragen en heeft in het overdrachtsbesluit gemotiveerd waarom hij zich hiertoe bevoegd acht.
3. Eiser verzoekt de rechtbank de overdracht te verbieden omdat ten aanzien van Roemenië niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft gewezen op een uitspraak van 3 februari 2023 met als kenmerk NL22.24529 van de zittingsplaats Amsterdam, waarin aan verweerder een nadere onderzoeksplicht is opgelegd. Eiser stelt zich op het standpunt dat er geen uitspraak in de onderhavige procedure gedaan kan worden voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het hoger beroep tegen de uitspraak van Amsterdam. Eiser stelt voorts in beroep slecht behandeld te zijn in Roemenië en heeft algemene landeninformatie overgelegd over onder meer pesterijen, discriminatie, mishandeling, pogingen om migratiestromen terug te dringen en de asielprocedure in Roemenië. Eiser wijst ter onderbouwing op een rapport van KlikAktiv, het jaarrapport van de US Department of State van 20 maart 2023, het rapport van Asylum Information Database van 31 mei 2023 (update 2022) en de brief van VluchtelingenWerk Nederland van 8 juni 2023 over de positie van Dublinterugkeerders in Roemenië met bijlagen [1] . De Afdeling heeft het jaarrapport van USDOS van 20 maart 2023 niet eerder bij haar beoordeling betrokken. Daarnaast kan volgens eiser uit het rapport van AIDA van
31 mei 2023 worden geconcludeerd dat voor hem in Roemenië geen afdoende rechtsbijstand zal zijn, wat maakt dat hij in Roemenië geen daadwerkelijk en effectief rechtsmiddel zal hebben.
Eiser heeft twee dagen voor de behandeling ter zitting twee uitspraken van de zittingsplaats Utrecht toegevoegd aan het dossier en in een bericht aangegeven dat ter zitting een beroep gedaan zal worden op deze uitspraken omdat hieruit blijkt dat de overdracht niet kan plaatsvinden vanwege de pushbacks die in Roemenië plaatsvinden.
4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
5. De stelling dat de rechtbank geen uitspraak zou moeten doen voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het hoger beroep tegen de uitspraak van zittingsplaats Amsterdam faalt. De zittingsplaatsen divergeren in hun oordeel over de vraag of thans ten aanzien van Roemenië kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Indien beroep wordt ingesteld bij de rechtbank, dient de rechtbank dit beroep echter te behandelen en uitspraak te doen. De zittingsplaatsen van de rechtbank en dus de eerstelijns rechtspraak, hebben een eigen verantwoordelijkheid. Het niet doen van uitspraak omdat de Afdeling zich over dezelfde rechtsvraag zal buigen is dan ook niet aan de orde. Dit zou, wellicht, anders kunnen zijn indien de Afdeling nadere informatie aan (een van de) partijen heeft gevraagd en die informatie enkel ter beschikking wordt gesteld aan de Afdeling en de Afdeling dus een beter afgewogen oordeel kan geven. Hiervan is de rechtbank echter niet gebleken. Dit zou, wellicht, ook anders kunnen zijn als de rechterlijke beoordeling enkel de kwalificatie van feiten zou behelzen zoals bijvoorbeeld het beoordelen of sprake is van een zogenoemde “15c-situatie”. Ook dat is niet aan de orde omdat de vraag of kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel een beoordeling van meerdere juridische en feitelijke aspecten vergt. De rechtbank dient dit zelf te beoordelen, is daartoe ook in staat en zal
in de onderhavige procedure dan ook “gewoon” uitspraak doen.
6. In de beroepsgronden is aangevoerd dat eiser slecht behandeld zou zijn in Roemenië. Deze grond slaagt niet. Een ondergane “slechte behandeling” dient verband te houden met de asielprocedure of opvang om aan de overdracht in de weg staan en dient dan ook nog voort te komen uit een systeemfout die een hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt én er dient -in beginsel- een reëel en voorzienbaar risico op herhaling van deze behandeling na de overdracht te bestaan. Eiser heeft echter zelf in het aanmeldgehoor verklaard -kort gezegd- vier dagen op het vliegveld gewacht te hebben op de mensensmokkelaar en toen deze hem niet kwam ophalen doorgereisd te zijn. Van een slechte behandeling door de Roemeense autoriteiten blijkt dan ook niet uit de verklaringen. Eiser heeft geen asielaanvraag ingediend en heeft dus ook geen recht op opvang gehad. Eiser kan zijn beroep dan ook niet onderbouwen met verklaringen over zijn eigen ervaringen.
7. Eiser dient aannemelijk te maken dat na overdracht Roemenië niet aan zijn verplichtingen jegens hem zal voldoen omdat sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en/of opvang die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken zoals het Hof in Jawo heeft bedoeld, omdat deze tekortkomingen tot schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest leiden.
Voor zover eiser heeft gewezen op informatie over de asielprocedure, overweegt de rechtbank dat eiser niet heeft onderbouwd dat een andere inrichting van de procedure zoals Nederland die kent, in strijd is met de Procedurerichtlijn. Het GEAS vereist geen tweede aanleg in de rechtspraak, dus als de tweede instantie in Roemenië een cassatierechter in plaats van een feitenrechter is, zoals eiser waarschijnlijk bedoeld, is dit niet in strijd met de Procedurerichtlijn en staat dit dus ook niet in de weg aan overdracht. De Nederlandse asielrechtspraak kent overigens ook geen feitenrechter als tweede instantie in die zin dat een volledig onderzoek van feiten en recht, ongeacht uitdrukkelijk en concreet gemotiveerde grieven, plaatsvindt. Ook de wijze van financiering van rechtshulp, zoals uit de overgelegde informatie blijkt, staat niet aan de overdracht in de weg omdat niet is gesteld dat dit financieringssysteem in strijd is met de Dublinverordening of de Procedurerichtlijn. Dat eiser vanwege dit verschil in aanspraak maken op gefinancierde rechtshulp geen daadwerkelijk en effectief rechtsmiddel zal hebben na overdracht, volgt dus niet uit deze informatie en is overigens niet onderbouwd door eiser.
Uit de informatie van de Jesuit Refugee Service blijkt, zoals al geruime tijd bekend is, dat onder omstandigheden een opvolgende asielaanvraag moet worden ingediend en dit niet in overeenstemming met de Dublinverordening is. Uit deze informatie blijkt echter ook dat als de vreemdeling Roemenië verlaat en de asielprocedure daarom wordt afgesloten, alleen een heropening van de procedure plaats zal vinden als er nog geen asielgehoor is geweest en de vreemdeling binnen 9 maanden terugkeert. Eiser zal dus niet worden geconfronteerd met de omstandigheid dat hij een opvolgende aanvraag moet indienen. Eiser heeft geen eerdere asielaanvraag ingediend in Roemenië, is niet gehoord en er is ook dus ook geen sprake van dat eiser na overdracht een opvolgende aanvraag moet indienen.
8. Eiser heeft ook verwezen naar het rapport “
Formalizing Pushbacks- The use of readmission agreements in pushback operations at the Serbian-Romanian border” van KlikAktiv. KlikAktiv vermeldt op haar website en het rapport het navolgende: “
KlikAktiv – Center for Development of Social Policies is a grass-root NGO from Serbia which provides free legal and psychosocial support to people on the move, asylum seekers and refugees in Serbia. KlikAktiv is based in Belgrade, but conducts regular field visits to informal squats in border areas where hundreds of people on the move are forced to reside while they are trying to reach the European Union (EU). Since Serbia is a final non-EU country on the Balkan refugee route, it also serves as a “buffer zone” for the EU. KlikAktiv is actively collecting testimonies on push-back practices from neighboring countries and monitors the situation at the EU’s external borders.”
KlikAktiv vermeldt in de samenvatting van haar rapport voorts onder meer het navolgende:
(…)
This report analyses the practice of readmissions of third country nationals from Romania to Serbia based on the ”Agreement between the European Community and the Republic of Serbia on the readmission of persons residing without authorization” (hereinafter: readmission agreement or agreement).
KlikAktiv collected testimonies on push-backs and published them in a report “New developments alongside the Balkan refugee route: illegal push-backs from Romania to Serbia”, which is available here. However, at the same time while Romanian police officers were conducting immediate push-backs on a daily basis, KlikAktiv also observed another trend – Romanian authorities were deporting higher numbers of third country nationals, including people seeking international protection, back to Serbia applying the readmission agreement between the European Union and Serbia without effective
assessment of protection needs or asylum claims. This report provides an analysis of some cases and the most common practices that were observed on the ground. The cases presented are also documented with decisions of relevant authorities and other material proof.
(…)
De rechtbank overweegt dat deze samenvatting die KlikAktiv geeft niet geheel wordt onderbouwd in het rapport en het rapport waarnaar verwezen wordt. KlikAktiv koppelt het gebruikmaken van de Readmission Agreement aan stelselmatige pushbacks en het trachten deze pushbacks van een rechtmatig karakter te voorzien. In het rapport wordt echter slechts een zeer beperkt aantal voorbeelden gegeven en in die voorbeelden ontbreekt een aantal feiten om de conclusie die KlikAktiv trekt genoegzaam te onderbouwen. KlikAktiv geeft een voorbeeld van een Dublinclaimant die na overdracht op grond van de Readmission Agreement is uitgezet naar Servië en daar vervolgens geen toegang gehad zou hebben tot de asielprocedure. In deze gedocumenteerde casus is echter ook vermeld dat na de overdracht door Oostenrijk, er een terugkeerbesluit jegens de betreffende vreemdeling is uitgevaardigd en de vreemdeling vervolgens naar Servië is uitgezet op grond van die Readmission Agreement. Uit de tekst van die overeenkomst [2] blijkt, zoals in het rapport is vermeld, dat deze overeenkomst niet van toepassing is op asielzoekers. De overeenkomst ziet op de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven. Echter de betreffende derdelander was in de fase van uitzetting geen asielzoeker meer, gelet op de in het rapport opgenomen foto van een document uit de procedure van deze vreemdeling,. Het rapport bevat een foto van terugkeerbesluit met inreisverbod, waarin niet alleen melding wordt gemaakt van de illegale inreis, maar ook van het afgesloten zijn van de asielprocedure. De weergegeven feiten in deze gerapporteerde casus acht de rechtbank te summier en onduidelijk om te kunnen vaststellen dat Roemenië de Readmission Agreement “gebruikt” of in dit geval “misbruikt” heeft en op deze wijze pushbacks van een rechtmatig karakter tracht te voorzien, of beter gezegd het onrechtmatige karakter van pushbacks tracht te verbergen. Daargelaten het ontbreken van accurate feiten om de gestelde conclusies te onderbouwen, rapporteert KlikAktiv over de periode van 2 jaar een beperkt aantal gevallen van dergelijke pushbacks waarbij de daadwerkelijke uitzetting is geschied op grond van de Readmission Agreement. De rechtbank overweegt dat dit onvoldoende is om vast te stellen dan Roemenië zich thans stelselmatig schuldig maakt aan pushbacks en dit het systematisch tracht te verbergen door uitzettingen te baseren op de Readmission Agreement. Het rapport waarnaar verwezen wordt, bevat wel gegevens en de rechtbank is ambtshalve ook bekend met cijfers van pushbacks die de UNHCR publiceert. Hieruit blijken, naar het oordeel van de rechtbank, op dit moment onvoldoende gegevens waaruit geconcludeerd moet worden dat Roemenië zich thans stelselmatig schuldig maakt aan pushbacks. Uit het rapport van KlikAktiv blijkt dat derdelanders die via Servië het Roemeens grondgebied zijn ingereisd het risico lopen om te worden uitgezet naar Servië op grond van deze Readmission Agreement. Eiser is evenwel per vliegtuig vanuit zijn land van herkomst naar Boekarest gevlogen. Eiser is in de gronden en ter zitting niet inhoudelijk ingegaan op dit rapport en heeft ook niet uitgelegd waarom dit rapport relevant is voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit op grond waarvan verweerder hem wil overdragen. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van andere, recentere, berichten en rapporten die KlikAktiv op haar website heeft vermeld. Ook hierin wordt geen nadere feitelijke onderbouwing gegeven voor de stellingen die deze ngo in de samenvatting van dit rapport poneert. De rechtbank merkt tot slot op dat de informatie in het rapport van KlikAktiv over de pushbacks van Dublinclaimanten voornamelijk gebaseerd lijkt te zijn op de verklaringen van de betreffende derdelanders en verder niet zijn geverifieerd. De rechtbank sluit niet uit dat er thans pushbacks plaatsvinden en dat de feitelijke uitzettingen naar Servië worden gebaseerd op de Readmission Agreement en dat dit niet rechtmatig geschiedt. Dat dit niet kan worden uitgesloten, is echter geen deugdelijke onderbouwing voor de conclusie dat deze praktijk stelselmatig en actueel voorkomt in Roemenië.
9. Met het rapport van KlikAktiv heeft eiser dus onvoldoende aanknopingspunten geleverd voor de conclusie dat Roemenië zich thans stelselmatig en grootschalig schuldig maakt aan pushbacks, daargelaten dat het rapport betrekking heeft op het onrechtmatig gebruiken van de Readmission Agreement en dit alleen ziet op derdelanders die via Servië Roemenië inreizen. De overgelegde informatie is niet actueel genoeg en de rechtbank stelt ambtshalve vast dat actuele(re) informatie over stelselmatige schendingen van mensenrechten door Roemenië niet beschikbaar is. De rechtbank overweegt hierbij dat de wel beschikbare informatie getuigt van de bijzonder precaire positie die een verzoeker om internationale bescherming in Roemenië heeft. Tevens overweegt de rechtbank dat het niet beschikbaar zijn van objectieve actuele informatie over mensenrechtenschendingen geenszins betekent dat vaststaat dat Roemenië zich houdt aan de Verdragsrechtelijke en Unierechtelijke verplichtingen ten aanzien van verzoekers om internationale bescherming en ten aanzien van derdelanders die een verzoek om internationale bescherming op het grondgebied van de Unie willen indienen. Het niet beschikbaar zijn van actuele informatie kan zonder meer verband houden met de complexe en moeilijke bewijspositie van Dublinclaimanten en de complexe en moeilijke bewijsvergaring door bijvoorbeeld ngo’s. Ook kan aan de orde zijn dat aanmerkelijk minder derdelanders, juist vanwege ernstige mensenrechtenschendingen aan de grenzen, de Unie trachten in te reizen via Roemenië. Al deze omstandigheden sluit de rechtbank dus niet uit. Uit de overgelegde en ambtshalve bekende informatie blijkt overigens ook niet dat de houding van de Roemeense autoriteiten ten aanzien van “derdelanders” of de regelgeving de laatste jaren is gewijzigd. Dat laat echter onverlet dat de rechtbank een ex nunc beoordeling dient te verrichten van de vraag of niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan omdat eiser een reëel en voorzienbaar risico loopt om na overdracht in een met artikel 4 Handvest-strijdige situatie te geraken. De rechtbank kan uit de overgelegde en ambtshalve bekende informatie niet afleiden dat aan deze bijzonder hoge drempel om de overdracht te verbieden is voldaan. De rechtbank kan evenmin vaststellen dat Roemenië zich thans stelselmatig schuldig maakt aan ernstige mensenrechtenschendingen. De feiten zoals die blijken uit beschikbare informatie over Roemenië, verschillen daarmee wezenlijk van de omvang en ernst van de feiten zoals die blijken uit de vele recente rapporten over stelselmatige en structurele pushbacks die gedurende geruime tijd plaatsvinden in Polen, Bulgarije en Kroatië. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding om de behandeling van het beroep aan te houden in afwachting van het arrest van het Hof over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwen.
10. Voor zover eiser in zijn aanmeldgehoor heeft verklaard niet naar Roemenië te willen gaan omdat hij vreest terug te worden gestuurd naar zijn land van herkomst en met name omdat hij geen documenten heeft, overweegt de rechtbank tot slot dat eiser Roemenië heeft verlaten zonder een asielaanvraag in te dienen en dus zonder zijn asielmotieven naar voren te brengen. Eiser heeft dus ook geen beslissing van de Roemeense autoriteiten verkregen. Mocht eiser na overdracht zijn in Nederland gedane asielaanvraag handhaven en de Roemeense rechter(s) een mogelijke afwijzing van zijn asielaanvraag door de Roemeense autoriteiten bevestigen, heeft eiser de mogelijkheid om klacht hierover in te dienen bij het EHRM.
11. Het beroep is gelet op bovenstaande overwegingen ongegrond en voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
J.M.M. Versteegh - Janssen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 3 oktober 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.AIDA Roemenië, Landenrapport (2022-update) van 31 mei 2023; AIDA Roemenië, Landenrapport (2021-update) van 31 mei 2022; KlikAktiv, Formalizing Pushbacks, The use of readmission agreements in pushback operations at the Serbian-Romanian border van
2.Besluit van de Raad van 8 november 2007 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Servië betreffende de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven (2007/819/EG) en Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Servië betreffende de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven, Pb L 334/46-64.