ECLI:NL:RBDHA:2023:2027

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
NL22.15113
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een Tunesische atheïst in het kader van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Tunesische nationaliteit bezittende atheïst, zijn opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard zag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had eerder een asielaanvraag ingediend die op 18 augustus 2021 als kennelijk ongegrond was afgewezen, met de conclusie dat Tunesië als veilig land van herkomst voor hem gold. De eiser voerde aan dat er nieuwe feiten waren die een herbeoordeling van deze status rechtvaardigden, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen nieuwe elementen waren die de eerdere beoordeling konden ondermijnen.

De rechtbank overwoog dat de herbeoordeling van Tunesië als veilig land van herkomst op 20 december 2021 had plaatsgevonden en dat de positie van atheïsten en afvalligen in Tunesië niet significant was verslechterd. De eiser had niet kunnen aantonen dat zijn situatie gelijkgesteld kon worden aan die van andere risicogroepen, zoals journalisten of politieke activisten, die wel extra bescherming genieten. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht had afgewezen als niet-ontvankelijk, omdat de eiser niet had aangetoond dat zijn kans op inwilliging van de aanvraag aanmerkelijk was toegenomen.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de ex-nunc toetsing in asielzaken en de noodzaak voor de eiser om nieuwe feiten of omstandigheden aan te dragen die een herbeoordeling van de status van Tunesië als veilig land van herkomst rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15113

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M.H.W. van Heerebeek).

ProcesverloopBij besluit van 28 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Partijen zijn uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het beroep op de zitting van 30 september 2022. Het onderzoek ter zitting is geschorst en aangehouden vanwege een wrakingsverzoek.
Bij beschikking van 31 oktober 2022 is het wrakingsverzoek afgewezen. [1]
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 19 januari 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E. Spruit. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Tunesische nationaliteit te bezitten. Eiser heeft op 14 oktober 2019 zijn eerste asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze asielaanvraag bij besluit van 18 augustus 2021 afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft hierbij gevolgd dat eiser afvallige en atheïst is, maar hij heeft geconcludeerd dat Tunesië voor eiser heeft te gelden als veilig land van herkomst. Het beroep hiertegen is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, ongegrond verklaard. [2] Daarmee is het besluit van 18 augustus 2021 in rechte komen vast te staan.
2. Eiser heeft op 8 december 2021 een opvolgende asielaanvraag ingediend. Hij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Hij verwijst hierbij naar jurisprudentie. [3] Daarbij heeft eiser opgemerkt dat een nieuwe herbeoordeling nodig is van de vraag of Tunesië voor atheïsten en afvalligen nog steeds als veilig land van herkomst kan worden beschouwd.
3. Verweerder heeft eisers opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. [4] Volgens verweerder is geen sprake van nieuwe elementen of bevindingen. Verweerder meent dat een herbeoordeling omtrent het aanmerken van Tunesië als veilig land van herkomst noodzakelijk was gelet op de aangehaalde jurisprudentie, maar overweegt dat deze herbeoordeling op 20 december 2021 heeft plaatsgevonden. Hierbij is geoordeeld dat er geen aanleiding is om de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst te herzien, met uitzondering van enkele groepen waartoe eiser niet behoort. Eiser behoort evenmin tot een van de groepen voor wie verhoogde aandacht wordt gevraagd. Verder handhaaft verweerder het eerder uitgevaardigde terugkeerbesluit en inreisverbod van 18 augustus 2021.
4. Eiser voert in beroep aan dat ten tijde van zijn opvolgende asielaanvraag nog geen sprake was van een herbeoordeling en verweerder er dus ook niet vanuit mocht gaan dat Tunesië op dat moment voor eiser een veilig land van herkomst was. Verder heeft verweerder nagelaten te motiveren waarom journalisten wel tot een risicogroep behoren en atheïsten niet, terwijl beide groepen volgens de publicatie van Reuters waarnaar verweerder heeft verwezen in het bestreden besluit verondersteld worden gelijkelijk beschermd te zijn door de nieuwe Tunesische grondwet. Uit de publicatie blijkt niet dat atheïsme onder
freedom of beliefvalt en evenmin blijkt dat atheïsme niet gezien wordt als het uiten van kritiek op de overheid. Eiser meent dat het tegendeel eerder waar lijkt aangezien de grondwet van Tunesië deel is van de Islamitische Staat. Eiser verwijst naar artikel 5 van de grondwet en het commentaar hierop van Human Rights Watch. [5] Volgens eiser volgt uit dit artikel dat atheïsten geen bescherming kunnen vragen bij de Tunesische overheid. Immers blijkt uit het artikel dat de Tunesische staat dient te werken aan het realiseren van de islamitische waarden. Bestraffing van afvalligen maakt deel uit van de islamitische waarden van de koran en hoeft dus niet in de wetgeving opgenomen te worden. Daarnaast blijkt uit de door verweerder aangehaalde publicatie van Reuters en de door eiser genoemde pagina van Human Rights Watch dat de nieuwe grondwet van Tunesië de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Tunesië ondermijnt. [6] Nergens blijkt uit dat afvallige atheïsten onder de nieuwe omstandigheden de bescherming kunnen inroepen van de Tunesische overheid of de Tunesische rechterlijke macht. Verweerder had, gelet op bovenstaande, reden dienen te zien voor een nieuwe herbeoordeling. Temeer nu de grondwet pas van kracht is geworden na het ambtsbericht van 14 december 2021 [7] , waarop de herbeoordeling van 20 december 2021 is gebaseerd. Evenmin is in dit ambtsbericht rekening gehouden met decreten van 12 februari 2022 en 1 juni 2022.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft terecht de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van feiten en omstandigheden die bekend waren ten tijde van het bestreden besluit, gelet op de ex-nunc toetsing in asielzaken.
6. Verweerder heeft er daarbij terecht op gewezen dat - ter uitvoering van de door eiser in de opvolgende aanvraag genoemde jurisprudentie - op 20 december 2021 een herbeoordeling naar de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst heeft plaatsgevonden. Tunesië is nog steeds aangewezen als veilig land van herkomst, met uitzondering voor LHBTI’s en personen die aannemelijk kunnen maken dat ze een zogenoemde S17-maatregel op hun naam hebben staan. Daarnaast moet er bijzondere aandacht worden gegeven aan journalisten, activisten en politieke opponenten, die kritiek uitten op de president en/of de regering. Van eiser wordt aangenomen dat hij atheïst is en afvallige. Hiermee behoort eiser niet tot één van hiervoor genoemde groepen. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat uit de herbeoordeling van 20 december 2021 niet volgt dat de positie van atheïsten en afvalligen in Tunesië significant is verslechterd.
7. Voor zover eiser stelt dat zijn positie als atheïst en afvallige in Tunesië op één lijn is te stellen met de groepen die zijn uitgezonderd van de aanwijzing, dan wel voor wie verhoogde aandacht nodig is, is het aan hem om dat aannemelijk te maken. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiser zijn zienswijze hierover niet met documenten heeft onderbouwd.
8. Dat journalisten volgens de uitkomsten van de herbeoordeling wel als risicogroep worden beschouwd, heeft geen betekenis voor de positie van afvalligen en atheïsten.
Zoals in het door eiser geciteerde rapport van Human Rights Watch wordt opgemerkt, kan artikel 5 van de nieuwe grondwet wellicht worden gebruikt om de rechten van atheïsten of afvalligen te beperken, maar eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat dit in praktijk ook daadwerkelijk gebeurt. Ook de door eiser aangedragen interpretatie van de koran levert geen voldoende objectief aanknopingspunt op voor de stelling dat de positie van atheïsten en afvalligen in Tunesië feitelijk is verslechterd. Voor zover eiser in de gronden van beroep stelt dat de nieuwe grondwet in Tunesië in algemene zin de onafhankelijkheid van de Tunesische rechterlijke macht ondermijnt, heeft hij niet weten te onderbouwen dat hij als gevolg hiervan, in het bijzonder als atheïst en afvallige, niet langer de bescherming van de Tunesische overheid kan inroepen. Zoals eiser zelf schrijft in zijn aanvullend beroepschrift, zijn de daadwerkelijke gevolgen van de grondwetswijziging niet bekend. Hetzelfde geldt voor eisers verwijzing naar twee presidentiële decreten waarmee is ingegrepen in de rechterlijke macht.
9. In paragraaf C1/2.9 van de Vreemdelingencirculaire 2000 is een niet-limitatieve lijst opgenomen van situaties waarin verweerder kan besluiten om af te zien van een gehoor. In Werkinstructie 2019/9 is dit nader toegelicht. Een van deze situaties bestaat wanneer een vreemdeling zich beroept op hetzelfde asielrelaas als in diens eerdere procedure, zonder dat er nieuwe elementen of bevindingen zijn. De rechtbank acht deze norm redelijk en niet in strijd met wet of jurisprudentie. Deze situatie doet zich hier voor. Dat eiser naar zijn zeggen de aan de aanvraag ten grondslag gelegde jurisprudentie tijdens een gehoor had kunnen toelichten, leidt niet tot een ander oordeel over de aanvraag. Verweerder heeft van het horen van eiser op zijn aanvraag kunnen afzien.
10. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat uit wat eiser ter onderbouwing van zijn aanvraag naar voren heeft gebracht, niet volgt dat de kans op inwilliging van zijn asielaanvraag aanmerkelijk is toegenomen. De aanvraag is daarom terecht afgewezen als niet-ontvankelijk.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr.S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

4.Vreemdelingenwet 2000.
5.
6.
7.Kort thematisch ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Tunesië december 2021.