ECLI:NL:RBDHA:2021:11990
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Tunesische atheïst als kennelijk ongegrond door de Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Tunesische nationaliteitdrager, zijn asielaanvraag had ingediend op basis van zijn atheïstische overtuiging. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met de stelling dat Tunesië als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De eiser, geboren in 1978, vreesde voor vervolging in Tunesië vanwege zijn atheïsme, wat leidde tot zijn vlucht naar Nederland. Tijdens de zitting op 14 oktober 2021 werd de zaak behandeld, waarbij zowel de eiser als de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig achtte, evenals zijn atheïstische overtuiging. Echter, de rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Tunesië te vrezen had voor problemen die internationale bescherming rechtvaardigen. De rechtbank wees erop dat de eiser in de periode van april 2017 tot oktober 2018 als atheïst in Tunesië had verbleven zonder problemen met de autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Tunesië, waaronder atheïsten, geen internationale bescherming nodig hebben.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris. De uitspraak werd gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, met mr. S.D.C.J. Verheezen als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.