ECLI:NL:RBZWB:2022:6369

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
C/02/401942 / HA RK 22-192
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. Holierhoek
  • A. van Noort
  • J. van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in asielprocedure wegens vermeende vooringenomenheid

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 oktober 2022 een verzoek tot wraking van rechter mr. [voorletters] Sinack afgewezen. Het verzoek was ingediend door [verzoeker], vertegenwoordigd door advocaat mr. W.P.R. Peeters, naar aanleiding van een zitting op 30 september 2022. Tijdens deze zitting had de rechter opmerkingen gemaakt die volgens de verzoeker duidden op een persoonlijke, vreemdeling-onvriendelijke visie op asielzoekers. De verzoeker stelde dat de rechter zijn misprijzen voor asielzoekers had getoond en dat dit zijn recht op een eerlijke behandeling in gevaar bracht.

De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de rechter in zijn procesbeslissing niet onpartijdig had gehandeld. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter, ondanks de kritiek van de verzoeker, zijn beslissing om de behandeling van de zaak niet aan te houden op een objectieve manier had gemotiveerd. De wrakingskamer benadrukte dat een procesbeslissing slechts kan leiden tot een wrakingsverzoek als deze in het licht van alle omstandigheden als blijk van vooringenomenheid kan worden opgevat. Dit was in dit geval niet aan de orde.

De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en bepaalde dat de procedure voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters M. Holierhoek, A. van Noort en J. van den Boom.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Middelburg
zaaknummer / rekestnummer: C/02/401942 / HA RK 22-192
Beschikking van 31 oktober 2022
op het wrakingsverzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. W.P.R. Peeters te Rijsbergen

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het ter zitting van 30 september 2022 gedane wrakingsverzoek van verzoeker gericht tegen mr. [voorletters] Sinack, in zijn hoedanigheid van rechter en voorzieningenrechter in deze rechtbank en belast met de behandeling van de hierna te noemen zaken;
  • het proces-verbaal van die zitting;
  • de mededeling van mr. [voorletters] Sinack dat hij niet in de wraking berust;
  • het e-mailbericht van woensdag 19 oktober 2022 waarbij mr. Peeters de gronden voor het verzoek toelicht;
  • het e-mailbericht van donderdag 20 oktober 2022 waarbij mr. [voorletters] Sinack reageert op de gronden voor de wraking zoals toegelicht door mr. Peeters;
  • het e-mailbericht van dinsdag 25 oktober 2022 waarbij mr. Peeters reageert op de reactie van mr. [voorletters] Sinack van 20 oktober 2022.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. [voorletters] Sinack voornoemd (hierna: de rechter), belast met de behandeling van de zaken met de zaaknummers NL22.15113 en NL22.15114.
2.2.
Verzoeker (hierna: [verzoeker] ) legt aan het verzoek tot wraking, blijkens het e-mailbericht van 19 oktober 2022, ten grondslag dat de rechter ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij van mening is dat het enige wat interessant is voor [verzoeker] dat hij geloofd werd in diens relaas en dat het voor de heer [verzoeker] niet interessant is of hij al dan niet zal dienen terug te keren. De rechter heeft daarmee zijn persoonlijke, vreemdeling-onvriendelijke visie gegeven op hoe volgens hem asielzoekers dienen te worden behandeld en hoe primitief vreemdelingen volgens hem denken. De uiting van de rechter dat het voor [verzoeker] niet interessant is om de discussie te volgen over de vraag of hij wel of niet dient terug te keren duidt zondermeer op een misprijzen voor [verzoeker] en diens recht om op menselijke wijze te worden behandeld. De rechter heeft met die uiting zijn misprijzen voor asielzoekers en in het bijzonder voor [verzoeker] (en diens gemachtigde) laten blijken.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek voorts ten grondslag dat de rechter de gemachtigde het verwijt heeft gemaakt dat hij niet tijdig heeft verzocht om een tolk. De rechter heeft de zaak om 09:30 uur gepland terwijl hij wist dat [verzoeker] niet op tijd ter zitting zou kunnen verschijnen tenzij hij een overnachting in Zeeland in de nacht voorafgaande aan de zitting geregeld kreeg. De rechter heeft pas op 29 september 2022 zijn akkoord gegeven om de zaak te behandelen op een tijdstip waarop het voor [verzoeker] wél haalbaar was om te verschijnen, wetende dat het erg moeilijk is om op zulk een korte termijn een tolk te kunnen reserveren. Ook daarmee heeft de rechter diens misprijzen voor asielzoeker [verzoeker] laten blijken en heeft hij (overigens met succes) getracht om de heer [verzoeker] te frustreren in het volgen van diens eigen procedure. Het was voorts niet aan de rechter om te bepalen in hoeverre het, gelet op de aard van de procedure, voor [verzoeker] van belang was om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn. [verzoeker] weerspreekt dat het wrakingsverzoek is ingegeven door de procesbeslissing de behandeling van de zaak niet aan te houden. Het misprijzen van mr. Sinack voor verzoeker is de aanleiding voor het wrakingsverzoek.
2.3.
De rechter heeft in zijn reactie op de door mr. Peeters aangevoerde gronden het navolgende meegedeeld. Met de planning van de mondelinge behandeling heeft, daargelaten de eindverantwoordelijkheid van de behandelend vreemdelingenrechter, de rechter geen feitelijke bemoeienis. Een procespartij kan eventuele wensen en verzoeken kenbaar maken, ook als een datum en tijdstip van de zitting bekend zijn gemaakt. Ook in het onderhavige geval had [verzoeker] , ondanks het zeer kort voor de zitting gedane verzoek de behandeling op een later tijdstip plaats te laten vinden, nog tijdig voor de zitting aanwezig kunnen zijn omdat de behandeling is verplaatst naar 12.00 uur. Dat [verzoeker] zijn reis heeft afgebroken in plaats van naar de zitting te komen zodat daar een mogelijke oplossing voor het niet aanwezig zijn van een tolk kon worden besproken, is zijn persoonlijke keuze. Aangezien de mondelinge behandeling een opvolgende asielaanvraag betreft, is de rechter van oordeel dat het belang van [verzoeker] om bij de behandeling aanwezig te zijn minder zwaar weegt dan in zaken waarin een persoonlijk element onderwerp van geschil is. De rechter heeft bij zijn afwijzing van het verzoek tot aanhouding van de behandeling daarnaast de schaarse (zittings)capaciteit van de rechtbank meegewogen. Kennelijk baseert mr. Peeters zijn verzoek op een passage in het proces-verbaal die volgens mr. Peeters anders zou moeten luiden dan in het proces-verbaal is vastgelegd, en dan met name de laatste zin daarvan. De rechter geeft aan dat hij zich de laatste zin van de desbetreffende passage herinnert te hebben uitgesproken zoals opgenomen in het proces-verbaal en niet zoals mr. Peeters zich die meent te herinneren. Voorts wijst de rechter erop dat overigens uit het proces-verbaal blijkt dat hij benadrukt heeft het belang van [verzoeker] om ook deze zaak bij te wonen goed te begrijpen. Naar aanleiding van de opmerking van de advocaat/gemachtigde over het verhandelde ter zitting nadat de rechter had besloten deze te beëindigen, deelt de rechter mee dat hij op dat moment geen nadere discussie aan wilde gaan over zijn beslissing de zaak niet aan te houden en evenmin over de wraking. Het was voor de rechter duidelijk dat de advocaat/gemachtigde van mening was dat zijn rechterlijke onpartijdigheid in het geding was als gevolg van zijn beslissing om de zaak buiten de aanwezigheid van [verzoeker] te willen behandelen.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid moet voorop worden gesteld dat als uitgangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2.
In het onderhavige geval is de aanleiding voor het verzoek tot wraking kennelijk gelegen in de beslissing van de rechter om het verzoek van de gemachtigde/advocaat van [verzoeker] om de zaak aan te houden af te wijzen. De gemachtigde/advocaat van [verzoeker] deelt in zijn reactie naar aanleiding van de visie van de rechter weliswaar mee dat het wrakingsverzoek niet ziet op een procesbeslissing, maar de onderbouwing van het verzoek en de gang van zaken op de zitting zoals die blijkt uit het proces-verbaal zijn daarmee in strijd. Immers in het proces-verbaal is opgenomen:
(…)

R: op 8 augustus hebben we een uitnodiging gestuurd voor de behandeling van vandaag met een tijdstip. Dus u wist vanaf 8 augustus dat dit een mogelijk probleem zou kunnen zijn. U heeft vrij recent, 29 september, gevraagd om een ander tijdstip. Wij hebben uw verzoek ingewilligd. U heeft het nieuwe tijdstip geaccepteerd. En ik hoor nu dat er allemaal mitsen en maren zijn waarom u toch vindt dat de zaak op een andere dag moet worden behandeld. Dat ga ik niet doen.
Gve: dan ga ik wraken meneer de rechter. Mijn client heeft heel duidelijk aangegeven dat hij erbij wilde zijn. Hij heeft ook het recht om erbij te zijn.
(…).
3.3.
Uit de onderbouwing van het verzoek volgt dat [verzoeker] van mening is dat de afwijzing om de zaak aan te houden is ingegeven door de persoonlijke, vreemdeling onvriendelijke, visie van de rechter op asielzoekers en misprijzen van de rechter voor asielzoeker [verzoeker] in het bijzonder. De wrakingskamer overweegt dat [verzoeker] dat kennelijk baseert op een alinea, en dan met name de laatste zin daarvan, die volgens [verzoeker] in het proces-verbaal als volgt had moeten worden opgenomen:
(…)

Het gaat in deze procedure echter niet over hetgeen hij zelf heeft verklaard. Zijn atheïsme werd geloofd, alles wat hij gezegd heeft, staat al allemaal vast. Het gaat hier om wat de ontwikkelingen in Tunesië betekenen voor de vraag of meneer terug ken naar Tunesië en of verweerder dat met een nieuwe aanvullende herbeoordeling van Tunesië als veilig land van herkomst zal moeten bekijken.Volgens mij is dat voor uw cliënt zelf helemaal niet interessant.”
(…)
In plaats daarvan luidt de in het proces-verbaal opgenomen alinea (in de visie van [verzoeker] , toevoeging wrakingskamer) abusievelijk:
(…)

Het gaat in deze procedure echter niet over zijn concrete verklaringen en wel of niet atheïstische geloofsovertuigingen, want dat staat allemaal vast. Het gaat hier om een algemene beoordeling: wat betekenen de ontwikkelingen in Tunesië voor de vraag of meneer terug kan naar Tunesië en of verweerder dat met een nieuwe aanvullende herbeoordeling van Tunesië als veilig land van herkomst zal moeten bekijken. Ik stel mij voor dat uw cliënt daar persoonlijk niet zo heel erg veel over kan zeggen.” (Beide onderstrepingen door de wrakingskamer).
(…).
3.4.
De beslissing om de behandeling van de zaak al dan niet aan te houden en een nieuwe zitting te plannen is een procesbeslissing. Een procesbeslissing kan slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die deze beslissing heeft genomen. In dit opzicht is in de onderhavige zaak, nu [verzoeker] de vooringenomenheid van de rechter kennelijk baseert op een zin die volgens hem in het proces-verbaal had moeten worden opgenomen, het volgende van belang. Uitgangspunt is dat een proces-verbaal een juiste weergave is van hetgeen op zitting is voorgevallen en gezegd, ook al is dat niet steeds woordelijk weergegeven. De onjuistheid van een proces-verbaal kan en mag worden aangetoond, maar daarvoor is onvoldoende dat de betrokken advocaat/gemachtigde een andere herinnering heeft. Nog daargelaten dat de door de advocaat/gemachtigde gewijzigde laatste zin van de eerste passage wel erg sterk afwijkt van de weergave die de griffier heeft genoteerd en die de rechter onderschrijft, waarbij de zin van de advocaat/gemachtigde, mede in het licht van de omringende tekst, minder waarschijnlijk voorkomt, gaat de wrakingskamer ervan uit dat hetgeen de griffier ter plekke op de terechtzitting heeft genoteerd betrouwbaarder is dan de enkele herinnering van de advocaat/gemachtigde. De wrakingskamer is van oordeel dat uitgaande van de tekst van het proces-verbaal er niet sprake is van een procesbeslissing die in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid.
3.5.
Het feit dat de rechter in het kader van zijn afweging om de zaak al dan niet aan te houden de aard van de opvolgende asielprocedure heeft betrokken en gelet daarop het belang van eiser om zelf aanwezig te zijn minder zwaar weegt dan in een procedure waarbij wel persoonlijke feiten en omstandigheden van belang zijn voor de beslissing, kan evenmin leiden tot de conclusie dat de beslissing van de rechter niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter. Het behoort tot het domein van de zittingsrechter om in het kader van een goede procesorde, rekening houdend met de belangen van beide partijen, te bepalen of de behandeling van een zaak op verzoek van één van partijen wordt aangehouden. Het staat de rechter vrij om een verzoek tot aanhouding in het belang van een goede procesorde te weigeren. Dat heeft de rechter gedaan. De omstandigheid dat de zaak aanvankelijk om 09.30 uur was geagendeerd laat de wrakingskamer buiten beschouwing nu de zaak op het, twee dagen voor de behandeling gedane, verzoek van [verzoeker] door de rechter is verplaatst naar een tijdstip waarop [verzoeker] tijdig aanwezig had kunnen zijn.
3.6.
De wrakingskamer zal het verzoek, gelet op het vorenstaande, ongegrond verklaren. De wrakingskamer heeft, gelet op artikel 4 lid 2 aanhef en onder a van het Wrakingsprotocol rechtbank Zeeland-West-Brabant per 1 april 2021, zoals vastgesteld door het gerechtsbestuur van deze rechtbank op 3 december 2020, het verzoek buiten zitting afgedaan.
3.7.
Met betrekking tot de gang van zaken ter terechtzitting nadat de advocaat/gemachtigde verzocht heeft de rechter te wraken overweegt de wrakingskamer nog als volgt. Ingevolge voormeld Wrakingsprotocol, artikel 1 lid 3, kan een wrakingsverzoek tijdens een zitting ook mondeling worden gedaan. In dit laatste geval legt de griffier de inhoud van het wrakingsverzoek en de daaraan door de verzoeker of zijn gemachtigde/raadsman ten grondslag gelegde feiten of omstandigheden vast in een proces-verbaal dat wordt getekend door de voorzitter en de griffier. In het onderhavige geval blijkt uit het proces-verbaal dat dat niet is gebeurd. De wrakingskamer heeft de advocaat/gemachtigde dan ook in de gelegenheid moeten stellen de aan het verzoek ten grondslag gelegde feiten of omstandigheden kenbaar te maken. Als gevolg daarvan, en van het feit dat het proces-verbaal van de zitting niet aan de advocaat/gemachtigde was toegestuurd, heeft de behandeling van het wrakingsverzoek onnodig vertraging opgelopen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking van mr. Sinack ongegrond,
4.2.
bepaalt dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. Holierhoek, mr. van Noort en mr. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2022.