ECLI:NL:RBDHA:2021:14730

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
NL21.17476
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van Tunesië als veilig land van herkomst in asielprocedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 november 2021, wordt de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd behandeld. Eiser, een Tunesische nationaliteitdrager, heeft zijn aanvraag ingediend na een eerdere intrekking van zijn verblijfsvergunning op grond van strafrechtelijke veroordelingen. De rechtbank oordeelt dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, onvoldoende heeft gemotiveerd dat Tunesië kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat de aanwijzing van Tunesië als veilig land niet conform de Procedurerichtlijn is gegaan en dat de situatie in Tunesië, vooral na de staatsgreep van 25 juli 2021, onrustig is. Eiser heeft onderbouwd dat hij niet veilig kan terugkeren naar Tunesië, onder andere door te verwijzen naar rapporten van Amnesty International en een uitspraak van het Tribunaal van Bologna. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de actuele situatie in Tunesië in acht moet worden genomen. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17476

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Jonkman).

ProcesverloopBij besluit van 1 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening [1] , op 23 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K. el Bahi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1999 en heeft de Tunesische nationaliteit.
2. Eiser is op 21 augustus 2015 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier op grond van verblijf bij zijn moeder, [moeder] . Verweerder heeft deze verblijfsvergunning op 27 januari 2021 ingetrokken omdat eiser meerdere malen is veroordeeld voor een misdrijf. Eiser is op 27 september 2021 overgeplaatst van strafrechtelijke detentie naar vreemdelingenbewaring. Eiser heeft toen te kennen gegeven asiel te willen aanvragen. Om die asielaanvraag gaat het in deze procedure.
3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij niet terug kan naar Tunesië omdat hij daar geen plek heeft om te wonen en zichzelf niet zal kunnen onderhouden, mede gelet op zijn psychische gesteldheid.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen en zich op het standpunt gesteld dat Tunesië kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië voor hem niet veilig is.
Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat de omstandigheden waaronder eiser volgens hem in Tunesië zal moeten leven geen reden zijn om een asielvergunning te verlenen.
Kan Tunesië worden aangemerkt als veilig land van herkomst?
5. Partijen zijn allereerst verdeeld over de vraag of Tunesië kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Volgens eiser kan verweerder niet vasthouden aan de aanwijzing van Tunesië als veilig land op 6 mei 2021, aangezien er sindsdien ontwikkelingen hebben voorgedaan die maken dat de situatie anders is. Vooral sinds de staatsgreep van 25 juli 2021 is er in Tunesië sprake van veel onrust. Eiser verwijst in dit kader onder meer naar een artikel van Amnesty International van 5 oktober 2021 waarin wordt gesproken over de zorg om schending van mensenrechten. Ook wijst eiser erop dat Tunesië voorkomt in de Global Risk Analysis van ACAPS van oktober 2021. Verder acht eiser van belang dat het Tribunaal van Bologna op 7 september 2021 heeft geoordeeld dat Tunesië niet meer als veilig land kan worden aangemerkt, eiser heeft ter onderbouwing hiervan een vertaling van deze uitspraak overgelegd.
Ter zitting heeft verweerder erkend dat de situatie in Tunesië ten tijde van de staatsgreep onrustig was. Volgens verweerder is de situatie nu echter veranderd en zijn er geen ernstige ongeregeldheden meer en heerst er geen gevaar.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat Tunesië kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. De rechtbank stelt vast dat deze rechtbank en zittingsplaats reeds op 26 mei 2021 [2] heeft geoordeeld dat de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst op 6 mei 2021 niet conform de Procedurerichtlijn [3] is gegaan. Vervolgens heeft deze rechtbank en zittingsplaats op 29 juli 2021 [4] geoordeeld dat verweerder in het licht van de staatsgreep van 25 juli 2021 niet zonder nadere motivering kon vasthouden aan het standpunt dat Tunesië als veilig land van herkomst kon worden aangemerkt. Verder volgt uit de uitspraak van de Afdeling [5] van 7 april 2021 [6] dat verweerder tussen de periodieke herbeoordeling van landen als veilig land van herkomst door de situatie in een land monitoren. Daarbij moeten verslechteringen in een land voortdurend in de gaten gehouden worden.
Het standpunt van verweerder dat het in Tunesië nu weer veilig en rustig is, is niet onderbouwd. In het licht van de staatsgreep in Tunesië van 25 juli 2021 kan verweerder niet zonder nader onderzoek en nadere motivering zijn standpunt dat Tunesië (wederom) als veilig land kan worden aangemerkt handhaven. Nu de vaststelling dat Tunesië als veilig land moet worden aangemerkt in de bestreden besluiten ten grondslag is gelegd aan de kennelijk ongegrond verklaring van de asielaanvragen, betekent dit dat het besluit niet als zodanig kan worden gehandhaafd. Gelet op het vorenstaande is verweerder naar het oordeel van de rechtbank gehouden een herbeoordeling te maken van Tunesië als veilig land van herkomst.
Conclusie
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep gegrond. Aangezien het van belang is dat eerst de actuele situatie in Tunesië duidelijk wordt, ziet de rechtbank geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van mr.I.F. Moison, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.NL21.17477.
3.Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming.
5.Voluit: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Zaaknummer ECLI:NL:RVS:2021:738 (7.10).