ECLI:NL:RBDHA:2021:12639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
NL21.16594
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en de beoordeling van Tunesië als veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Tunesische nationaliteitdrager, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Tunesië gevaar loopt vanwege zijn veroordeling tot een gevangenisstraf van tien jaar wegens het financieren van de Mujahedin in Afghanistan. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd of Tunesië nog steeds als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, vooral gezien de recente politieke ontwikkelingen in het land. De rechtbank oordeelt dat de detentieomstandigheden in Tunesië niet zijn onderzocht, wat in strijd is met artikel 3 van het EVRM, dat bescherming biedt tegen onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de detentieomstandigheden en de veiligheidssituatie in Tunesië opnieuw moeten worden beoordeeld. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.16594

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Thelosen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

ProcesverloopBij besluit van 13 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.16595, op 8 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. E.R. Coenen, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.M. van der Boom. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1962 en heeft de Tunesische nationaliteit. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 1988 gedwongen is vertrokken uit Tunesië omdat hij toen een geldbedrag heeft overgemaakt aan de Mujahedin in Afghanistan. Als hij in Tunesië zou blijven levert dat gevaar op voor hem en zijn familie. Daarnaast is hij veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar vanwege zijn transactie naar de Mujahedin. Hij wordt gezocht door de Tunesische autoriteiten omdat hij zijn straf nog moet uitzitten. Eiser heeft niet eerder een asielaanvraag ingediend omdat hij niet wist dat dat mogelijk was.
2. Verweerder gelooft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst, maar vindt het ongeloofwaardig dat hij is veroordeeld voor het financieren van de Mujahedin in Afghanistan. Eisers verklaringen overtuigen niet en zijn asielrelaas is met onvoldoende documenten onderbouwd.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert, kort samengevat, aan dat verweerder had moeten onderzoeken of eiser door zijn opgelegde gevangenisstraf, gelet op de situatie in Tunesische gevangenissen [1] , een risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM [2] . Verweerder heeft ten onrechte niet de authenticiteit van de stempel op de kopie van het vonnis onderzocht. Het is verder niet relevant voor de waarde van de affidavit of eiser daarover kan verklaren, maar alleen of het document eisers verklaringen ondersteund. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de affidavit niet in positieve zin is betrokken bij de besluitvorming. Daarnaast is het niet van belang voor de geloofwaardigheid van het relevante element dat eiser de naam van zijn advocaat weet te noemen. Ook heeft verweerder niet gemotiveerd waarom het gebrek aan informatie over de paspoortaanvragen afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn relaas. Bovendien mag verweerder in het kader van de asielaanvraag niet van eiser verlangen dat hij zich vrijwillig tot de autoriteiten van zijn land wendt. Verder had verweerder rekening moeten houden met het aanzienlijke tijdsverloop van ongeveer 30 jaar sinds de gebeurtenissen en de veroordeling. Eisers verklaringen over de officier van Binnenlandse Zaken zijn niet tegenstrijdig, noch ongerijmd. Hij heeft uitgelegd waarom de officier handelde uit eigenbelang en verweerder motiveert niet waarom dat ongerijmd is. Voorts kan Tunesië, gelet op de recente ontwikkelingen [3] , niet als veilig land van herkomst worden aangewezen. Daarbij verwijst eiser naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem. [4] Eisers asielaanvraag is ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Tot slot, heeft verweerder in strijd met het verdedigingsbeginsel gehandeld door de vertrektermijn niet expliciet in het voornemen te benoemen. Ten onrechte is in het bestreden besluit eiser een vertrektermijn onthouden, en het eventuele inreisverbod is daarmee eveneens onrechtmatig.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5. Op de specifieke argumenten van partijen gaat de rechtbank hierna in, voor zover
dat nodig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte het asielrelaas met betrekking tot het financieren van de Mujahedin in Afghanistan ongeloofwaardig bevonden. Daarbij heeft verweerder van belang mogen achten dat eiser summiere en vage verklaringen over de geldtransactie heeft afgelegd. Zo weet hij niet hoeveel geld hij zou hebben overgemaakt en in welke valuta. Ook kan hij niet verklaren wanneer hij het geld zou hebben overgemaakt en naar wie of welk rekeningnummer. Verder kan hij niet de naam
noemen van het bedrijf vanwaar hij het geldbedrag zou hebben overgemaakt, terwijl hij daar ook werkzaam zou zijn geweest. Nu eiser heeft verklaard dat hij een gevangenisstraf van tien jaar opgelegd heeft gekregen vanwege deze geldtransactie, mag van hem worden verwacht dat hij daar nog het een en ander over kan verklaren. In het overgelegde kopievonnis heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien anders te oordelen over de geloofwaardigheid van het asielrelaas nu blijft staan dat van eiser een gedetailleerdere verklaring mocht worden verlangd over de feiten. Daarnaast betreft het een kopie, waarvan onduidelijk is op grond waarvan het is gewaarmerkt nu de originele versie volgens eiser is vernietigd in het archief. Bovendien blijkt uit het vonnis niet expliciet dat eiser is veroordeeld voor het overmaken van geld aan de Mujahedin.
6.1.
Voorts heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de affidavit van de advocaat het verhaal van eiser over de geldtransactie niet ondersteunt. Daarbij heeft verweerder het vreemd mogen vinden dat eiser niks over de inhoud van het document weet. Dat het document dient om de mondelinge verklaringen van eiser te ondersteunen, betekent niet dat van eiser niet verwacht mag worden dat hij een toelichting op het document kan geven waarom het zijn verklaringen ondersteunt. Daarin is eiser niet geslaagd. Verder heeft verweerder het vreemd mogen vinden dat eiser de naam van de advocaat niet weet. Dat het contact via zijn zus loopt, maakt dat niet anders nu hij heeft verklaard dat de advocaat hem al drie tot vier jaar bijstaat en hem ook bij zijn paspoortaanvragen heeft geholpen.
6.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder eisers verklaringen over het financieren van de Mujahedin niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden.
Detentieomstandigheden en veilig land van herkomst
7. Eiser betoogt dat verweerder in het bestreden besluit de veroordeling tot tien jaar gevangenisstraf an sich niet betwist en dat verweerder daarom nader onderzoek had moeten doen naar de detentieomstandigheden en of die een risico op schending van artikel 3 van het EVRM opleveren. Mede gelet op de recente coup kan Tunesië niet zonder nader onderzoek als veilig land van herkomst worden aangemerkt.
7.1.
Verweerder betwist dat hij de veroordeling geloofwaardig acht, nu uit de rest van de besluitvorming juist volgt dat eiser de veroordeling niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarnaast heeft verweerder ter zitting aangevoerd dat zelfs als de veroordeling wordt geloofd, eiser geen risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Dordrecht, van 5 januari 2021. [5] Voorts is er gelet op de recente ontwikkelingen geen reden om Tunesië niet langer als veilig land van herkomst aan te merken, ook wat betreft detentieomstandigheden. Daarbij heeft verweerder ter zitting verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 28 oktober 2021. [6]
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat uit de motivering van het besluit niets anders kan worden opgemaakt dan dat verweerder eisers veroordeling tot tien jaar gevangenisstraf wel gelooft. De rechtbank verwijst hiertoe naar pagina twee van het besluit, waarin verweerder expliciet motiveert:
“Voorts dient te worden opgemerkt dat enkel ongeloofwaardig is geacht dat betrokkene is veroordeling[
sic]
vanwege het financieren van de Mujahedin in Afghanistan. Niet is bestreden dat er sprake is van een veroordeling.”Van een kennelijke verschrijving is geen sprake. Nu verweerder niet bestrijdt dat eiser nog een straf moet uitzitten in Tunesië had hij de detentieomstandigheden moeten onderzoeken. Mede in het licht van de recente coup in 25 juli 2021 had verweerder moeten motiveren waarom de detentieomstandigheden geen risico op schending artikel 3 van het EVRM opleveren. Gelet op de recente ontwikkelingen kan immers niet worden uitgesloten dat situatie in gevangenissen in Tunesië is verslechterd. De uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Dordrecht, over de detentieomstandigheden waar verweerder naar heeft verwezen dateert van voor de coup. De uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 28 oktober 2021 ziet slechts op de vraag of Tunesië (voor atheïsten) nog als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, maar daarin zijn de detentieomstandigheden niet aan de orde. Daarmee heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat Tunesië in de huidige situatie nog steeds als veilig land van herkomst voor eiser kan worden aangemerkt. Het beroep is op dit punt gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
8. Verder stelt de rechtbank vast dat verweerder in het voornemen geen terugkeerbesluit en inreisverbod heeft opgelegd, maar dit in het bestreden besluit wel – ongemotiveerd – heeft gedaan. Eiser heeft daardoor noch in de zienswijze, noch in beroep (adequaat) op het terugkeerbesluit en inreisverbod kunnen reageren. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. Het beroep is op dit punt eveneens gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd.
Conclusie
9. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat het in strijd is genomen met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de beoordeling of Tunesië voor eiser nog als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt gelet op de detentieomstandigheden, bij uitstek aan verweerder toekomt. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank acht een termijn van acht weken hiervoor passend.
10. Nu het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 748,- per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr.F.E.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie het rapport van Vluchtelingenwerk Nederland, van 25 oktober 2021 en de Kamerstukken van 11 oktober 2016.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Eiser verwijst naar de volgende nieuwsartikelen:
4.Uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 29 juli 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:8324.