ECLI:NL:RBDHA:2023:1958

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
NL22.26419
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak met Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Soedanese nationaliteit hebbende persoon, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 19 december 2022, hield in dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft zijn beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank heeft op 9 februari 2023 de zaak behandeld. Eiser voerde aan dat Italië niet voldeed aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanwege ernstige tekortkomingen in het opvangsysteem. Hij verwees naar verschillende bronnen, waaronder nieuwsartikelen en uitspraken van andere rechtbanken. De rechtbank oordeelde dat, hoewel Italië in beginsel verantwoordelijk is, eiser niet heeft aangetoond dat er in zijn geval sprake was van een uitzondering op het vertrouwensbeginsel. De rechtbank bevestigde dat verweerder zich terecht op het standpunt stelde dat er een tijdelijk overdrachtsbeletsel was, maar dat dit niet betekende dat het bestreden besluit onrechtmatig was.

De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van eiser, waaronder zijn vrijwilligerswerk en langdurig verblijf in Nederland, niet voldoende waren om de asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd melding gemaakt van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26419

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Chbab. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Soedanese nationaliteit te hebben.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 11 november 2021 illegaal Italië is ingereisd. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Italië verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening [2] . Italië heeft het verzoek op 22 augustus 2022 geaccepteerd.
3. Eiser kan zich hiermee niet verenigen en voert daartoe aan dat ten aanzien van Italië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan vanwege ernstige tekortkomingen in het opvangsysteem. Hierbij wordt verwezen naar een nieuwsartikel uit Trouw [3] , de circular letter van de Dublin-Unit Italië van 5 december 2022, een Duitstalig nieuwsartikel van ZDF [4] en de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Utrecht [5] en Roermond [6] . Daarnaast is eiser vrijwilliger bij Stichting Present en levert hij dus een positieve bijdrage aan de Nederlandse samenleving. Tot slot is eiser acht maanden in Nederland en is er geen zicht op overdracht. Daarom getuigt overdracht van onevenredige hardheid.
De rechtbank oordeelt als volgt
4. Niet in geschil is dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
5. Uitgangspunt is dat verweerder ten aanzien van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is recentelijk door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) bevestigd in de uitspraken van 10 januari 2022 en 26 augustus 2022. [7] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Eiser is hier niet in geslaagd.
6. Uit de circular letter van 5 december 2022 volgt dat er sprake is van een verzoek tot tijdelijke opschorting van overdrachten op grond van de Dublinverordening. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er sprake is van een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel en dat dit niet tot gevolg heeft dat de vaststelling van de verantwoordelijkheid van Italië onrechtmatig is. De rechtbank wijst ter vergelijking op de uitspraken van de Afdeling van 8 april 2020 [8] en 30 oktober 2020 [9] betreffende een circular letter met betrekking tot het coronavirus, wat eveneens een tijdelijk overdrachtsbeletsel betrof. Daarnaast verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2022 [10] betreffende de opschorting van overdrachten door de Roemeense autoriteiten. Daarin heeft de Afdeling geoordeeld dat vanwege de bindende overdrachtstermijnen in artikel 29, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening gewaarborgd is dat onzekerheid over overdracht van een vreemdeling van beperkte duur is. Hoewel onzeker is hoelang de opschorting van de overdrachten naar Italië zal voortduren, leidt dit niet tot de conclusie dat het bestreden besluit onrechtmatig is of dat verweerder de asielaanvraag onverplicht in behandeling moet nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
Het beroep op de circular letter, het Duitstalige nieuwsartikel en de door eiser aangehaalde uitspraken slagen dan ook niet. Daarnaast volgt uit het door eiser aangehaalde nieuwsartikel in Trouw niet dat de politieke ontwikkelingen ook Dublin-terugkeerders raken.
7. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen bepalen dat in het gegeven dat eiser vrijwilliger is bij Stichting Present en inmiddels geruime tijd in Nederland verblijft geen aanleiding wordt gezien de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. Het betreft een discretionaire bevoegdheid. Volgens onderdeel C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 maakt verweerder hier terughoudend gebruik van, en doet dit onder meer in situaties waarin overdracht zou getuigen van onevenredige hardheid. Uit de door eiser aangevoerde omstandigheden is echter niet van een dergelijke situatie gebleken.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening nr. (EU) 604/2013.
3.“Nieuwe regering, oud beleid: Italië weert opnieuw schepen van hulporganisaties met migranten” in Trouw, 4 november 2022.
4.“Italien stoppt Flüchtlingsrücknahme”, NZZ Magazin, 24 december 2022.
5.Uitspraak van 29 december 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:5701.
6.Uitspraak van 30 januari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:838; uitspraak van 3 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1082.