ECLI:NL:RBDHA:2023:19430
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelander Oekraïne
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 22 augustus 2023, waarbij aan eiser is medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Eiser had eerder op 30 juni 2023 kennisgenomen van het voornemen van verweerder om de tijdelijke bescherming te beëindigen. De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek tot voorlopige voorziening, op 24 november 2023 behandeld. De gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris waren aanwezig op de zitting.
De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de hand van de beroepsgronden van eiser moet worden beoordeeld. Eiser stelde dat hij niet verweten kan worden dat hij geen zienswijze heeft ingediend, maar de rechtbank concludeert dat het ontbreken van een zienswijze geen rol speelt bij de ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 30 oktober 2023, waarin is geoordeeld dat verweerder bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de groep waartoe eiser behoort te beëindigen. De rechtbank volgt de lijn van deze eerdere uitspraak en oordeelt dat de beëindiging niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel.
Eiser voerde aan dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder de beëindiging deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank stelt vast dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet onevenredig is in verhouding tot het doel van de Richtlijn, die is bedoeld om te voorkomen dat het asielstelsel ontwricht raakt door een massale toestroom van ontheemden. Eiser heeft niet onderbouwd waarom de inbreuk op zijn belangen onevenredig zou zijn. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.