ECLI:NL:RBDHA:2023:19425
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.E. Martinez Linnemann, heeft zijn zienswijze ingebracht na het voornemen van de staatssecretaris om de tijdelijke bescherming te beëindigen. De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de groep derdelanders, waaronder eiser valt, te beëindigen. Dit is in overeenstemming met een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank van 30 oktober 2023, waarin werd geoordeeld dat de beëindiging niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er een ondubbelzinnige toezegging aan hem is gedaan, waardoor zijn beroep op het vertrouwensbeginsel faalt.
Daarnaast heeft de rechtbank de beroepsgrond van eiser, dat het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, verworpen. De rechtbank stelt vast dat de tijdelijke bescherming per definitie tijdelijk is en dat de beëindiging van de bescherming noodzakelijk is om de druk op de opvangcapaciteit in Nederland te verminderen. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd waarom de beëindiging onevenredig zou zijn in verhouding tot het doel van de Richtlijn.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 december 2023.