ECLI:NL:RBDHA:2023:19120
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan een minderjarige vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vrijheidsbeperking van een minderjarige vreemdeling, eiser, die van Algerijnse nationaliteit is. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem een maatregel van beperking van de vrijheid van beweging was opgelegd op basis van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank constateert dat eiser geen beroep heeft ingesteld tegen het plaatsingsbesluit van het COA, waardoor de rechtmatigheid van dat besluit niet ter toetsing ligt. De rechtbank oordeelt dat de gronden van eiser, die betrekking hebben op het incident en de plaatsing in de HTL, niet in deze procedure kunnen worden beoordeeld.
De rechtbank overweegt verder dat de maatregel van vrijheidsbeperking niet in strijd is met artikel 5 van het EVRM, omdat de vreemdeling de mogelijkheid had om de HTL vrijwillig te verlaten. De rechtbank wijst erop dat de minderjarigheid van eiser voldoende is meegewogen in de besluitvorming, en dat de maatregel niet disproportioneel is. Eiser had niet voldoende onderbouwd dat de maatregel in strijd is met zijn rechten als minderjarige, en de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de maatregel gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.