In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. De maatregel van bewaring was opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had op 29 oktober 2023 een besluit ontvangen waarin hem de maatregel van bewaring werd opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft voldaan aan zijn vertrekplicht en dat hij met onbekende bestemming is vertrokken zonder het besluit af te wachten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ervan mocht uitgaan dat eiser op de hoogte was van zijn plicht om Nederland te verlaten, aangezien het besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt.
De rechtbank heeft de gronden voor de maatregel van bewaring beoordeeld en vastgesteld dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft de zware en lichte gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen, zoals het niet beschikken over een geldig paspoort of visum en het niet voldoen aan de verplichtingen van het Vreemdelingenbesluit, als voldoende geacht om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij via de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen en heeft eerder een terugkeerbesluit en inreisverbod ontvangen, waar hij geen gehoor aan heeft gegeven.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.