ECLI:NL:RBDHA:2023:18647

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
NL23.26542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders Oekraïne

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een derdelander van Marokkaanse nationaliteit, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar tijdelijke bescherming te beëindigen. De staatssecretaris had op 22 augustus 2023 medegedeeld dat het recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, zou eindigen op 4 september 2023. Eiseres had geen zienswijze ingediend tegen dit voornemen. De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank heeft de beëindiging van de tijdelijke bescherming beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Eerder had de rechtbank in een andere uitspraak geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming voor de groep derdelanders te beëindigen. Eiseres voerde aan dat de beëindiging in strijd was met het evenredigheidsbeginsel en dat haar online studie in Oekraïne een grond zou moeten zijn om de bescherming voort te zetten. De rechtbank oordeelde echter dat het volgen van een online studie niet onder het doel van de Richtlijn valt en dat er geen aanleiding was om anders te oordelen dan in eerdere uitspraken.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter A.W. Wassink, in aanwezigheid van griffier Y. van Wijk, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.26542

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van 22 augustus 2023, waarbij verweerder aan eiseres heeft medegedeeld dat haar recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), eindigt op 4 september 2023.
1.1.
Op 31 mei 2023 is de asielaanvraag buiten behandeling gesteld. Op 30 juni 2023 heeft verweerder zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiseres op 4 september 2023 te beëindigen. Eiseres heeft geen zienswijze ingebracht. Vervolgens is het bestreden besluit genomen, waartegen het beroep zich richt.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Op 16 november 2023 zijn aanvullende gronden ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben de gemachtigden van eiseres en verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Bij uitspraak van 30 oktober 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat verweerder bevoegd was de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als facultatieve groep te beëindigen (ECLI:NL:RBDHA:2023:16291).
3.1.
In de op 16 november 2023 gegeven reactie is onder meer naar voren gebracht dat uit de formulering van artikel 7 volgt dat alle bepalingen van de Richtlijn van toepassing zijn, voor zover deze niet in het tweede lid expliciet zijn uitgezonderd. Daarbij is gewezen op de totstandkoming van de Richtlijn.
3.2.
Raadsdocument 13958/00 bevat het (nadien gewijzigde) Commissievoorstel voor artikel 7 van de Richtlijn. Uit het raadsdocument blijkt dat tijdens de hierover gehouden vergadering door onder meer de Nederlandse delegatie naar voren is gebracht dat de consequenties op het gebied van de sociale bescherming, de verblijfstitel en het Europees Vluchtelingenfonds duidelijk moeten worden aangegeven voor het geval een lidstaat deze bepaling toepast. In raadsdocument 6552/01 is een gewijzigd artikel 7 opgenomen en in raadsdocument 6914/01 het huidige artikel 7. Daarbij is (naast een tweede lid) achter
“tijdelijke bescherming”de zinsnede
“krachtens deze richtlijn”toegevoegd.
3.3.
In de uitspraak van 30 oktober 2023 is artikel 7 uitgelegd voor zover het gaat om de bevoegdheid de tijdelijke bescherming te beëindigen. Daarbij is de positie van artikel 7 in hoofdstuk 2 van belang geacht. Bij uitspraak van 1 november 2023 is door deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat het ontbreken van nadere bepalingen over de wijze waarop een lidstaat kan terugkomen van de toepassing van de facultatieve bepaling niet betekent dat de lidstaat die bevoegdheid niet heeft en dat het ontbreken van nadere bepalingen juist een aanwijzing is dat ook het beëindigen van de toepassing daarvan aan de lidstaat is overgelaten (ECLI:NL:RBDHA:2023:16410). De rechtbank ziet in hetgeen eiseres op 16 november 2023 heeft aangevoerd, alsmede hetgeen in de eerder ingediende gronden naar voren is gebracht, geen grond anders te oordelen over de bevoegdheid.
4. Eiseres is in de gelegenheid gesteld haar zienswijze te geven over het (voorgenomen) besluit. Onder verwijzing naar de hiervoor onder 3. genoemde uitspraak (rechtsoverweging 7.2.) is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft kunnen afzien van een individueel gehoor. De rechtbank is daarom van oordeel dat het besluit niet onzorgvuldig is voorbereid.
5. Eiseres heeft verder nog een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel. Bij dit beroep slaat de rechtbank acht op het doel van de Richtlijn, zoals ook weergegeven in de uitspraak van deze rechtbank van 17 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:17677.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat eiseres in juni 2022 vanuit Marokko met een Bulgaars visum naar Nederland is gereisd en dat zij vanuit Nederland online haar studie in Oekraïne heeft voortgezet. Het volgen van een online studie valt niet onder het doel van de Richtlijn. De rechtbank ziet in deze online studie, noch de algemene stellingen grond voor een ander oordeel dan gegeven in voornoemde uitspraak.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.