In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had een verzoek ingediend tegen de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming, die op 4 september 2023 zou eindigen, en tegen een terugkeerbesluit dat hem opdroeg Nederland binnen vier weken te verlaten. Op 2 november 2023 trok de staatssecretaris het terugkeerbesluit in, wat de rechtbank als een wijziging van de situatie beschouwde. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser tegen de beëindiging van de tijdelijke bescherming ongegrond was, omdat de staatssecretaris bevoegd was om deze bescherming te beëindigen. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van 30 oktober 2023, waarin werd vastgesteld dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet in strijd was met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Eiser had ook aangevoerd dat er sprake was van ongelijkheid in de behandeling van verschillende groepen ontheemden, maar de rechtbank oordeelde dat er een gerechtvaardigd onderscheid was tussen de groepen. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel en dat er geen sprake was van vooringenomenheid bij de staatssecretaris. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser tegen de bestreden besluiten ongegrond en veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.