In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan eiser is medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Tevens is eiser opgedragen Nederland binnen vier weken te verlaten. De staatssecretaris heeft op 2 november 2023 het terugkeerbesluit ingetrokken, wat de rechtbank meeneemt in de beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft op 7 november 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.
De rechtbank verklaart het beroep tegen het beëindigingsbesluit van de tijdelijke bescherming ongegrond. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming te beëindigen en dat dit niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. De rechtbank volgt de eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van 30 oktober 2023, waarin is geoordeeld dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming voor de facultatieve groep derdelanders, waaronder eiser valt, gerechtvaardigd is. De rechtbank wijst ook de beroepsgronden van eiser af die betrekking hebben op het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming onevenredig is.
De rechtbank concludeert dat het beroep tegen de bestreden besluiten ongegrond is en dat de staatssecretaris de proceskosten van eiser moet vergoeden tot een bedrag van € 1.674,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.