ECLI:NL:RBDHA:2023:17308
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de beëindiging van tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bulthuis, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat is genomen op basis van de Richtlijn 2001/55/EG en het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382. De rechtbank heeft op 9 november 2023 de zaak behandeld, waarbij alleen de gemachtigde van verweerder aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming rechtmatig is. In een eerdere uitspraak van 30 oktober 2023 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de groep derdelanders, waaronder eiser valt, te beëindigen. De rechtbank maakt de overwegingen uit die uitspraak tot de hare en concludeert dat de beëindiging niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij een gerechtvaardigde verwachting had op een andere behandeling dan andere ontheemden.
Daarnaast heeft de rechtbank de beroepsgrond van eiser, dat het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, verworpen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de beëindiging van de tijdelijke bescherming deugdelijk heeft gemotiveerd en dat deze beëindiging niet onevenredig is in verhouding tot het doel van de Richtlijn. Eiser kan tijdens de asielprocedure opvang krijgen en heeft de mogelijkheid om een verblijfsvergunning aan te vragen voor andere doeleinden. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.