ECLI:NL:RBDHA:2023:16709

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
NL23.22368
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 2 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Slovenië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep, samen met een andere zaak, op 22 september 2023 behandeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft.

De rechtbank overweegt dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Slovenië gedaan, dat door Slovenië is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat hij ten onrechte geen uitstel heeft gekregen voor het indienen van zijn zienswijze, omdat hij geen contact kon krijgen met zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris het verzoek om uitstel terecht heeft afgewezen, omdat het niet voldeed aan de voorwaarden voor uitstel.

Eiser heeft ook betoogd dat hij bij overdracht naar Slovenië een reëel risico loopt op indirect refoulement, gezien zijn eerdere ervaringen in Slovenië. De rechtbank oordeelt echter dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Slovenië een risico loopt op (indirect) refoulement. De Sloveense autoriteiten hebben zich gecommitteerd aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit Europese richtlijnen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan en dat het beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22368

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A.H. Hekman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 2 augustus 2023 niet in behandeling genomen omdat Slovenië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.22369, op 22 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser omdat Slovenië verantwoordelijk zou zijn voor die asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Slovenië een verzoek om terugname gedaan. Slovenië heeft dit verzoek aanvaard.
Heeft de staatssecretaris eiser terecht geen uitstel verleend voor het indienen van de zienswijze?
5. Eiser stelt dat de staatssecretaris ten onrechte de besluitvorming niet heeft aangehouden omdat zijn gemachtigde geen contact met hem kon krijgen. Eiser verbleef in een noodopvanglocatie waar de postbestelling kennelijk niet goed functioneert. De uitnodigingen van zijn gemachtigde heeft eiser daarom niet ontvangen.
5.1.
De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen een essentieel onderdeel is van de besluitvormingsprocedure. [2] Er is wel een termijn verbonden aan de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Nadat een voornemen om de aanvraag niet in behandeling te nemen is uitgebracht, is de termijn voor het indienen van een zienswijze twee weken. [3] In paragraaf C1/2.6 in samenhang gelezen met C1/2.12 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) staat het beleid van de staatssecretaris voor het verlenen van uitstel voor het indienen van de zienswijze.
5.2.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris het verzoek om uitstel voor het indienen van een (nadere) zienswijze heeft mogen afwijzen, omdat het verzoek niet voldoet aan de voorwaarden voor uitstel die zijn genoemd in paragraaf C1/2.6 en C1/1.12 van de Vc 2000. Dit beleid is volgens de rechtbank niet onredelijk. Eiser heeft niet onderbouwd dat zijn situatie, een kennelijk niet goed functionerende postbestelling, onder een van deze redenen voor uitstel valt. Bovendien heeft eiser wel een zienswijze ingediend. De beroepsgrond slaagt niet.
Kan wat betreft Slovenië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan?
6. Eiser kan zich niet verenigen met een overdracht aan Slovenië. Hij is in Slovenië aangehouden, gearresteerd en vrijwel meteen in een gesloten opvanglocatie geplaatst. Bovendien is hij onder druk gezet om een asielverzoek in te dienen en is deze vervolgens afgewezen zonder dat hij toegang had tot rechtsbijstand om die beslissing aan te vechten. Eiser verwijst bovendien naar een uitspraak van een Duitse (EU-)rechter, het Oberverwaltungsgericht Niedersachsen, van 22 februari 2023 waarin de rechtbank oordeelde dat een vreemdeling als Dublinterugkeerder door pushbacks van de Sloveense autoriteiten potentieel een risico loopt op indirect refoulement en behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest. Eiser stelt dat de staatssecretaris hier ten onrechte niet inhoudelijk op in is gegaan door slechts te overwegen dat een enkele verwijzing naar een buitenlandse uitspraak niet voldoende is om aannemelijk te maken dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Volgens eiser miskent de staatssecretaris daarmee namelijk dat het hier om een EU-rechter gaat.
6.1.
De rechtbank vat het beroep van eiser op als een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in beginsel ten opzichte van Slovenië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit heeft de Afdeling bevestigd in haar uitspraak van 8 maart 2022, en herhaald in haar uitspraak van 21 maart 2023. [4] Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Dit beginsel is weerlegbaar. Als de vreemdeling vindt dat dit in zijn geval anders is, dan moet hij dat aannemelijk maken. Daarvoor kan de vreemdeling bijvoorbeeld objectieve informatie over de werking van het asielsysteem in Slovenië overleggen of verklaren over zijn eigen ervaringen in Slovenië. Maakt de vreemdeling dit voldoende aannemelijk, dan is het vervolgens aan de staatssecretaris om te motiveren dat en waarom hij desondanks van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. [5]
6.2.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris wat betreft Slovenië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat een enkele verwijzing naar een uitspraak van een buitenlandse, EU-rechter onvoldoende is om aan te nemen dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [6] Hoewel een dergelijke uitspraak een indicatie kan zijn dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, heeft eiser niet toegelicht waarom deze uitspraak op zijn situatie van toepassing is. De rechtbank merkt daarnaast op dat de uitspraak die eiser aanhaalt geen inhoudelijk eindoordeel bevat. [7] De uitspraak is een ontvankelijkheidsbeslissing waarin partijen de opdracht krijgen om nader bewijs te leveren. In de onderliggende uitspraak was namelijk onvoldoende onderzocht of pushbacks van de Sloveense autoriteiten aan de orde waren. De staatssecretaris stelt bovendien terecht dat eiser geen concrete bezwaren aandraagt die verband houden met de kwaliteit van de asielprocedure of de opvangvoorzieningen. Mocht eiser toch problemen ervaren in Slovenië, dan kan hij hierover klagen bij de Sloveense autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.
Loopt eiser bij overdracht aan Slovenië een reëel risico op indirect refoulement?
7. Eiser stelt dat er bij overdracht naar Slovenië kans bestaat op indirect refoulement. Hij voert aan dat hij is gevlucht vanwege zijn bekering tot het christendom. Zijn vorige asielverzoek in Slovenië is afgewezen en omdat hij geen juridische nova kan aanvoeren, zal zijn asielverzoek wederom worden afgewezen. Hierbij verwijst eiser naar het AIDA-rapport uit 2023 waarin staat dat asielzoekers die al eerder een afwijzende beslissing hebben ontvangen, enkel een opvolgende aanvraag kunnen indienen. [8]
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Slovenië een risico loopt op (indirect) refoulement. De rechtbank overweegt dat de Sloveense autoriteiten met het claimakkoord gegarandeerd hebben het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen. Daarmee garanderen de Sloveense autoriteiten dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Eisers enkele verwijzing naar een passage uit een AIDA-rapport uit 2023 over wie een eerste en wie een opvolgende aanvraag moet indienen, is onvoldoende om aan te nemen dat de Sloveense autoriteiten zich niet zullen houden aan hun internationale verplichtingen. Nog los van het feit dat eiser niet heeft aangetoond onder welke van de twee categorieën hij valt én het feit dat de staatssecretaris er terecht vanuit gaat dat ook opvolgende aanvragen worden behandeld conform de internationale verplichtingen, staat in de aangehaalde passage van het AIDA-rapport uit 2023 ook dat een nieuwe asielaanvraag kan worden ingediend die niet als een opvolgende asielaanvraag wordt gezien als een asielzoeker tijdens zijn asielprocedure Slovenië verlaat en via een Dublinoverdracht Slovenië weer binnenkomt. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie bv. ABRvS 10 oktober 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AH9079 en ABRvS 31 juli 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB1457.
3.Artikel 3.109c, derde lid van het Vreemdelingenbesluit 2000.
4.ABRvS 8 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2644 en ABRvS 21 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1106.
5.Zie bv. ABRvS 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042, r.o. 4-4.1.
6.Zie ook Rb. Den Haag, ECLI:NL:RBDHA:2023:8934, r.o. 9.
7.Zie bv. ook ECLI:NL:RBDHA:2023:2023, r.o. 7 en ECLI:NL:RBDHA:2023:848, r.o. 6
8.AIDA Country Report: Slovenia Update 2022, mei 2023.