ECLI:NL:RBDHA:2023:848

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
NL22.24630
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheidsrelatie onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraakse nationaliteit hebbende man, heeft op 23 juni 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Dit is gebaseerd op een eerdere asielaanvraag die eiser op 30 augustus 2021 in Litouwen heeft ingediend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat er systematische tekortkomingen zijn in het asielsysteem van Litouwen en dat hij daar geen toegang had tot rechtsbijstand. Hij verwijst naar een uitspraak van het Verwaltungsgericht Hannover ter ondersteuning van zijn standpunt.

De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2023 behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en er was een tolk aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet in zijn belangen is geschaad, ondanks de betrokkenheid van twee advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat Litouwen verantwoordelijk is voor de asielaanvraag en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er redenen zijn om aan te nemen dat Litouwen niet aan zijn internationale verplichtingen zal voldoen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen eiser en zijn vader die toepassing van artikel 16 van de Dublinverordening rechtvaardigt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24630

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.H.M. Maas).

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen O. Al Othman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Iraakse nationaliteit te hebben. Op 23 juni 2022 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Uit onderzoek uit Eurodac is gebleken dat eiser op 30 augustus 2021 in Litouwen al een asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Litouwen verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Dublinverordening [2] . Door hierop niet binnen twee weken te reageren geldt dit verzoek als aanvaard op grond van artikel 25, tweede lid, van de Dublinverordening.
3. Eiser stelt dat verweerder ten aanzien van Litouwen niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan, omdat er systematische tekortkomingen zijn in het asielsysteem en in de opvang. Eiser is in Litouwen gedetineerd geweest en heeft daar geen toegang gehad tot rechtsbijstand. Eiser verwijst ter onderbouwing naar een uitspraak van het Verwaltungsgericht Hannover [3] . Ook is hij in Nederland in zijn belangen geschaad, omdat er onduidelijkheid was over zijn rechtsbijstand in Nederland. Er waren immers twee advocaten betrokken. Hierdoor heeft eiser bij de zienswijze geen persoonlijke ervaringen kunnen delen. Ten slotte heeft verweerder ten onrechte geen gebruik gemaakt van de bevoegdheid om de asielaanvraag aan zich te trekken op grond van de artikelen 16 en 17 van de Dublinverordening. Er is sprake van een afhankelijkheidsrelatie tussen hem en zijn vader. Ter staving heeft eiser een verklaring van zijn vader overgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Litouwen verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser.
5. Uit het aanmeldgehoor blijkt dat eiser uitgebreid is gehoord over zijn familie en ook over zijn ervaringen in Irak en in Litouwen. Daarnaast is op 18 november 2022 door de ene advocaat namens eiser een zienswijze ingediend. Weliswaar heeft de andere advocaat/ gemachtigde ter zitting verklaard dat eiser nimmer met de rechtsbijstandsverlener die die zienswijze heeft ingediend, heeft gesproken, de gemachtigde heeft ook erkend dat de zienswijze verder correct was. Bovendien heeft eiser gebruikt gemaakt van de mogelijkheid om gronden van beroep in te dienen en zijn er aanvullende gronden van beroep ingediend. Ook ter zitting is eiser in de gelegenheid gesteld om zijn standpunten en persoonlijke ervaringen naar voren te brengen. Hierbij is geen wezenlijk andere informatie naar voren gebracht dat hetgeen volgt uit de gehoren of de zienswijze. Hieruit volgt dat eiser niet in zijn belangen is geschaad.
6. Als uitgangspunt geldt dat verweerder ten aanzien van Litouwen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) bevestigd. [4] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Eiser is hier niet in geslaagd. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat de eerder genoemde uitspraak van het Verwaltungsgericht Hannover een uitspraak betreft van een buitenlandse rechter en dat het geen inhoudelijk eindoordeel maar slechts een voorlopig oordeel bevat. Deze uitspraak kan daarom niet leiden tot het oordeel dat ten aanzien van Litouwen niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Dit volgt ook uit recente uitspraken van verschillende zittingsplaatsen van deze rechtbank. [5] De persoonlijke ervaringen van eiser maken dit niet anders. Het Administratief Hooggerechtshof van Litouwen heeft namelijk geoordeeld dat de maatregel waarbij vreemdelingen die illegaal de grens oversteken in detentie worden gezet, in strijd is met het unierecht. Bovendien keert eiser op gereguleerde wijze terug met toepassing van de Dublinverordening. Door het verzoek om terugname stilzwijgend te aanvaarden geven de autoriteiten van Litouwen aan zich jegens eiser te zullen houden aan hun internationale verplichtingen en wordt hem de mogelijkheid geboden een asielaanvraag in te dienen.
7. Ten slotte is niet gebleken dat er een afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen eiser en zijn vader als bedoeld in artikel 16 van de Dublinverordening. Er zijn geen (medische) documenten overgelegd om deze afhankelijkheidsrelatie te onderbouwen. Uit de verklaring van eisers vader en eisers eigen verklaring ter zitting volgt dat het gaat om een emotionele ondersteuning en om hulp binnen de bedrijven van de vader van eiser. Niet is gebleken van verdere omstandigheden waarin verweerder aanleiding heeft hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening nr. (EU) 604/2013.
3.ECLI:DE:VGHANNO:2022:0223.