ECLI:NL:RBDHA:2023:16562

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
NL23.32837
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortvarendheid in uitzettingszaken met betrekking tot Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 31 augustus 2023, op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 24 oktober 2023 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was bevonden in een uitspraak van 22 september 2023. De beoordeling in deze zaak richtte zich op de periode na het sluiten van het onderzoek op 20 september 2023. Eiser voerde aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelde in de uitzettingsprocedure naar Marokko. De rechtbank concludeerde echter dat de staatssecretaris wel degelijk stappen had ondernomen, zoals het voeren van een vertrekgesprek en het versturen van een kopie van de identiteitskaart naar de Marokkaanse autoriteiten.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende zicht was op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32837

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 31 augustus 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 24 oktober 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2000 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 22 september 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:14569) van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van het onderzoek, 20 september 2023, rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting naar Marokko. Allereerst ontbreekt in het voortgangsrapport welke handelingen verweerder voor 5 september 2023 heeft verricht om eiser uit te zetten naar Marokko. Daarnaast ontbreekt een kopie van eisers identiteitskaart in het dossier en is onduidelijk wanneer verweerder een kopie hiervan heeft ontvangen en wanneer deze aan de Marokkaanse autoriteiten is toegezonden. Tot slot voert eiser aan dat dat onvoldoende aannemelijk is dat de kopie van de identiteitskaart zal leiden tot afgifte van een LP [1] binnen afzienbare tijd.
5. De rechtbank beoordeelt in dit beroep slechts de periode sinds het sluiten van het onderzoek op 20 september 2023. De vraag welke handelingen verweerder voor 5 september 2023 heeft verricht ligt in dit beroep dan ook niet voor.
6. De rechtbank volgt eiser verder niet in zijn standpunt dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting naar Marokko. Verweerder heeft op 9 oktober 2023 met eiser een vertrekgesprek gevoerd en op 13 oktober 2023 is een kopie van de identiteitskaart verstuurd naar de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank begrijpt de inhoud van het voortgangsrapport voorts zo dat verweerder op 15 september 2023 slechts de gegevens van de Marokkaanse identiteitskaart van eiser aan de Marokkaanse autoriteiten heeft verstuurd en dat vervolgens op 13 oktober 2023 daadwerkelijk een kopie van de identiteitskaart van eiser is verkregen en aan de autoriteiten van Marokko is verstuurd. De rechtbank stelt vast dat verweerder hiermee handelingen heeft verricht om de identiteit van eiser te achterhalen, waar blijkens het verslag van het vertrekgesprek van 9 oktober 2023 eiser op zijn beurt heeft nagelaten om zich hiervoor in te spannen.
7. Voor zover eiser aanvoert dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn en dat onduidelijk is in hoeverre een kopie van zijn identiteitskaart bijdraagt aan de afgifte van een LP slaagt deze beroepsgrond evenmin. Uit de uitspraak van de Afdeling [2] van 14 november 2022 [3] volgt dat in zijn algemeenheid sprake is van zicht op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn. Deze uitspraak heeft de Afdeling recent bij uitspraak van 8 augustus 2023 nog eens bevestigd. [4] Verder worden ook LP’s afgegeven aan personen die ongedocumenteerd zijn. De vraag in hoeverre de kopie van de Marokkaanse identiteitskaart van eiser bijdraagt aan de aangifte van een LP is in zoverre dan ook niet relevant.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [5]
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Laissez-passer.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21 en - in aansluiting hierop - in de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.