ECLI:NL:RBDHA:2023:17452

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
NL23.34204
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met betrekking tot zicht op uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van een maatregel van bewaring, opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Marokkaanse nationaliteit, heeft op 31 augustus 2023 de maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 2 november 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig is zolang er zicht is op uitzetting naar Marokko. Eiser heeft in zijn beroepschrift summiere gronden aangevoerd, waaronder de stelling dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat in eerdere uitspraken al is geoordeeld dat er wel degelijk zicht is op uitzetting. Eiser heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die aanleiding geven tot een ander oordeel.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34204

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 31 augustus 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft daarop geen reactie gegeven.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 2 november 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2000 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. Deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft op 22 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:14569, uitspraak gedaan in het eerste beroep tegen de maatregel. Vervolgens heeft deze rechtbank, deze zittingsplaats op het eerste vervolgberoep beslist in de uitspraak van 30 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16562. Dit betekent dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek dat aan die laatste uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van het onderzoek, 24 oktober 2023, rechtmatig is.
4. De gronden die eiser in zijn beroepschrift aanvoert zijn summier. Eiser voert aan dat het niet deugdelijk is om informatie uit het voortgangsrapport te interpreteren. Verweerder had nader moeten toelichten of sprake was van voortvarend handelen. Daarnaast is er volgens eiser geen zicht op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser dit vervolgberoep heeft ingesteld op de datum waarop uitspraak is gedaan op het vorige vervolgberoep. In die uitspraak heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser naar Marokko. Voor zover eiser daarmee wil zeggen dat de rechtbank dat ten onrechte geoordeeld heeft en dat zij het voortgangsrapport in dat beroep verkeerd heeft geïnterpreteerd, volgt de rechtbank dat niet. Eiser heeft niet uitgelegd waarom dat oordeel onjuist zou zijn. Evenmin hebben zich sinds het sluiten van het onderzoek in het vorige vervolgberoep feiten en omstandigheden voorgedaan die aanleiding zijn voor de rechtbank om hierover anders te oordelen.
6. Eisers beroepsgrond dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko heeft hij niet onderbouwd. Ook daarover heeft de rechtbank in de uitspraak van 30 oktober 2023 reeds geoordeeld dat er zicht is op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn.
Evenmin is gebleken van gewijzigde omstandigheden op grond waarvan de rechtbank nu tot een ander oordeel moet komen. De rechtbank volstaat dan ook met een verwijzing naar wat daarover in deze uitspraak is overwogen.
7. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van
de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig
moment onrechtmatig was. [1]
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de