In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2023, in de zaak tussen eiser en de burgemeester van de gemeente Den Haag, wordt het beroep van eiser tegen een opgelegde last onder dwangsom beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Klein Molekamp, had een dwangsom van € 2.500 per geconstateerde overtreding opgelegd gekregen, met een maximumbedrag van € 10.000, vanwege vermeende drugshandel. De burgemeester had op basis van een bestuurlijke rapportage van de Politie Eenheid Den Haag geconcludeerd dat eiser zich regelmatig op straat bevond met het doel drugs te verhandelen. Eiser betwistte de bevoegdheid van de burgemeester om deze last op te leggen en stelde dat er geen sprake was van een overtreding van de APV.
De rechtbank oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen, aangezien de APV bedoeld is om de openbare orde te handhaven en overlast door drugshandel tegen te gaan. De rechtbank vond dat de burgemeester voldoende had gemotiveerd waarom de last noodzakelijk was, gezien de overlast die drugshandel in het centrumgebied van Den Haag met zich meebracht. Eiser had geen overtuigend bewijs geleverd dat de bestuurlijke rapportage onjuist was, en de rechtbank concludeerde dat de last onder dwangsom niet disproportioneel was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de last onder dwangsom gehandhaafd blijft. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.