ECLI:NL:RBDHA:2023:16005

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.28794
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 12 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, wat betekent dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen. De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft tijdens de zitting zijn beroep op artikel 16 van de Dublinverordening laten vallen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser bij terugkeer naar Litouwen niet opnieuw in een situatie terechtkomt die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris niet heeft aangetoond dat de situatie in Litouwen is verbeterd ten opzichte van de periode waarin eiser daar verbleef. Eiser heeft psychische problemen als gevolg van zijn detentie in Litouwen, en de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met deze omstandigheden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiser worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28794

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. I. Lohmann-Kamphuis).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 september 2023 niet in behandeling genomen omdat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023, samen met de zaak met zaaknummer NL23.28795, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser, omdat Litouwen verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Het beroep op artikel 16 van de Dublinverordening heeft eiser op de zitting laten vallen.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Litouwen een verzoek om terugname gedaan. Litouwen heeft dit verzoek aanvaard.
Mocht de staatssecretaris een B2-tolk inzetten tijdens het gehoor van eiser?
5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte een B2-tolk heeft ingezet tijdens zijn gehoor. De staatssecretaris heeft een afnameplicht om tolken uit het Register beëdigde tolken en vertalers in te zetten [2] en daarbij hebben C1-tolken voorrang bij opdrachten. Wanneer geen C1-tolk beschikbaar is kan een B2-tolk worden ingezet. Dat sprake zou zijn van een technisch mankement bij de commerciële partij doet er niet aan af dat de C1-tolk beschikbaar was tijdens het gehoor. Uit navraag bij een C1-tolk blijkt dat dit mankement zich al maanden voordoet en dat dit na melding nog steeds niet is opgelost. [3] De staatssecretaris heeft verder niet gemotiveerd dat eiser niet in zijn belangen is geschaad door de inzet van een niet-beëdigde tolk, zodat dit gebrek niet gepasseerd kan worden. Eiser heeft gebruik moeten maken van het indienen van correcties en aanvullingen, waaruit blijkt dat hij wel degelijk in zijn belangen is geschaad.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. Ongeacht of sprake is van een gebrek met de inzet van een B2-tolk is niet gebleken dat eiser in zijn belangen kan zijn geschaad. [4] Er is namelijk geen sprake van een geloofwaardigheidsbeoordeling en eiser wordt in al zijn verklaringen (inclusief correcties en aanvullingen) gevolgd.
Mocht de staatssecretaris uitgaan van het claimakkoord door Litouwen?
6. Eiser stelt dat hij tijdens de voornemenprocedure niet heeft kunnen reageren op de inhoud van het claimverzoek, omdat deze pas ten tijde van het bestreden besluit in het dossier is geplaatst. De bezwaren zoals naar voren gebracht in de zienswijze zijn daardoor niet betrokken in het claimverzoek en ook niet in de beoordeling van de Litouwse autoriteiten. Eiser geeft daarnaast aan dat hij in het aanmeldgehoor heeft verklaard dat hij opnieuw is opgenomen in de asielprocedure in Litouwen. De staatssecretaris heeft deze verklaring ten onrechte niet betrokken bij het opstellen van het claimverzoek. Verder zijn het claimverzoek, het voornemen en het bestreden besluit gebaseerd op artikel 18, eerste lid, onder d van de Dublinverordening terwijl het claimakkoord is gebaseerd op artikel 18, eerste lid, onder b van de Dublinverordening. Dit komt niet met elkaar overeen zodat het bestreden besluit geen stand kan houden.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat in het claimverzoek alleen feitelijke informatie is vermeld. Op basis van deze informatie doet de lidstaat die om overname wordt verzocht onderzoek om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. [5] Vervolgens bepaalt die lidstaat of zij tot overname overgaat en zo ja, op welke grondslag zij dat doet. Het is niet vereist dat de betrokken vreemdeling daarover een zienswijze kan indien. Wanneer een claimakkoord volgt, kan de betrokken vreemdeling zijn standpunt hierover in de zienswijze tegen het voornemen naar voren te brengen. Dat heeft eiser in dit geval ook gedaan.
6.2.
Dat er verschil bestaat tussen de grondslag van het claimverzoek en het claimakkoord leidt niet tot een ander oordeel. Een mogelijk verschil is de consequentie van het zelfstandig vaststellen door de andere lidstaat van de grondslag van het claimakkoord en is niet onrechtmatig. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit niet vermeld wat de grondslag is van het claimakkoord, maar de feitelijk gehanteerde grondslag, die van het claimakkoord, is door eiser niet aangevochten. De staatssecretaris mocht daarom uitgaan van het claimakkoord door Litouwen.
Mag de staatssecretaris voor Litouwen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
7. Eiser betoogt dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft dat eiser bij terugkeer naar Litouwen niet opnieuw in een situatie als bedoeld in artikel 3 van het EVRM terechtkomt. Eiser heeft gedurende de hele periode dat hij in Litouwen heeft verbleven verkeerd in een situatie die in strijd is met internationale regelgeving. Dat de situatie thans gewijzigd zou zijn wordt door eiser betwist en dit zou ook niet afdoen aan het feit dat eiser lichamelijke en psychische schade heeft ondervonden als gevolg van zijn verblijf in Litouwen. Eiser verwijst ter onderbouwing van het voorgaande op de brief van 13 september 2023 van Vluchtelingenwerk Nederland. [6] De staatssecretaris dient de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken vanwege het bestaan van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Litouwen. Eiser loopt een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 3 EVRM en artikel 4 van het Handvest.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat ten aanzien van Litouwen nog steeds kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt uit recente rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [7] Daarnaast verwijst hij naar een brief van de staatssecretaris aan de Afdeling [8] en een tweetal uitspraken van deze rechtbank. [9] Hieruit blijkt dat de positie van Dublinclaimanten in Litouwen sterk is verbeterd ten opzichte van de periode dat eiser in Litouwen verbleef. [10] De door eiser aangehaalde brief van Vluchtelingenwerk is voornamelijk gebaseerd op bronnen die al eerder in rechtspraak zijn beoordeeld. Voor zover Vluchtelingenwerk zich baseert op recentere bronnen die nog niet door de Afdeling zijn beoordeeld, leiden deze niet tot een ander oordeel. Deze informatie gaat namelijk over illegaal ingereisde vreemdelingen. Eiser is inmiddels Dublinclaimant. Hierdoor is het niet aannemelijk gemaakt dat eiser met deze problemen te maken zal krijgen. Verder volgt uit het EUAA-rapport van 12 april 2023 [11] dat ook ten aanzien van de opvangvoorzieningen in Litouwen kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hieruit volgt ook dat medische zorg beschikbaar is en dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van gefinancierde rechtsbijstand. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er tekortkomingen in de asielprocedure en/of opvangvoorzieningen in Litouwen bestaan die zo structureel of fundamenteel zijn dat die een ernstige, op feiten berustende, grond vormen om aan te nemen dat eiser het reële risico zal lopen op schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest.
Heeft er ten onrechte geen beoordeling plaatsgevonden aan de hand van het arrest C.K.?
8. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte niet is ingegaan op de door eiser aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond [12] . Eiser doet in dit kader een beroep op zijn gezondheidstoestand. Daarnaast heeft er geen beoordeling plaatsgevonden aan de hand van het arrest C.K.. [13] Er is daarom sprake van een motiveringsgebrek.
8.1.
De staatssecretaris erkent dat er in het bestreden besluit niet is ingegaan op de door eiser aangehaalde uitspraken. [14] Hij stelt zich echter op het standpunt dat uit de medische informatie van eiser niet blijkt dat een overdracht aan Litouwen een onmenselijke en vernederende behandeling met zich meebrengt. Uit deze medische informatie is ook niet gebleken dat eiser niet zou kunnen reizen of dat de benodigde medische behandeling in Litouwen niet beschikbaar is.
8.2.
De beroepsgrond slaagt. Uit het arrest C.K. volgt dat niet kan worden uitgesloten dat de overdracht van een asielzoeker met een ernstige mentale of lichamelijke aandoening op zichzelf een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van diens gezondheidstoestand zou inhouden. Of dit het geval is moet volgens het Hof van Justitie worden beoordeeld bij de beslissing over de overdracht van die asielzoeker of in het geval van een rechterlijke procedure, wanneer wordt geoordeeld over de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit, omdat de tenuitvoerlegging daarvan tot een onmenselijke of vernederende behandeling van die asielzoeker zou kunnen leiden. Hieruit volgt dat als een asielzoeker objectieve gegevens overlegt die de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en ook de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aantonen, de staatssecretaris bij het nemen van het overdrachtsbesluit dient te beoordelen wat het risico is dat die gevolgen zich voordoen. [15]
Uit de door eiser overgelegde medische informatie blijkt dat hij meerdere suïcidepogingen gedaan heeft en nog steeds kampt met suïcidale gedachten. De staatssecretaris heeft deze omstandigheden niet betrokken in het bestreden besluit. Dit levert een zorgvuldigheidsgebrek op. Daarnaast is de stelling dat niet is gebleken dat een overdracht aan Litouwen een onmenselijke en vernederende behandeling met zich meebrengt onvoldoende gemotiveerd.
Had de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser in behandeling moeten nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening?
9. Eiser betoogt dat van hem in alle redelijkheid niet verwacht kan worden dat hij terugkeert naar Litouwen gezien zijn eerdere ervaringen daar. Hij is suïcidaal vanwege zijn angst voor terugkeer naar Litouwen. Er zijn geen dan wel onvoldoende medische voorzieningen voor hem bij terugkeer naar Litouwen. Nederland dient de verantwoordelijkheid naar zich toe te trekken.
9.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat een asielaanvraag inhoudelijk in behandeling kan worden genomen op deze grondslag, wanneer er concrete aanwijzingen zijn dat verantwoordelijk lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Tot deze conclusie komt de staatssecretaris alleen als de vreemdeling in de verantwoordelijke lidstaat een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. De staatssecretaris concludeert dat eiser niet aannemelijk gemaakt heeft dat dit het geval is. Verder concludeert de staatssecretaris dat de verklaringen van eiser over wat hij heeft meegemaakt en over de situatie in Litouwen er niet toe leiden dat sprake is van een structurele tekortkomingen van de asielprocedure.
9.2.
Deze beroepsgrond slaagt. Omdat uit de medische stukken volgt dat eiser psychische klachten heeft en dat deze verband houden met de omstandigheden waarin hij heeft verbleven in Litouwen had het op de weg van de staatssecretaris gelegen om een Medi-First advies aan te vragen. De staatssecretaris heeft dit ten onrechte niet gedaan. Daarnaast heeft eiser tijdens zijn verblijf in Litouwen in de periode 2021-2022 verbleven in een situatie als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. In die situatie had de staatssecretaris moeten beoordelen of dergelijke omstandigheden ertoe leiden dat artikel 17 van de Dublinverordening moet worden toegepast. Indien die vraag ontkennend wordt beantwoord had de staatssecretaris dat moeten motiveren. De staatssecretaris heeft echter onvoldoende gemotiveerd dat dergelijke omstandigheden niet leiden tot toepassing van dit artikel. Er is daarom ook op dit punt sprake van een motiveringsgebrek.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond. Het besluit is genomen in strijd met het in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde vereiste van een zorgvuldige voorbereiding en et in artikel 3:46 van deze wet neergelegde vereiste van een deugdelijke motivering.. Daarom wordt het bestreden besluit vernietigd en draagt de rechtbank de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw (overdrachts)besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak, dan wel kenbaar te maken dat eiser wordt opgenomen in de nationale procedure.
11. Omdat het beroep gegrond is, bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris daarom in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde rechtmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de staatssecretaris op binnen acht weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak dan wel kenbaar te maken dat eiser wordt opgenomen in de nationale procedure;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Dit staat in artikel 28 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv).
3.Eiser heeft ter onderbouwing een mailwisseling tussen een C1-tolk in de taal Tamil en AVB Vertalingen overgelegd.
4.Als bedoeld in Rb Den Haag (zp Arnhem) 6 november 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:11372.
5.Dit volgt uit artikel 22 van de Dublinverordening.
6.Hieraan liggen de volgende bronnen ten grondslag:
7.ABRvS 1 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3166; Rb. Den Haag 17 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10737.
8.Brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 3 mei 2023 over de status van Dublinclaimanten in Litouwen.
9.Rb Den Haag (z.p. Arnhem) 24 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12718 en Rb Den Haag (z.p. Den Haag), 12 september 2023 (niet gepubliceerd).
10.Zo blijkt uit ‘Committee on Economic, Social and Cultural Rights Commends Lithuania's Climate Chance Measures. Asks About Discrimination Against Minorities and Gender Disparities’ | OHCHR, Roadmap Dublin transfer fact sheet - Lithuania (europa.eu) en
11.‘Information on procedural elements and rights of applicants subject to a Dublin transfer to Lithuania’, EUAA, Roadmap Dublin transfer fact sheet - Lithuania (europa.eu).
12.Rb Den Haag (zp Roermond) 7 februari 2020, zaaknummer NL19.30396 (niet gepubliceerd).
13.Hof van Justitie 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127 (
14.Aldus de mededeling van de gemachtigde van de staatssecretaris op de zitting.
15.ABRvS 3 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2986, r.o. 7.